ECLI:NL:RBROT:2014:1876

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
14 maart 2014
Zaaknummer
C/10/358870 / HA ZA 10-2221
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stamrechtovereenkomst en de verhouding met vaststellingsovereenkomst bij beëindiging bestuurderschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen [eiser] en de besloten vennootschap All Air B.V. over een stamrechtverplichting die voortvloeit uit een stamrechtovereenkomst en een vaststellingsovereenkomst. De procedure is gestart op 23 juni 2010 en heeft geleid tot een vonnis op 19 februari 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] en [Persoon 1] tot 26 november 2004 bestuurders waren van All Air en dat zij een vaststellingsovereenkomst hebben ondertekend waarin afspraken zijn gemaakt over hun samenwerking en de stamrechtverplichtingen. [eiser] heeft op 20 februari 2012 de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, maar All Air heeft geweigerd om inzicht te geven in de waarde van het stamrecht en heeft geen uitbetalingen gedaan.

In de vordering verzoekt [eiser] de rechtbank om te verklaren dat All Air B.V. een stamrechtverplichting heeft en dat zij gehouden is om uit te keren. All Air verzet zich tegen deze vordering en stelt dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat All Air onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar verweer. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van [eiser] kan worden toegewezen, zij het in gewijzigde vorm, waarbij de stamrechtverplichting van All Air B.V. wordt erkend, met inachtneming van bepaalde bedragen die in mindering moeten worden gebracht.

De rechtbank heeft de zaak verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling, waarbij All Air een specificatie van de waarde van het stamrecht moet overleggen. De beslissing van de rechtbank houdt in dat er duidelijkheid moet komen over de hoogte van het stamrecht voordat het kan worden afgestort bij een levensverzekeraar. De zaak is van belang voor de rechtsverhouding tussen bestuurders en vennootschappen, vooral in het kader van stamrechtverplichtingen en de gevolgen van beëindiging van bestuurderschap.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
Zaaknummer / rolnummer: C/10/358870 / HA ZA 10-2221
Vonnis van 19 februari 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. P. Schrauwen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALL AIR B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. S.J. Nauta.
Partijen zullen hierna [eiser] en All Air genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 juli 2013,
  • het proces-verbaal van comparitie van 5 november 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
De rechter die de laatste comparitie heeft geleid is niet meer werkzaam binnen de Afdeling Privaatrecht van de rechtbank. Vandaar dat dit vonnis is gewezen door een andere rechter.

