Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 maart 2014 in de zaak tussen
[eiser], te Berkel en Rodenrijs, eiser,
De korpschef van politie van de regionale eenheid Rotterdam, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
“[Eiser] zei toen tegen mij dat als er één iemand was op district Noord met wie hij vreemd zou kunnen gaan, dat ik dat was. (…) ik draaide mijn hoofd om. Ik vond het niet fijn dat [eiser] dit tegen mij zei. Het voelde onprettig.”
Over het tweede incident verklaart [betrokkene 2] “ik stopte de kaart in een envelop en likte deze dicht. Toen ik weer in de auto instapte was [eiser] aan het lachen. Ik vroeg waarom hij lachte en [eiser] zei dat hij dit niet kon zeggen. Ik zei dat [eiser] het gewoon moest zeggen. [Eiser] zei toen “jij kan ook lekker likken”.”
Naar [betrokkene 2] verklaart over het derde incident waarbij zij vroeg of zij de auto mocht besturen, heeft eiser gezegd “oh, kan ik lekker aan je benen zitten” en reageerde [betrokkene 2] daarop met “een boze blik en daarmee was het klaar.”.
Over het vierde incident verklaart [betrokkene 2], toen zij een slaapplaats vroeg aan een collega gelet op het slechte weer “ik stond voorover gebukt en hoorde plotseling achter mij de stem van [eiser] “je kan ook bij mij slapen hoor. Dan kan je bij mijn vrouw in bed, op de bank of tussen ons in”. Ik draaide mijn hoofd om en zag dat [eiser] heel dicht achter mij stond. (…) Het kwam heel dominerend over.”
heeft de incidenten niet gemeld, “omdat het haar niet raakte”. Ze vertelt het nu