Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[gedaagde2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 juli 2013
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 28 november 2013 met de daaraan gehechte bijlagen;
- een akte uitlaten na comparitie van partijen zijdens de curator tevens houdende vermindering van eis in conventie, met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 8 september 2014, met als bijlagen de brieven van mr. drs. Verhoeff d.d, 3 januari 2014 en mr. Borrius d.d. 8 januari 2014.
2.De feiten
De aandelen in [eiser] werden tot 6 november 2009 gehouden door [oprichter] nadien door [gedaagde2].
[eiser] exploiteerde te Bleiswijk een fabriek waar remschoenen voor vrachtwagens werden geproduceerd.
heeft de activiteiten van [oprichter] in Engeland voortgezet.
De verzekeringspremies van de gehele inboedel ad € 4.000,- per jaar zijn steeds door [eiser] voldaan.
Op 28 juni 2012 heeft de curator de op 6 juni 2012 door [gedaagde2] opgestelde jaarrekening 2010/2011 van [eiser] ontvangen. Daarin staan de voorraden opgenomen voor € 37.282,00 en de overige vaste activa voor € 7.809,-.
Volgens deze jaarrekening heeft [gedaagde1] van [eiser] een bedrag van € 75.533,- te vorderen.
“Work carried out for [gedaagde1] for the period 01/10/2009 to 30/09/2010 Charges for providing a Know-How package, including collecting and transmitting all documents relevant to establishing a Drum Brake-shoe relining facility. Supplementary charges for marketing services.”.
- [gedaagde1] en [gedaagde2] persoonlijk [eiser] hebben gefinancierd en dat door hen aan [eiser] verstrekte leningen zijn afgeboekt in ruil voor door [eiser] verrichte werkzaamheden;
- de machines en de voorraden in de fabriek van [eiser] te Bleiswijk aanvankelijk eigendom waren van [oprichter], dat deze in november 2009 zijn gekocht door [gedaagde1] en door haar aan [eiser] ter beschikking zijn gesteld (in consignatie gegeven) op voorwaarde dat [eiser] de kosten van opslag, vervoer naar [gedaagde1] en afschrijvingen voor haar rekening zou nemen;
- [eiser] voorraden heeft gekocht van [gedaagde1] en van een andere vennootschap van [gedaagde2]: Crown Distributors Ltd (hierna:[betrokkene1]) waarop deze voorraden bij gebrek aan betaling door hen zijn teruggenomen en [eiser] daarvoor is gecrediteerd.
Loans provided bij [gedaagde1] € 228.917,82
[eiser] invoices paid by [gedaagde1] € 24.259,66
Goods invoices to [eiser] by [gedaagde1] € 77.842,03
Credit note for Assembly work (€ 1.341,--)
Total amount invoiced by [eiser]
(€264.107,57)Balance owed to [gedaagde1] € 65.571,94
€ 1,- waarna toewijzing en verkoop van deze zaken aan [gedaagde1] zal volgen. De curator heeft zich daarbij verbonden schriftelijk bewijs voor het hoogste bod aan [gedaagde1] verstrekken.
€ 4.000,- en een telefonisch bod van [betrokkene2] (de verhuurder van de bedrijfsruimte van [eiser]) van € 1.500,- voor de verfmachine. De curator heeft een en ander kenbaar gemaakt aan [gedaagde1]. [gedaagde1] heeft hierop ondanks daartoe door de curator geboden gelegenheid, geen (hoger) bod uitgebracht. De curator heeft de verfmachine vervolgens aan genoemde derden verkocht. De verkoopopbrengst bedraagt € 5.500,-.
3.De vordering in conventieDe curator vordert, na vermindering van eis, dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primairdat [gedaagde2] zijn taak als bestuurder kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld in de zin van artikel 2:248 BW, dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement van [eiser] en dat [gedaagde2] dus aansprakelijk is voor het bedrag van de schulden van [eiser] voorzover deze niet uit de baten kunnen worden voldaan;
subsidiairdat [gedaagde2] zijn taak als bestuurder niet behoorlijk heeft vervuld in de zin van artikel 2:9 BW en dat [gedaagde2] dus aansprakelijk is voor het bedrag van de schulden van [eiser] voorzover deze niet uit de baten kunnen worden voldaan en
meer subsidiairdat [gedaagde2] onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gezamenlijke crediteuren van [eiser] in de zin van artikel 6:162 BW, zodat [gedaagde2] aansprakelijk is voor het bedrag van de schulden van [eiser] voorzover deze niet uit de baten kunnen worden voldaan;
4.Het verweer in conventie
5.De vorderingen in reconventie
6.Het verweer van de curator in reconventie
7.De bevoegdheid van de rechtbank en het toepasselijk recht
8.De beoordeling in conventie en in reconventie
Hiermee zou tevens het verschil in de balans waarde van de voorraden van [eiser] in 2010/2011 ten opzichte van het jaar voordien zijn verklaard.