2.De feiten

2.1.
Tot 26 november 2004 waren [eiser] en [Persoon 1] (hierna: “[Persoon 1]”) bestuurders van All Air. Zij bezaten ieder 50% van de aandelen in All Air. De samenwerking tussen partijen is geëindigd. De beëindigingsafspraken zijn door hen vastgelegd in een document met de kop “Vaststellingsovereenkomst”. [eiser] en [Persoon 1] hebben dit document beiden op 6 mei 2004 ondertekend.
2.2.
In de Vaststellingsovereenkomst komen onder andere de volgende passages voor:
“Stamrecht
[eiser] behoudt zijn rechten ten aanzien van het bij All Air bedongen stamrecht. [eiser] kan aan de hand van de ieder jaar bij het Handelsregister te deponeren publicatiestukken van All Air, de “realiteitswaarde” van het stamrecht beoordelen. Eventuele claims van ex-werknemer [Persoon 2] op All Air BV, die hun oorsprong vinden in de bedrijfsvoering voor 1 januari 2003 en door de rechter zijn toegewezen of in het kader van een minnelijke regeling komen vast te staan, worden evenwel voor de helft van de toegewezen claim of overeengekomen aanspraak, in mindering gebracht op de rechten van [eiser] uit voormelde hoofde.
Afwikkeling claims
Claims door ex-werknemers van All Air, inclusief daaraan gerelateerde (advies)kosten, die niet zijn voorzien, die het gevolg zijn van juridische procedures dan wel schikkingen en die hun oorsprong vinden in de bedrijfsuitoefening van voor 1 januari 2003, worden ieder voor de helft gedragen door [bedrijf 1] en [bedrijf 2]. De verplichting tot bijdragen door [bedrijf 1] vervalt per 1 januari 2008.”
2.3.
De voormelde stamrechtverplichting van All Air jegens [eiser] is vastgelegd in de “Stamrechtovereenkomst” d.d. 15 september 1993. In deze overeenkomst komen de volgende passages voor:
“Artikel 1
Van de inbreng van partij sub a ([eiser], rechtbank) wordt een bedrag of waarde van fl. 83.000,== afgezonderd door partij sub a en afgestaan aan partij sub b (All Air, rechtbank), waartegenover partij sub b aan partij sub a toekent een uitgestelde lijfrente zoals hierna omschreven.
Dit bedrag zal rentedragend zijn, met rente op rente, op basis van het rendement op staatsleningen, zoals deze door de levensverzekeringsmaatschappijen wordt bepaald voor de berekening van de SL korting, welke marktrente jaarlijks door de Staatssecretaris van Financien in een resolutie zal worden medegedeeld.
Artikel 3 sub A
De lijfrente is gevestigd ten gunste van en op het leven van partij sub a en gaat uiterlijk in op 20 februari 2012 (65-jarige leeftijd).
Artikel 4
De lijfrente zal bij de vennootschap in eigen beheer worden gehouden, tenzij de vennootschap na verkregen goedkeuring van de rechthebbende op de lijfrente, de bedongen rechten ofwel bij een solide Nederlandse Levensverzekeringsmaatschappij onderbrengt, ofwel zal overdragen in een daartoe in het leven te roepen stichting danwel besloten vennootschap.
Artikel 5
De verschuldigde lijfrente-termijnen zullen bij achterafbetaling worden uitgekeerd in goed Nederlands geld zonder korting of schuldvergelijking op een door de genieter aan te wijzen bank- of giro-rekening, dan wel door boeking op een rekening-courantrekening in de boeken van partij sub b en zulks bijwege van drie-maandelijkse termijnen, voor het eerst op 20 mei 2012 en zo vervolgens.
Artikel 7
In geval van faillissement van of aanvrage tot (voorlopige) surseance van betaling door partij sub b, alsmede in geval van een besluit tot ontbinding of liquidatie van partij sub b genoemd, alsmede in geval van niet of niet tijdige betaling van enige termijn van lijfrente, is partij sub b verplicht op vordering van de lijfrente-genieter onverwijld bij een door partij sub a genoemd aan te wijzen Levensverzekeringsmaatschappij een koopsom te storten tot aankoop van de in artikelen 3 en 5 omschreven lijfrente.
Artikel 11
Indien door toedoen van partij sub a het stamrecht niet langer voldoet aan de in de wet gestelde voorwaarden, waarbij schade ontstaat voor partij sub b, is partij sub b bevoegd het stamrecht met de waarde van de schade te verminderen.”
2.4.
In de kredietovereenkomst uit 1998 tussen All Air en ABN AMRO is vermeld:
“Het in de Kredietnemer aanwezige stamrecht zal niet zonder vooroverleg met ABN AMRO extern worden ondergebracht.”
2.5.
[eiser] heeft op 20 februari 2012 de 65-jarige leeftijd bereikt. Ondanks sommaties heeft All Air geweigerd aan [eiser] inzicht te geven in de waarde van het stamrecht en zijn er onder het stamrecht geen bedragen aan [eiser] uitbetaald.

