ECLI:NL:RBROT:2013:CA0079
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening voor maatschappelijke opvang op basis van artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een moeder met drie jonge kinderen, had verzocht om toegang tot maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke opvang (Wmo). De gemeente Rotterdam had deze aanvraag geweigerd op basis van regiobinding, wat volgens de voorzieningenrechter niet in overeenstemming was met de vereisten van een 'fair balance' tussen publieke en particuliere belangen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster en haar kinderen tot een kwetsbare groep behoren, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De voorzieningenrechter stelde vast dat verzoekster niet in staat was om bij familie of haar echtgenoot te verblijven en dat de kinderen in een pleeggezin waren geplaatst. Bovendien had verzoekster dringend behoefte aan onderdak en medische zorg na een recente bevalling. De voorzieningenrechter oordeelde dat de weigering van de gemeente om verzoekster en haar kinderen toegang te verlenen tot maatschappelijke opvang in strijd was met de positieve verplichting van de Staat om het privé- en gezinsleven van verzoekster en haar kinderen te beschermen. De voorzieningenrechter schorste het bestreden besluit en droeg de gemeente op om verzoekster en haar kinderen voor 9 mei 2013 toe te laten tot maatschappelijke opvang. Daarnaast werd de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.