ECLI:NL:RBROT:2013:BZ9515
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.H. Janssen
- J. L.M. Boek
- M.V. van Baaren
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen afwijzing onderzoekswensen door rechter-commissaris
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2013 een beslissing genomen op een bezwaarschrift van de verdachte, ingediend tegen de afwijzing van verzoeken tot het verrichten van onderzoekshandelingen door de rechter-commissaris. De rechtbank bespreekt eerst de nieuwe positie en bevoegdheden van de rechter-commissaris, zoals vastgelegd in de Wet versterking positie rechter-commissaris, en vergelijkt deze met de rol van de zittingsrechter. De rechtbank behandelt de verschillende fasen van het strafproces, waaronder de fase vóór en na het dagvaarden, en de fase van het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de onderzoekswensen van de verdachte en de rol van de rechter-commissaris in dit proces.
De verdachte had op 28 februari en 13 maart 2013 verschillende onderzoekswensen ingediend bij de rechter-commissaris, die op 29 maart 2013 deels zijn toegewezen en deels afgewezen. Tegen deze beslissing heeft de verdachte op 10 april 2013 een bezwaarschrift ingediend. Tijdens de raadkamer op 24 april 2013 zijn de officier van justitie, de verdachte en diens raadsman gehoord. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet ontvankelijk is in zijn bezwaar, omdat de rechter-commissaris in deze zaak op basis van een verwijzingsopdracht van de rechtbank handelt, waardoor artikel 182 lid 6 Sv niet van toepassing is. De rechtbank verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn bezwaar en legt de beslissing vast in de processtukken.