3.De vordering

[eiser] verzoekt de rechtbank om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1.
“te verklaren voor recht dat All Air B.V. een stamrechtverplichting heeft jegens [eiser], onder meer blijkende uit de opeenvolgende jaarrekeningen zomede de vaststellingsovereenkomst d.d. 6 mei 2004, en uit dien hoofde gehouden is thans over te gaan tot uitkering aan [eiser];
2.
All Air B.V. te veroordelen om binnen 14 dagen na het ten deze te wijzen vonnis aan [eiser] mede te delen, zulks door middel van een door een registeraccountant gecertificeerde verklaring, wat de waarde is van het per 1 juni 2010 door [eiser] bedongen stamrecht in All Air B.V., zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, voor elke dag dat All Air B.V. hiermede in gebreke blijft;
3.
All Air B.V. (primair) te veroordelen om de onder punt 2 verkregen waarde van het stamrecht binnen 14 dagen na ontvangst door [eiser] van de onder 2 bedoelde verklaring, af te storten bij een door [eiser] aan te wijzen levensverzekeringsmaatschappij, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag, voor elke dag dat All Air B.V. hiermede in gebreke blijft, althans (subsidiair) All Air B.V. te veroordelen om binnen 14 dagen na ontvangst door [eiser] van de onder 2 bedoelde verklaring, [eiser] zekerheid te verstrekken in de vorm van een bankgarantie te grootte van de onder 2 verkregen waarde van het stamrecht, voor alle verplichtingen uit dien hoofde van All Air B.V. jegens [eiser], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag, voor elke dag dat All Air B.V. hiermede in gebreke blijft;
4.
All Air B.V. te veroordelen in de kosten van deze procedure, bestaande uit (a) het door [eiser] verschuldigde griffierecht, (b) het – forfaitair te berekenen – salaris voor de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente indien en voorzover All Air B.V. deze kosten niet binnen acht dagen, althans binnen een door de Rechtbank redelijk geachte termijn na het te dezen te wijzen vonnis, heeft voldaan, (c) het nasalaris advocaat ten bedrage van € 131,-- en, indien betekening van het te dezen te wijzen vonnis plaatsvindt, te verhogen met
€ 68,--.”

4.Het verweer

All Air verzoekt de rechtbank om, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem deze te ontzeggen en hem te veroordelen in de kosten van de procedure.