€ 25.000,- toekomt aan [gedaagde1] en dus door haar onverschuldigd is betaald met een bevel aan de curator om uitbetaling van dit bedrag aan [gedaagde1] te gehengen en te gedogen) voor toewijzing vatbaar is.
De schade die [gedaagde1] heeft ondervonden doordat [gedaagde1] dit bedrag op de derdenrekening moest betalen, wordt door de rechtbank ex aequo en bono vastgesteld op de wettelijke rente vanaf depotdatum. Een schadestaatprocedure kan in dit verband achterwege blijven.
Het is de rechtbank, zonder nadere toelichting, die er niet is, onduidelijk ten aanzien van welke voorraden en op welke gronden de curator zijn standpunt handhaaft dat deze door [gedaagde1] paulianeus zijn verscheept.
De curator heeft zich immers in (alinea 12 van) diezelfde akte op het standpunt gesteld dat hij de kwestie van de sterk gereduceerde voorraden van € 193.675,- per ultimo september 2010 tot € 37.282,- ultimo september 2011, als afgedaan beschouwd omdat de facturen 0005 en 0006 in samenhang met de creditnota 0008 van[betrokkene1] overeenstemmen met de brugstaat van [eiser] voor 2010/2011 waarop[betrokkene1] als handelscrediteur staat vermeld voor een bedrag van € 132.700,45.
Nu de curator aldus niet langer betwist dat[betrokkene1] het overgrote deel van de voorraden in eigendom terug heeft genomen, is daarmee het bewijsvermoeden als bedoeld in artikel 3:107 jo 3:109 en 3:118 jo 3:119 BW, door [gedaagde1] met betrekking tot het overgrote deel van de in Bleiswijk aanwezige (en deels van daaruit verscheepte) voorraden ontzenuwd. Dat [gedaagde1] op de vrachtbrieven staat vermeld, waar dit ten aanzien van - het overgrote deel van - de voorraden kennelijk[betrokkene1] had moeten zijn, maakt dit niet anders.
Het had op de weg van de curator gelegen zijn stelling ten aanzien van de voorraden te verduidelijken, nu hij dit niet deed mist de - door de curator gehandhaafde - stelling dat de verscheepte voorraden eigendom zijn van [eiser] en door [gedaagde1] paulianeus aan de boedel zouden zijn onttrokken, feitelijke en juridische onderbouwing.
€ 91.407,99 met een verklaring voor recht dat [gedaagde1] onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gezamenlijke crediteuren van [eiser] en derhalve aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade - dient te worden afgewezen.
€ 50.000,-; de curator te veroordelen dit bedrag aan [gedaagde1] uit te betalen en voor recht te verklaren dat [gedaagde1] de eigenaar was van de verfmachine en de voorraden in Bleiswijk en dat de opbrengst van de verkoop aan haar toekomt.
In de onderhavige zaak waren de eigendomsverhoudingen ten aanzien van voorraden en machines geenszins aanstonds duidelijk. Dit klemt temeer daar [eiser] zelf faillissement aanvroeg. Voorzover de juridische eigendomsverhoudingen afweken van de door de curator feitelijk aangetroffen situatie - voorraden en machines stonden in de fabriek van [eiser] dan wel waren daarvan afkomstig toen ze werden verscheept - zou van [eiser] mogen worden verwacht dat de eigendom van deze goederen deugdelijk onderbouwd aan de curator kon worden kenbaar gemaakt. Achteraf bezien is veel van wat [gedaagde2] als bestuurder heeft meegedeeld, juist gebleken maar op onderdelen was zijn verhaal niet consistent (voorraden van [gedaagde1] of[betrokkene1]) en op de onderbouwing daarvan heeft de curator lang moeten wachten (op de creditnota terzake de voorraden, bijna twee jaar). Dat het geschil ten aanzien van de in Bleiswijk aangetroffen voorraden en machines op enig moment tot een kort geding leidde, is gelet op de kosten van de bedrijfsruimte te Bleiswijk met het oog op de belangen die de curator behartigt ten aanzien van de crediteuren, niet onzorgvuldig. Bij de totstandkoming van de schikking is rekening gehouden met de mogelijkheid dat niet de curator maar [gedaagde1] in het gelijk zou worden gesteld.
