Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[eiser 2],
[gedaagde 1], zich noemende [gedaagde 1], in de dagvaarding abusievelijk aangeduid als [Y],
[gedaagde 3],
1.De procedure
- het vonnis van 1 augustus 2012 waarbij de provisionele vorderingen van [eisers] gedeeltelijk zijn toegewezen, in die zin dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn veroordeeld om aan [eiser 2] en [eiseres 1] € 200.000,- en aan DWM Holding € 40.748,96 te betalen en [gedaagde 3] en [gedaagde 4] zijn veroordeeld om aan DWM Holding € 64.699,96 te betalen, alle bedragen te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 1 december 2011
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie (met producties)
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie (met producties)
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie (met producties)
- de conclusie van dupliek in reconventie.
2.De feiten
Artikel 3: Behoud cliënten
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie
last en volmacht
boetes en schade ontstaan terzake van de overeenkomsten gesloten met [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4]”. Nadat [gedaagden] bij conclusie van antwoord in conventie hadden gesteld dat deze last en volmacht derhalve niet ziet op een vordering uit onrechtmatige daad hebben [eisers] dat niet weersproken. Evenmin hebben zij duidelijk gemaakt waarom [eiseres 1] daartoe anderszins gemachtigd is. Voor zover in dit stadium relevant concludeert de rechtbank derhalve dat [eiseres 1] in deze zaak slechts vorderingsgerechtigd is namens [D] en [Z] uit hoofde van de uittredingsovereenkomst van 8 augustus 2008.
Voorstel 2, uitkoop door u van de heer [gedaagde 1]
daarbij, zeg jij in ieder geval toe”,de aantekening van [gedaagde 3] bij artikel 10 lid 2 “
ik mag ook nee zeggen indien onwerkbare of onredelijke situatie ontstaat”(zie hiervoor onder 5.3.13.) en de woorden van [G] in zijn e-mail van 13 oktober 2008 “
.. bereidheid hetzelfde is als het aangaan van een verplichting en dat het niet voldoen hieraan, ongeacht de reden..” (zie hiervoor onder 5.4.2.) dat deze verplichting bepaald niet vrijblijvend was en niet enkel op grond van andere agendaverplichtingen kon worden ontweken. De rechtbank deelt dus niet de opvatting van [gedaagden] dat het woord “bereidheid” slechts ziet op een positieve intentie en dat de toekomstige beschikbaarheid van [gedaagde 1] en [gedaagde 3] in lopende projecten afhankelijk was van hun overige verplichtingen. Daaraan doet niet af dat de DWM-groep zich mogelijk altijd het recht voorbehield om ten opzichte van freelancers voorlopige reserveringen zonder kosten te mogen annuleren. [gedaagden] hebben nog aangevoerd dat ook uit de bepaling in de uittredingsovereenkomsten dat [gedaagde 1] en [gedaagde 3] zich mochten laten vervangen het losse karakter van de afspraken blijkt en dat dat ook volgt uit het feit dat er in de overeenkomsten geen regeling wordt getroffen over de voorwaarden waaronder die werkzaamheden zouden moeten worden verricht, met uitzondering van een bepaling over de vergoeding. Zoals [gedaagden] zelf stellen (conclusie van antwoord onder 7.6) vormden de lopende projecten ING Direct en Exact samen meer dan 90% van het onderhanden werk van de DWM-groep en was het in het belang van [eisers] en de klanten dat deze ordentelijk zouden worden afgerond. Uitgaande van de intentie van partijen om cliënten van de DWM-groep te behouden (zie ook kop en eerste regel van art. 3 van de overeenkomst van 18 juli 2008) mocht dus van [gedaagde 1] worden verwacht dat hij van harte zou meewerken aan een verzoek om werkzaamheden te verrichten. Indien niet [gedaagde 1] maar [eiser 2] was uitgekocht was waarschijnlijk ten behoeve van [gedaagde 1] een zelfde voorziening getroffen, waarbij inzet van andere personeelsleden eveneens toegestaan was geweest (zie hiervoor onder 5.3.4.).
Over non-concurrentie wordt voor het eerst gerept in het concept voor een brief aan [gedaagde 1] d.d. 5 juli 2008 (prod. G63), waarin [G] schrijft dat zou moeten worden nagedacht over eventuele concurrentiebeperkingen als tegenprestatie voor de betaling van de perspectiefschade (zie rov. 5.3.2.). In de e-mail die [G] op 11 juli 2008 aan [gedaagde 1] stuurde, waarin hij refereerde aan het voorstel dat hij die dag aan [eiser 2] had gestuurd (prod. G64) staat een eerste concretisering van een non-concurrentie bepaling. Daarin wordt gesproken over een verbod om de eerste 3 jaren te
werkenvoor cliënten die niet overgaan bij verkoop van de aandelen (zie rov. 5.3.4.).
werven. In de bijgevoegde concept-brieven d.d. 14 juli 2008 wordt dit uitgewerkt in een (ruimer) verbod om relaties van DWM over te halen of trachten over te halen de relatie met DWM te beëindigen
of dit anderszins te bewerkstelligen, of iets te doen waardoor die relatie nadelig beïnvloed zou kunnen worden(zie rov. 5.3.6.).