5.De beoordeling

5.1.
Kort en zakelijk weergegeven legt
[eiser]tegen de achtergrond van de vaststaande feiten de volgende argumenten aan zijn vorderingen ten grondslag. [eiser] wil nakoming van de stamrechtovereenkomst. Zijn vorderingen zijn opeisbaar. Het stamrecht omvat rente op rente omdat dit in artikel 1 van de stamrechtovereenkomst is bepaald. [eiser] erkent dat een bedrag van € 10.511,30 in mindering strekt op het stamrecht wegens werknemer Santos, zoals is vermeld in de Vaststellingsovereenkomst. Meer bedragen mogen er niet worden verrekend.
5.2.
Kort en zakelijk weergegeven verweert
All Airtegen de achtergrond van de vaststaande feiten zich als volgt. [eiser] heeft geen recht op rente op rente. All Air beroept zich op een afspraak die daarover met [eiser] is gemaakt en die blijkt uit de jaarstukken vanaf 2003. Deze afspraak is gemaakt in bijzijn van [Persoon 3] en [Persoon 4] van Deloitte en All Air biedt hiervan bewijs aan door het horen van getuigen. All Air verweert zich tegen de vordering sub 2 door te verwijzen naar de Vaststellingsovereenkomst waarin is vermeld dat [eiser] de publicatiestukken moet raadplegen. Voor toewijzing van vordering 2 is geen rechtsgrond aanwijsbaar. Er is overigens geen sprake van de situatie als bedoeld in artikel 7 van de Stamrechtovereenkomst. Bij antwoord stelt zij dat op het stamrecht een bedrag van € 10.511,30 in mindering strekt. Bij gelegenheid van de comparitie van partijen stelt zij dat [eiser] ook de helft van de kosten van de gerechtelijke deskundige in de procedure tegen Santos moet betalen. Deze zijn niet opgenomen in het dictum van de rechterlijke uitspraak maar belopen volgens een brief van de rechtbank in totaal € 12.280,80. De helft hiervan, oftewel € 6.140,40, dient op grond van de Vaststellingsovereenkomst in mindering te strekken op het stamrecht. Verder voert All Air een aantal andere posten op en beroept zij zich op verrekening.
5.3.
De rechtbank overweegt het volgende. Deze procedure is op 23 juni 2010 aangevangen. Door het tijdsverloop zijn sommige verweren niet langer relevant. Desalniettemin acht de rechtbank het ten behoeve van de duidelijkheid van belang deze kort te bespreken. Bij antwoord heeft All Air nog betwist dat de vorderingen van [eiser] niet opeisbaar zijn omdat hij, kort gezegd, nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Dit argument is niet meer van belang omdat [eiser] inmiddels 66 jaar oud is. Evenmin is van belang dat door All Air met ABN AMRO een overleg is overeengekomen voordat het stamrecht extern (bij een verzekeraar) wordt ondergebracht. Nu [eiser] geen partij is bij deze kredietovereenkomst regardeert hem dit niet.
5.4.
Verder is van belang dat in het kader van de tweede comparitie van partijen door All Air een aantal andere onderwerpen naar voren is gebracht. Zij kondigt aan daarvoor alsnog een reconventionele vordering te willen instellen dan wel deze posten te willen verrekenen met de eventuele betalingen die zij op grond van het stamrecht aan [eiser] moet voldoen. Het gaat om de volgende kort aan te duiden onderwerpen: claims van ex-werknemers tot 1 januari 2003, onderhanden werk en accountantskosten. De rechtbank overweegt dat een reconventionele vordering bij conclusie van antwoord dient te worden ingediend, hetgeen niet is gebeurd zodat geldt dat All Air terzake deze onderwerpen geen vorderingen heeft ingesteld en de rechtbank daarover dus geen beslissing kan nemen. Verder is van belang, zoals door [eiser] terecht wordt aangevoerd, dat artikel 5 van de Stamrechtovereenkomst verrekening uitsluit en All Air niet, althans onvoldoende, uitlegt om welke reden zij desalniettemin zou mogen verrekenen. Dit betekent derhalve dat de rechtbank niet toekomt aan het beroep op verrekening van het stamrecht met de door All Air opgevoerde posten.
5.5.
Aldus zijn er twee inhoudelijke geschilpunten ten aanzien van vordering sub 1 waarop op de rechtbank een beslissing moet geven; namelijk rente op rente en de kosten van de gerechtelijke deskundige in de procedure tegen werknemer [Persoon 2].
5.6.
Allereerst de kwestie [Persoon 2]. Ondanks het verbod op verrekening in de Stamrechtovereenkomst heeft [eiser] in de Vaststellingsovereenkomst ingestemd met verrekening van toegewezen claims van [Persoon 2] met het stamrecht. [eiser] erkent in deze procedure dan ook dat het bedrag dat door de kantonrechter aan [Persoon 2] is toegewezen voor de helft door hem moet worden betaald. Het betreft voormeld bedrag van