Uit de eigen stellingen van [gedaagde1] volgt dat de verfmachine aldus door de curator is aangeboden voor 3% van de door [gedaagde1] daaraan toegekende waarde. [gedaagde1] kwalificeert dit in de onderhavige procedure als “voor niets weggegeven”. In het proces-verbaal van de schikking is niet opgenomen wanneer de curator zijn hoogste bod schriftelijk moest onderbouwen. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien met welk – rechtens te respecteren – belang [gedaagde1] niet op dit bod is ingegaan door dit met € 1,- te overtreffen en heeft vastgehouden aan een – tevoren aan hem te verschaffen schriftelijk bewijs van dit bod. Ook meer algemeen valt niet in te zien dat [gedaagde1] een reden had om aan de juistheid van de mededeling van de curator over dit telefonische bod te twijfelen. Inmiddels bevindt zich van de daarop uitgevoerde transactie (verrekening) en daarmee dus ook van het bod, een schriftelijke bevestiging in het dossier.
€ 1,- boven het aan de curator aangeboden bedrag van € 1.500,- kunnen de gevolgen daarvan niet in redelijkheid aan de curator worden toegerekend.
8.10. Voorzover [gedaagde1] cs met de vordering een aansprakelijkheid van de curator in persoon hebben beoogd overweegt de rechtbank – mogelijk ten overvloede – het volgende.
De faillissementscurator kan wegens een onzorgvuldige uitoefening van zijn wettelijke taak tot beheer en vereffening van de boedel persoonlijk aansprakelijk zijn jegens degenen in wier belang hij die taak uitoefent, te weten de (gezamenlijke) schuldeisers, en jegens derden met de belangen van wie hij bij de uitoefening van die taak rekening heeft te houden, zoals de gefailleerde. Voor zover de faillissementscurator bij de uitoefening van zijn taak niet is gebonden aan regels, komt hem in beginsel een ruime mate van vrijheid toe. De curator dient zich te richten naar het belang van de boedel, maar het is in beginsel aan zijn inzicht overgelaten op welke wijze en langs welke weg dat belang het beste kan worden gediend. Hetzelfde geldt voor de wijze waarop hij rekening houdt met andere bij het beheer en de afwikkeling van de boedel betrokken belangen en voor de wijze waarop hij bij dat beheer of die afwikkeling uiteenlopende, soms tegenstrijdige belangen tegen elkaar afweegt. Bij de toepassing van deze norm heeft de rechter de vraag te beantwoorden of, uitgaande van bedoelde vrijheid, een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht, in de gegeven omstandigheden in redelijkheid tot de desbetreffende gedragslijn zou hebben kunnen komen. Bij deze toetsing past, zoals uit de norm van het arrest naar haar aard volgt, terughoudendheid. Voor persoonlijke aansprakelijkheid is immers vereist dat de curator ook persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt van zijn handelen. Daarvoor is vereist dat hij gehandeld heeft terwijl hij het onjuiste van zijn handelen inzag dan wel redelijkerwijze behoorde in te zien.
De curator heeft in dit overzicht het bedrag van de leningen van € 228.917,82 gewijzigd in een bedrag van € 55.100,44 omdat uit de – inmiddels – overgelegde brugstaat van [eiser] voor 2010/2011 blijkt van een schuld van [eiser] aan [gedaagde1] ter zake van de “[gedaagde1] Loan” van € 55.100,44. Het overzicht van de curator ziet er als volgt uit.
[eiser] invoices paid by [gedaagde1] € 24.259,66
Goods invoices to [eiser] by [gedaagde1] € 77.842,03
Credit note for Assembly work (€ 1.341,--)
Total amount invoiced by [eiser]
(€264.107,57)Balance owed to [gedaagde1] (€108.245,44)
Volgens [gedaagde1] is deze factuur louter uitgeschreven om (het restant van) de eerder door [gedaagde1] aan [eiser] verstrekte lening ad € 228.917,82 tot een bedrag van € 217.425,- te verrekenen en aldus kwijt te schelden.
