ECLI:NL:RBROT:2014:10656

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2014
Publicatiedatum
5 januari 2015
Zaaknummer
C/10/457240 / HA ZA 14-847
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en onrechtmatige daad in civiele procedure

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, ging het om een bevoegdheidsincident in een civiele procedure. De eiseressen, Chemoil Europe B.V. en andere vennootschappen, stelden dat de rechtbank bevoegd was om kennis te nemen van hun vorderingen tegen de gedaagde, Oilko Mineralölprodukte Vertriebsgesellschaft mbH, gevestigd in Duitsland. De gedaagde voerde aan dat de Nederlandse rechter onbevoegd was, omdat hij woonachtig was in Duitsland en de onrechtmatige daad zich daar had voorgedaan. De rechtbank diende te beoordelen of zij bevoegd was op basis van de EEX-Verordening, die internationale bevoegdheid regelt in civiele en handelszaken.

De rechtbank overwoog dat de plaats waar de initiële schade was ingetreden, Rotterdam was, waar de door Oilko geleverde partij MDO blend de goederen van Chemoil had beschadigd. De rechtbank verwierp het verweer van de gedaagde en oordeelde dat de vordering tot onbevoegdverklaring moest worden afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde in het ongelijk was gesteld en veroordeelde hem in de proceskosten van het incident. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 24 december 2014, en de zaak werd opnieuw op de rol gezet voor beraad over een comparitie.

De uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 5 aanhef en onder 3 van de EEX-Verordening, dat bepaalt dat een persoon die woonplaats heeft in een lidstaat kan worden opgeroepen voor de rechter van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. Dit vonnis is van belang voor de interpretatie van internationale bevoegdheid in gevallen van onrechtmatige daad, vooral wanneer de feiten zich over verschillende landen uitstrekken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/457240 / HA ZA 14-847
Vonnis in incident van 24 december 2014
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CHEMOIL EUROPE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de naamloze vennootschap
AMLIN EUROPE N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
4. de naamloze vennootschap
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
5. de naamloze vennootschap
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Brussel,
6. de naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
7. de naamloze vennootschap
ACHMEA PENSIOEN- EN LEVENSVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
8. de naamloze vennootschap
NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERINGEN MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
9. de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABN AMRO ASSURADEUREN B.V.,
gevestigd te Zwolle,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. P.W. Tubbergen te Rotterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
OILKO MINERALÖLPRODUKTE VERTRIEBSGESELLSCHAFT MBH,
gevestigd te Haan, Duitsland,
gedaagde in de hoofdzaak,
2.
[gedaagde2],
wonende te [woonplaats], Duitsland,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. R. Sinke te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Chemoil Europe B.V. c.s. en Oilko respectievelijk [gedaagde2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord van Oilko;
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde2] tevens houdende de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering en het verweer in het incident