acquirerenmaar het is [eiser 2] die dit woord gebruikt. Aannemelijk is dat dit woord ook hier gebruikt wordt om het onderwerp (verkort) aan te duiden en niet om daarmee afstand te nemen van de uitgebreide omschrijving die in de hiervoor besproken concept-brieven van 14 juli 2008 was opgenomen. Ook de inhoud van de brief van [G] van 11 september 2008 (zie rov. 5.4.1.) en het e-mailbericht van [G] van 17 juni 2009 (zie rov. 5.4.3.) ondersteunen het standpunt van [eisers] en niet dat van [gedaagden]
gerichte communicatie tussen [gedaagde 1] of [gedaagde 3] (of een ander namens hen) enerzijds en een relatie anderzijds, en wel op initiatief van [gedaagde 1] of [gedaagde 3], teneinde die relatie voor commerciële doeleinden te acquireren” (conclusie van antwoord onder 10.5) - wordt niet in de overeenkomsten genoemd, ook niet bij benadering. In de tekst van beide overeenkomsten wordt de zin waarin het verbod is opgenomen om zakelijk contact te hebben zelfs afgesloten met de woorden "één en ander in de ruimste zin van het woord". Anders dan [gedaagden] leest de rechtbank in de e-mail van 15 juni 2009 niet dat [eiser 2] erkend zou hebben dat het
voor de uitleg van de overeenkomstrelevant is wie het initiatief heeft genomen tot het zakelijk contact (conclusie van antwoord onder 8.2).
zakelijkecontacten worden verboden en dat, anders dan [gedaagden] kennelijk ter illustratie hebben aangegeven, het doen van boodschappen door [gedaagde 1] en [gedaagde 3] bij Albert Heijn hier dus niet onder valt ook al is Ahold als relatie van DWM geïdentificeerd. Evenmin vallen onder zakelijke contacten persoonlijke felicitaties en bedankjes (cva 14.12) doch het uitnodigen van
zakelijkerelaties voor LinkedIn en voor bijeenkomsten zoals de oratie van [gedaagde 1] merkt de rechtbank wel aan als verboden zakelijk contact (cva 14.13). Indien op de lijsten vermelde klanten, leads of prospects op hun website, in een bochure of anderszins melding maken van [gedaagde 1] en/of [gedaagde 3] dan is die publicatie op zichzelf geen vorm van contact doch levert dat wel een vermoeden op dat er sprake is van
zakelijkecontacten tussen (één van) hen en dergelijke organisaties. Het is dan aan [gedaagden] om te stellen en zo nodig te bewijzen dat een dergelijke vermelding niet is voortgekomen uit een verboden
zakelijkcontact van één van hen.
zakelijkecontacten (mede) zijn voortgevloeid uit (wetenschap-pelijke) nevenfuncties en/of –activiteiten van [gedaagde 1] en/of [gedaagde 3] disculpeert hen dat om de hiervoor uiteengezette redenen in beginsel evenmin. Zij hadden zich die onverenig-baarheid immers kunnen en moeten realiseren toen zij de overeenkomsten ondertekenden en/of bij het aangaan van die contacten.
welkerelaties het [gedaagde 1] (Holding B.V.) en [gedaagde 3] (Beheer B.V.) verboden was om ingevolge de uittredings-overeenkomsten zakelijk contact te onderhouden.
het opstellen van een lijst met opdrachtgevers van DWM waaraan de laatste 3 jaar een factuur is gezonden”. Op 11 juli 2008 werkte [gedaagde 3] de bestaande commerciële lijsten met klanten, leads en prospects bij en stuurde hij deze op dezelfde dag of kort nadien op diens verzoek aan [G].
klantenlijst toe.
kritisch benaderd moeten worden en er ten aanzien van iedere relatie een rechtens te respecteren belang moet staan voor [eisers] om zich deze relatie gedurende de concurrentieperiode voor drie exclusief als de hare te mogen beschouwen”. Een dergelijk gevolg volgt namelijk niet uit het Nederlandse recht bij het ontbreken van (volledige) wilsovereenstemming.
DWM-groep prospects and leads die op 11 juli 2008 bekend waren”. Uit de beschreven aanloop tot het sluiten van de overeenkomsten blijkt niet – met name niet uit de onder 5.3.7. en 5.3.8. vermelde e-mailwisseling – dat [gedaagde 1] en [gedaagde 3] daarmee niet akkoord gingen. Als het verbod zich tot geen enkele prospect of lead zou uitstrekken, zoals [gedaagden] willen doen geloven, dan zouden de hierover in de overeenkomsten opgenomen woorden geheel zonder betekenis zijn, hetgeen onaannemelijk voorkomt. [gedaagde 1] en [gedaagde 3] hebben op dit punt ook niet toegelicht waarom zij de overeenkomsten dan desondanks hebben getekend. [gedaagde 1] heeft zo te zien zelfs de afzonderlijke lijsten met prospects en leads geparafeerd. Ook acht de rechtbank van belang dat het [gedaagde 3] was die de bestaande lijsten had bijgewerkt (rov. 4.3.5.) en dat door [gedaagde 1] tijdens de onderhandelingen, anders dan ten aanzien van de bestaande klanten, geen alternatieve lijst van prospects en leads was ingebracht. De rechtbank gaat derhalve ook voorbij aan de stellingen van [gedaagden] dat bepaalde bedrijven om uiteenlopende redenen ten onrechte op de lijst van leads of prospects waren geplaatst.