€ 228.917,82.
(ad bb) Krachtens artikel 2:10 BW is het bestuur verplicht van de vermogenstoestand van de rechtspersoon en van alles betreffende de werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren (en te bewaren) dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend. Om te voldoen aan deze verplichting is voldoende dat de administratie zodanig is dat een snel inzicht kan worden verkregen in de debiteuren en crediteurenpositie op enig moment en dat deze posities en de stand van de liquiditeiten, gezien de aard en omvang van de onderneming een redelijk inzicht geven in de vermogenspositie van de onderneming.
De vermogenspositie van [eiser] was ten tijde van de faillietverklaring niet inzichtelijk. De wisselende stellingname door [gedaagde2] inzake eigendom van [gedaagde1] dan wel[betrokkene1] heeft aan die inzichtelijkheid niet bijgedragen. Ondanks aandringen van de curator heeft [gedaagde2] nooit de volledige administratie aan de curator overhandigd. Dat zou wel te verwachten zijn geweest, gelet op de toezegging van [gedaagde2] ter comparitie maar ook vanwege diens stellingname dat de hoofdadministratie van [eiser] zich in Engeland bevond. Dat de machines en voorraden in Bleiswijk niet van [eiser] waren, maar aan haar in consignatie waren gegeven, was op grond van de administratie geenszins eenvoudig te achterhalen.
Nadat de RDW toestemming had gegeven voor de productie en levering van de remschoenen heeft[betrokkene1] een aanzienlijke voorraad [eiser] friction linings (remschoenen) geleverd aan [eiser]. De voorziene hoge omzet van [eiser] is echter uitgebleven omdat de concurrenten hun prijzen verlaagden. DAF was een klant die bedenkingen had bij de geringe omvang van [eiser]. Dat leidde tot een reorganisatie bij [eiser]. Helaas kwam er een nieuwe technologische ontwikkeling en besloot DAF de remschoenen in eigen beheer te gaan maken. Toen had [eiser] geen gezonde toekomst meer en is besloten om de onderneming te staken.
De curator heeft deze door [gedaagde2] aangevoerde omstandigheden, onweersproken gelaten.
(ad cc) Voorzover deze vorderingen zijn gebaseerd op paulianeus handelen door [gedaagde2], geldt daarvoor hetzelfde als hierboven ten aanzien van [gedaagde1] is overwogen, aan deze stelling is de feitelijke grondslag komen te ontvallen.
Voorzover de vorderingen zijn gebaseerd op de onder aa en bb bedoelde tekortkomingen geldt als hierboven overwogen dat dit niet leidt tot aansprakelijkheid voor het boedeltekort, nu [gedaagde2] het bewijsvermoeden dat het faillissement daardoor is veroorzaakt, heeft weerlegd. Dat het onder aa en bb bedoelde onbehoorlijk bestuur anderszins schade heeft veroorzaakt, is noch gesteld, noch aannemelijk geworden.
Van de vorderingen in reconventie zijn de vordering strekkende tot uitbetaling aan [gedaagde1] van het bedrag op de derdengeldrekening van € 25.000,- en tot betaling van de opbrengst van de verfmachine ad € 1.500,-, een en ander te vermeerderen met wettelijke rente ten laste van de boedel toewijsbaar als na te melden. De overige vorderingen in reconventie dienen te worden afgewezen. Ten aanzien van de vorderingen in reconventie merkt de rechtbank mogelijk ten overvloede op dat, hoewel ook [gedaagde2] als eiser in reconventie is aangemerkt, zien geen van de vorderingen op een aansprakelijkheid jegens [gedaagde2], zodat de vorderingen voorzover door [gedaagde2] ingesteld, ook reeds daarom dienen te worden afgewezen.
8.000,00(4 punt × tarief € 2.000,00)
9.De beslissing
- veroordeelt de curator in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de curator qq niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
beveelt de curator om uitbetaling van dit bedrag aan [gedaagde1] te gehengen en te gedogen;
veroordeelt de curator qq tot betaling aan [gedaagde1] van de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het bedrag van € 25.000,- vanaf depot datum tot aan de dag van betaling, als schadevergoeding vanwege de schade die zij heeft ondervonden door dit bedrag op de derdenrekening te moeten betalen;
39/1354/1541