ECLI:NL:RBROT:2014:1410

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2014
Publicatiedatum
27 februari 2014
Zaaknummer
ROT 13/3343
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak bestuursrechtelijke procedure inzake last onder bestuursdwang en niet-ontvankelijk verklaring bezwaar

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 6 maart 2014, wordt een zaak behandeld waarin eiseres, een bedrijf, in beroep is gegaan tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar door de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. De staatssecretaris had eerder een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtreding van de Spoorwegwet. Eiseres betoogt dat zij procesbelang heeft bij de beoordeling van het ingetrokken besluit, omdat zij schadevergoeding wenst te verkrijgen. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet op een toereikende motivering berust, aangezien de staatssecretaris erkent dat het primaire besluit deels onrechtmatig is, maar ook stelt dat het deels rechtmatig is. Dit leidt tot de conclusie dat eiseres een concreet procesbelang heeft bij de herroeping van het besluit.

De rechtbank verwijst naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en stelt dat zij het bestuursorgaan in de gelegenheid stelt om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De termijn voor herstel is vastgesteld op acht weken na verzending van de tussenuitspraak. Indien verweerder geen gebruik maakt van deze gelegenheid, dient hij dit binnen twee weken aan de rechtbank te melden. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, inclusief de beslissing over proceskosten en griffierecht.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door rechter J.H. de Wildt, met griffier R.P. Evegaars aanwezig. Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open, maar kan dit wel gelijktijdig met een eventuele einduitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 13/3343
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht van 6 maart 2014 in de zaak tussen

[bedrijf], te [vestigingsplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. V.J.A. Sütö,
en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 juni 2012 (het primaire besluit) heeft de minister van Infrastructuur en Milieu aan eiseres een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtreding van artikel 3 van de Spoorwegwet.
Bij besluit van 26 april 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2014. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door mr. J. Veldman. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

1.
Voor de in deze zaak relevante feiten en omstandigheden verwijst de rechtbank naar de uitspraak van haar voorzieningenrechter van 7 december 2012, ECLI:NL:RBROT:2012:BY7877.
2.
Bij besluit van 4 april 2013 heeft verweerder de last met ingang van 8 april 2013 opgeheven.
3.
Vervolgens heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen belang meer zou hebben bij een inhoudelijke beslissing op bezwaar, nu enerzijds het besluit, waartegen het bezwaarschrift zich richtte, is ingetrokken en anderzijds een separaat schadevergoedingsverzoek met betrekking tot de last onder dwangsom in behandeling is.
4.
Eiseres heeft betoogd dat haar procesbelang gelegen is in het verkrijgen van schadevergoeding. Zij stelt dat, indien ook maar enigszins aannemelijk is of indien niet volstrekt uitgesloten moet worden geacht dat zij schade heeft geleden als gevolg van het inmiddels ingetrokken besluit, zij haar procesbelang behoudt bij de beoordeling van dat ingetrokken besluit.
5.
Dit betoog slaagt. Hoewel uit de gedingstukken blijkt dat verweerder erkent dat het primaire besluit deels onrechtmatig is, blijkt daaruit ook dat volgens verweerder het besluit deels wel rechtmatig is. Uit de stukken blijkt eveneens dat verweerder, voor zover hij het primaire besluit rechtmatig acht, slechts bereid is schade te vergoeden als gevolg van rechtmatig overheidshandelen, waarbij verweerder andere – voor eiseres ongunstiger - vergoedingscriteria hanteert dan in het geval het onrechtmatig overheidshandelen zou betreffen. Dit betekent dat eiseres een concreet procesbelang heeft bij (volledige) herroeping van een al dan niet in bezwaar gewijzigd primair besluit. Het bestreden besluit berust om die reden niet op een toereikende motivering. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te (laten) herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen dient in dit geval te geschieden met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Omdat verweerder eiseres op grond van artikel 7:2 van de Awb nog moet horen, bepaalt de rechtbank de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
7.
Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb zo spoedig mogelijk - in dit geval binnen twee weken na verzending van deze uitspraak - meedelen aan de rechtbank.
8.
Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen zes weken te reageren op het herstelbesluit van verweerder. De rechtbank zal alsdan bezien of nader verweer aangewezen is, waarna de rechtbank in beginsel - al dan niet na verwijzing naar een meervoudige kamer - een nadere zitting zal vaststellen.
9.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij nu over de proceskosten en het griffierecht nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak,
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.