de rechtspersoon waaraan door de DWM-groep werd gefactureerd alsmede de door de betreffende rechtspersoon gehouden dochtervennootschappen”. Noch de door [eisers] overgelegde lijsten noch de lijst van [gedaagden] is echter voldoende specifiek ten aanzien van bepaalde rechtspersonen.
“(waarbij iedere afzonderlijke transactie of handeling als een overtreding zal worden beschouwd) (..) de heer [gedaagde 1] c.q. [gedaagde 2] aan de heer [eiser 2] c.q. aan [eiser 2] een zonder nadere ingebrekestelling direct opeisbare boete (verbeurt) groot € 50.000 (..) voor elke overtreding, alsmede een eveneens zonder nadere ingebrekestelling direct opeisbare boete groot € 100 (..) voor elke dag dat een overtreding voortduurt, onverminderd alle overige rechten van de heer [eiser 2] c.q. [eiser 2] ingevolge de onderhavige overeenkomst en ingevolge de wet.In de overeenkomst van 8 augustus 2008 staat een identiek boetebeding met dat verschil dat het zich richt tot [gedaagde 3] en [gedaagde 4] en [Q] noemt als belanghebbende.
“indien op grond van één en dezelfde overtreding een vergoeding verschuldigd is op grond van het in dit lid bepaalde en tevens een boete verschuldigd is op grond van het in lid 3 bepaalde..”
6.De beoordeling in reconventie
uitleg van de overeenkomsten, kosten boekencontrole
desgewenst”geeft aan dat het de contractspartijen te allen tijde vrij stond om aan te dringen op een onderzoek van de boeken. [gedaagden] heeft gesteld dat naar aanleiding van overleg met [G] (nader?) is afgesproken, dat de balans pas zou worden opgemaakt nadat alle gerealiseerde projectenomzet bekend was, dus na afloop van de non-concurrentie-periode. Zij stellen echter niet dat [eisers] met deze (nadere) voorwaarde heeft inge-stemd. Datzelfde geldt voor de beweerdelijke uitlating van [G] dat het boekenonder-zoek alleen zou kunnen plaatsvinden als [eisers] reden had te vermoeden dat dit nodig was.
“ter controle op de naleving hiervan en ter bepaling en berekening van de totale projecten-omzet”.De bepaling ziet dus niet op andere onderdelen van de
elk der partijen doet hierbij afstand van zijn/haar recht ontbinding of vernietiging van deze overeenkomst in te roepen nadat de Aandelen zijn geleverd”zich tegen de door [eisers] gevorderde ontbinding verzet.
niet uitgebreid stil te staan”(conclusie van antwoord onder 9.4) bij de redenen die [gedaagde 1] en [gedaagde 3] meenden te hebben om niet zonder meer aan de geëiste boekencontrole mee te werken. De consequentie is dat de rechtbank aanneemt dat er sprake was van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de uittredingsovereenkomsten aan de zijde van [gedaagden] op grond waarvan zij verplicht zijn zelf de schade te dragen die het gevolg is van die wanprestatie.
ook in de uitkomst van het voorlopig deskundigenonderzoek een grond zien om [eiser 2] en [eiseres 3] aansprakelijk te houden voor alle kosten met betrekking tot het deskundigen-bericht”. De uitkomst daarvan rechtvaardigt volgens [gedaagden] immers niet de enorme vordering van [eisers]
: “EUR 273.00,- (3 maal boete Controllers Instituut en CRH), als ook terzake van schadevergoeding EUR 180.000,- (ING Direct) en EUR 150.000,- (Sanoma Magazines), mitsdien in totaal EUR 750.000,-“alsmede om de vordering op verzoek van [Q] jegens [gedaagde 3] en [gedaagde 4] te begroten op
: “EUR 409.500,- (5 boetes Controllers Instituut en CRH), als ook terzake van schadevergoeding EUR 180.000,- (ING Direct), mitsdien in totaal EUR 735.000,-“.Conform het verzoek is verlof verleend. De voorzieningenrechter heeft de vordering bij vonnis van 10 februari 2011 nader begroot op € 300.000,- respectievelijk
7.De beslissing in conventie en in reconventie
2 april 2014voor uitlating door [eisers] of zij het onder 7.1 bedoelde bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwillen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
getuigenwillen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden april tot en met juni 2014 direct aan de rechtbank – ter attentie van de planningsadministratie van de afdeling privaatrecht, kamer E 12.43, postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 010-2972518 - moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,