€ 10.511,30.All Air stelt echter dat ook in mindering dient te strekken de helft van de kosten van de gerechtelijke deskundige. [eiser] stelt dat het blijkens de Vaststellingsovereenkomst gaat over bedragen die in een vonnis zijn toegewezen. All Air betwist dat en zegt dat uit de Vaststellingsovereenkomst volgt dat ook deze kosten door [eiser] voor de helft moeten worden gedragen. Deze kosten zijn niet in het vonnis opgenomen omdat All Air die kosten al voordien had betaald. De rechtbank overweegt dat in de Vaststellingsovereenkomst met zoveel woorden is bepaald dat de kosten die het gevolg zijn van juridische procedures ieder voor de helft worden gedragen. In de Vaststellingsovereenkomst valt niet te lezen dat de bedragen expliciet in het vonnis moeten worden genoemd. De rechtbank schrijft in haar brief d.d. 9 april 2004 in de zaak tegen [Persoon 2] aan de advocaat van All Air dat de kosten van de gerechtelijke deskundige
€ 12.280,80 bedragen en dat zij voor het bedrag dat het voorschot overstijgt een bevelschrift afgeeft. Dit betekent dat ook deze kosten bij helfte door [eiser] moeten worden gedragen nu duidelijk is dat deze voortvloeien uit het geschil met [Persoon 2] dat door de kantonrechter is beslecht. Het bedrag van
€ 6.140,00strekt dan ook in mindering op het stamrecht.
5.7.
Wat betreft het geschil over de rente op rente wordt het volgende overwogen. In Artikel 1 van de Stamrechtovereenkomst is met zoveel woorden afgesproken dat er (kort gezegd) rente op rente wordt gekweekt. In de Vaststellingsovereenkomst, waarin partijen en hun vennootschappen, de beëindigingsafspraken hebben vastgesteld, is hierover niets opgenomen. All Air stelt dat er sprake is van een mondelinge afspraak die al geldt vanaf 2003 en die ook in de jaarstukken vanaf 2003 (opgesteld op 10 maart 2005) is opgenomen. Zij stelt dat [Persoon 3] en [Persoon 4] haar standpunt als getuigen zullen kunnen bevestigen. De rechtbank constateert dat in de Vaststellingsovereenkomst uit 2004 met geen woord wordt gerept over deze afspraak terwijl dat toch wel verwacht had kunnen worden gelet op de beëindigingsafspraken die daarin zijn vermeld en waarin onder andere, in afwijking van de bepalingen van de Stamrechtovereenkomst, is overeengekomen dat er wel verrekend mag worden ten aanzien van onder andere [Persoon 2]. Verder is van belang dat de directie, waarvan [eiser] vanaf 1 december 2004 geen deel meer uitmaakt, de jaarstukken van All Air opmaakt en dat deze jaarstukken dus niet door [eiser] zijn ondertekend. Uit de jaarstukken valt dus geen bewijs te putten dat [eiser] ermee heeft ingestemd, nog daargelaten dat vaststaat dat deze jaarstukken ook nooit aan hem zijn toegezonden. Ook acht de rechtbank van belang dat [Persoon 4] ten behoeve van deze procedure een ongedateerde en niet ondertekende verklaring heeft afgelegd (blijkens All Air ter ondersteuning van haar stellingen op dit punt) maar dat in deze verklaring niets wordt gezegd over de mondelinge afspraak dat geen rente op rente zou worden toegevoegd aan het Stamrecht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat All Air onvoldoende heeft gesteld om te worden toegelaten tot het bewijs van haar stellingen dat partijen hebben afgesproken dat het beding van rente op rente zou komen te vervallen.
5.8.
Dit betekent dat de vordering sub 1 van [eiser] (de verklaring voor recht) bij eindvonnis kan worden toegewezen, zij het in gewijzigde vorm, namelijk: verklaart voor recht dat All Air B.V. een stamrechtverplichting heeft jegens [eiser] zoals die blijkt uit de Stamrechtovereenkomst en waarop in mindering strekt een tweetal bedragen, te weten
€ 10.511,30 en € 6.140,00.
5.9.
Wat betreft vordering sub 2 wordt door All Air aangevoerd dat enige rechtsgrond hiertoe ontbreekt. De rechtbank overweegt het volgende. De vorderingen van Ansmens komen neer op nakoming van de stamrechtovereenkomst. Aldus is wel degelijk sprake van een genoegzame rechtsgrond. Partijen twisten in deze reeds lang aanslepende procedure over de hoogte van het stamrecht. Hierover dient duidelijkheid te ontstaan voordat het inmiddels opeisbare stamrecht wordt afgestort aan een levensverzekeraar (vordering sub 3). De zaak wordt dan ook verwezen naar de hieronder vermelde rolzitting. All Air dient dan een akte te nemen waarin zij zo inzichtelijk mogelijk een specificatie, compleet met onderliggende bescheiden en een berekening door een actuaris, overlegt van de waarde van het stamrecht, rekening houdende met de beslissingen in dit vonnis en uitgaande van de waarde per 20 februari 2012. Hierna mag [eiser] een antwoordakte indienen. Partijen dienen er rekening mee te houden dat, indien zij over de waarde van het stamrecht van mening blijken te verschillen en de rechtbank niet in staat is knopen door te hakken, de rechtbank zelf een actuaris als gerechtelijk deskundige zal aanwijzen. Het is ook mogelijk dat partijen in hun aktewisseling aan de rechtbank eendrachtig te kennen geven dat zij hieraan direct de voorkeur geven. In dat geval zal de rechtbank een door beide partijen gezamenlijk aangedragen actuaris als deskundige benoemen.
5.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank:
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 19 maart 2014 voor akte zijdens All Air,
bepaalt dat [eiser] een antwoordakte mag indienen,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2014. [1]
1354/2170

Voetnoten

1.type: