In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 6 maart 2014, wordt een zaak behandeld waarin eiseres, een bedrijf, in beroep is gegaan tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar door de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. De staatssecretaris had eerder een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtreding van de Spoorwegwet. Eiseres betoogt dat zij procesbelang heeft bij de beoordeling van het ingetrokken besluit, omdat zij schadevergoeding wenst te verkrijgen. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet op een toereikende motivering berust, aangezien de staatssecretaris erkent dat het primaire besluit deels onrechtmatig is, maar ook stelt dat het deels rechtmatig is. Dit leidt tot de conclusie dat eiseres een concreet procesbelang heeft bij de herroeping van het besluit.
De rechtbank verwijst naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en stelt dat zij het bestuursorgaan in de gelegenheid stelt om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De termijn voor herstel is vastgesteld op acht weken na verzending van de tussenuitspraak. Indien verweerder geen gebruik maakt van deze gelegenheid, dient hij dit binnen twee weken aan de rechtbank te melden. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, inclusief de beslissing over proceskosten en griffierecht.
De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door rechter J.H. de Wildt, met griffier R.P. Evegaars aanwezig. Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open, maar kan dit wel gelijktijdig met een eventuele einduitspraak worden ingesteld.