2.1.
[gedaagde2] concludeert dat de rechtbank zich - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - onbevoegd zal verklaren van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen, met veroordeling van Chemoil Europe B.V. c.s. in de proceskosten. Daartoe stelt [gedaagde2] – zakelijk weergegeven – het volgende.
2.2.
De Nederlands rechter is onbevoegd. [gedaagde2] heeft de Duitse nationaliteit en is aldaar woonachtig. Volgens de hoofdregel van artikel 2 EEX-Vo dient hij te worden opgeroepen voor het gerecht van zijn woonplaats. De gestelde onrechtmatige daad – het beweerdelijke verzwijgen dat de partij olie die hij verkocht een minerale olie was terwijl hij wist dat het om een plantaardige olie ging – zou vanuit het kantoor van Oilko zijn geschied zodat het ‘Handlungsort’ (de plaats waar het schadetoebrengende feit zich heeft voorgedaan) Haan, Duitsland, is. De plaats waar de schade is ingetreden (‘Erfolgsort’) is op zee, buiten de Nederlandse territoriale wateren. Artikel 6 lid 1 EEX-Vo is niet van toepassing omdat geen van de gedaagden in Nederland gevestigd of woonachtig is. Daarenboven bestaat onvoldoende samenhang tussen de vorderingen tegen Oilko en [gedaagde2]. De vordering tegen Oilko is gebaseerd op overeenkomst terwijl de grondslag voor de vordering op [gedaagde2] onrechtmatige daad is.
2.3.
Chemoil Europe B.V. c.s. concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis met veroordeling van [gedaagde2] in de kosten van het incident. Daartoe voert Chemoil Europe B.V. c.s. – zakelijk weergegeven – het volgende aan.
2.4.
Het onrechtmatig nalaten Chemoil te informeren is in Nederland geschied. De plaats waar de schade is ingetreden is Rotterdam. De partij MDO blend is in Rotterdam vermengd met MDO (Marine Diesel Oil) en heeft zo een verder goede partij MDO bedorven. Ook de overige schade vindt haar oorsprong in de Rotterdamse haven waar de als gevolg van de onrechtmatige gedragingen van [gedaagde2] te zure MDO werd uitgeleverd aan de schepen en daar van het begin af aan een gevaar vormde voor mensen en goederen. De oorspronkelijke bevoegdheid van de rechtbank aangaande Oilko was gebaseerd op artikel 6 lid 2 EEX-Vo, namelijk een vordering tot vrijwaring. Op grond van het feit dat de rechtbank bevoegd was om de verklaring voor recht te geven is zij thans ook bevoegd tot de schadestaatprocedure. Het lijkt in de bedoeling van de EEX-Vo te liggen dat – indien bij voortzetting van de procedure bekend wordt dat een andere, oorspronkelijk niet in vrijwaring gedagvaarde partij zoals in casu [gedaagde2] mede aansprakelijk is – de vordering tegen deze partij voor dezelfde rechter gebracht kan worden waar de oorspronkelijke vordering aanhangig is geweest. De vorderingen op Oilko en [gedaagde2] hangen wel nauw samen.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
[gedaagde2] heeft tijdig (in zijn eerste processtuk) een beroep op onbevoegdheid gedaan.
3.2.
Eiseres sub 5 is in Brussel, België, gevestigd en Oilko en [gedaagde2] in Duitsland. Chemoil Europe B.V. c.s. hebben hun vorderingen in de hoofdzaak in Nederland aanhangig gemaakt. Daarom is sprake van een internationaal geval waarop de EEX-Vo van toepassing is. Ingevolge artikel 5 aanhef en onder 3 EEX-Vo kan een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een door die verordening gebonden staat, ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad in een andere lidstaat worden opgeroepen: voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen. Indien de plaats van handeling en plaats van schade door die handeling uiteenlopen heeft het Hof van Justitie (30 november 1976, NJ 1977,494 Kalimijnen) bepaald dat artikel 5 sub 3 EEX-Vo aldus moet worden verstaan dat zij zowel doelt op de plaats waar de schade is ingetreden, als op de plaats van de veroorzakende gebeurtenis die aan de schade ten grondslag ligt. De gedaagde kan – ter keuze van eiser – voor de rechter van de ene dan wel van de andere plaats worden opgeroepen.
3.3.
Op prejudiciële vragen van de Hoge Raad heeft het Hof van Justitie geantwoord dat in de desbetreffende zaak, waarin vermenging van micromix (met een te hoog cadmiumgehalte) met kunstmest aan de orde was, de term ‘plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ duidt op de plaats waar de initiële schade is ingetreden bij het normale gebruik van het product voor het doel waarvoor het bestemd is (ECLI:NL:HR:2010:BN1405).
3.4.
Ten aanzien van de gestelde onrechtmatige daad van [gedaagde2] kan als plaats van de veroorzakende gebeurtenis worden aangemerkt de plaats waar [gedaagde2] beweerdelijk ‘gezwegen/onrechtmatig nagelaten’ heeft, derhalve Haan, Duitsland, waar het kantoor van Oilko gevestigd is. Anders dan [gedaagde2] stelt kan als plaats waar de initiële schade is ingetreden worden aangemerkt de plaats waar de door Oilko/[gedaagde2] geleverde partij MDO blend de goederen van Chemoil heeft beschadigd, te weten Rotterdam. Chemoil heeft de geleverde (te zure) MDO-blend immers in de landtanks van het toenmalige Paktank in Rotterdam Botlek vermengd met een goede partij MDO waardoor deze goede partij is bedorven. Dit betekent dat de vordering tot onbevoegdverklaring wordt afgewezen.
3.5.
[gedaagde2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt [gedaagde2] in de kosten van het incident, aan de zijde van Chemoil Europe B.V. c.s. tot op heden begroot op € 452,00,
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
7 januari 2015voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie.
Dit vonnis is gewezen door mr C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2014.
1573/32