ECLI:NL:RBROT:2014:10198

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
ROT 14-2188
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht niet-ontvankelijk verklaard bezwaar tegen gemeentelijke heffingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een aanslag gemeentelijke heffingen voor het jaar 2011, die haar volgens eigen zeggen nooit had bereikt. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard door verweerder. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen op de dag na de dagtekening van de aanslag, tenzij deze dag vóór de bekendmaking van de beschikking ligt. Verweerder had niet aangetoond dat de aanslag op de juiste wijze was verzonden, waardoor de rechtbank concludeerde dat eiseres niet in verzuim was geweest. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit van verweerder. Tevens werd bepaald dat de aanslag OZB voor de onroerende zaak ten onrechte aan eiseres was opgelegd en dat de aanslagen rioolheffing moesten worden verminderd. Eiseres kreeg ook de kosten van de aanmaning en het dwangbevel vergoed, evenals het betaalde griffierecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de rechtbank veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 14/2188

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 december 2014 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

gemachtigde: R.J. Hoogland,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats 2], verweerder,

gemachtigde: I. van Driel.

Procesverloop

Verweerder heeft bij aanslagnummer 381687016 met dagtekening 30 juni 2013 (de aanslag) voor het jaar 2011 een aantal gemeentelijke heffingen van in totaal € 475,- aan eiseres opgelegd. Het betreft voor zover van belang:
-een aanslag rioolheffing voor de onroerende zaken [a] (€ 63,-) en [b] (€ 63,-) te [plaats 1] (de onroerende zaken);
-een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) eigenaar (€ 193,-) en een aanslag OZB gebruiker (€ 156,-) voor [a].
Tevens heeft verweerder bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met gelijke dagtekening de waarde van de onroerende zaak [a] per waardepeildatum 1 januari 2010 vastgesteld op € 205.000,-.
Bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 14 februari 2014 (het bestreden besluit), heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de aanslag en beschikking niet-ontvankelijk verklaard. Ambtshalve heeft verweerder de aanslag OZB gebruiker vernietigd en de aanslag nader vastgesteld op € 319,-. De WOZ-beschikking is eveneens vernietigd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2014. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Tevens is voor verweerder verschenen J.P.W. Hamers, taxateur

Overwegingen

1. Met brief van 8 december 2013 maakt eiseres bezwaar tegen de aanslag gemeentelijke heffingen 2011. Eiseres geeft aan dat de aanslag haar nooit heeft bereikt en ook de (kennelijk verstuurde) aanmaning heeft haar nooit op het adres [a] te [plaats 1] bereikt. Het bezwaarschrift wordt ingediend naar aanleiding van de ontvangst van het dwangbevel van 30 november 2013. Eiseres verzoekt voortaan als correspondentieadres het postbusnummer[nr] te [plaats 2] te hanteren omdat de postbezorging op het nieuwe complex niet accuraat is.
2. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
In het verweerschrift stelt verweerder zich primair op het standpunt dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Subsidiair en inhoudelijk is verweerder van mening dat uit onderzoek bij het kadaster is gebleken dat eisers op 1 januari 2011 geen zakelijk gerechtigde was van de onroerende zaak [a] te [plaats 2]. De OZB eigenaar is daarmee ten onrechte aan eiseres opgelegd. Verweerder herhaalt het in het bestreden besluit ingenomen standpunt dat de WOZ beschikking ten onrechte is opgelegd. Omdat [a] en [b] zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering en eiseres sinds oktober 2011 gebruikster is van deze onroerende zaken is de rioolheffing van € 15,75 per maand per onroerende zaak, voor de maanden oktober tot en met december 2011 verschuldigd.
3.1
De beroepsgrond dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, slaagt.
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van de aanslag en beschikking, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking van de beschikking (artikel 6:8, eerste lid van de Awb in samenhang met artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen). De bekendmaking van een besluit geschiedt op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb door toezending of uitreiking. Verweerder draagt de bewijslast van feiten en omstandigheden die bepalend zijn voor de aanvang van de bezwaartermijn (Hoge Raad 12 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5902).
3.2
De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat de termijn voor het indienen van het bezwaar is aangevangen op de dag na 30 juni 2013. Verweerder voldoet niet aan de last om feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die de aanvang van de bezwaartermijn bepalen op 30 juni 2013. De rechtbank stelt vast dat verweerder de aanslag en beschikking op 30 juni 2013 niet aangetekend heeft verzonden. Uit een juiste adressering op een aanslag of beschikking volgt niet dat die aanslag of beschikking ter post is bezorgd.
3.3
In het dossier bevindt zich, naast het dwangbevel (kosten € 65,-) van 30 november 2011 een aanmaning (kosten € 15,-) van 1 november 2011. Eiseres heeft na ontvangst van het dwangbevel op 7 december 2013 bezwaar gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest. Het bezwaar van eiseres is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
4. De rechtbank ziet aanleiding op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b van de Awb te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit en overweegt het volgende.
4.1
De rechtbank volgt het nadere standpunt van verweerder dat de aanslag OZB eigenaar voor de onroerende zaak [a] ten onrechte aan eiseres is opgelegd. De aanslagen rioolheffing voor de onroerende zaken dienen te worden verminderd met een maand. Daarnaast heeft verweerder ter zitting ingestemd met het aan eiseres vergoeden van de kosten van aanmaning ten bedrage van € 15,- en kosten dwangbevel ten bedrage van € 65,-. Dat betekent dat de bij het bestreden besluit gehandhaafde aanslag met nummer 381687016 (ook) wordt herroepen voor zover die ziet op de OZB eigenaar ten bedrage van € 193,-. Voor zover de aanslag ziet op de rioolheffing [a] en [b] wordt deze vastgesteld op een bedrag van twee maal 3 maanden à € 15,75 = € 47,25.
4.2
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 328,- vergoedt.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.217,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde van € 243,- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487,- en wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept de aanslag met nummer 381687016 voor zover deze ziet op OZB gebruiker en OZB eigenaar en bepaalt dat de aanslag rioolheffing voor het jaar 2011 voor
[b] € 47,25 en voor [a] € 47,25 bedraagt;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 328,- vergoedt,
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een bedrag van € 80,- ter zake van de kosten van aanmaning en dwangbevel vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.217,- te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A.C. van Nifterick, voorzitter, mr. J.J. Klomp en
mr. A.W. Schep, rechters, in aanwezigheid van mr. M. Noordegraaf, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).