ECLI:NL:RBROT:2014:2366

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2014
Publicatiedatum
31 maart 2014
Zaaknummer
2371511
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van ingeleend personeel en geschil over kwaliteit van het werk

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 10 januari 2014, gaat het om een geschil tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en meerdere gedaagden, waaronder vennootschappen en vennoten. Eiseres vordert betaling van een bedrag van € 2.148,13, dat zij stelt te vorderen op basis van een overeenkomst met een uitzendbureau, waarbij zij handelsvorderingen heeft gekocht. De gedaagden weigeren betaling, omdat zij ontevreden zijn over de kwaliteit van het geleverde werk. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden in verzuim zijn met de betaling van de facturen en dat de vordering van eiseres gegrond is. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat de gedaagden een tegenvordering hebben ingesteld, waarin zij schadevergoeding eisen van eiseres wegens wanprestatie van de werknemers van het uitzendbureau. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering in reconventie niet-ontvankelijk is, omdat deze niet tegen eiseres kan worden ingesteld, maar tegen het uitzendbureau. De zaak is verwezen naar een openbare terechtzitting om partijen in de gelegenheid te stellen een deskundige voor te dragen, waarbij de kwaliteit van het geleverde werk zal worden onderzocht. De verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 2371511 CV EXPL 13-44863
uitspraak: 10 januari 2014
vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres]
,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres in conventie bij exploot van dagvaarding van 12 september 2013,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. D.J. Rijnbout te Houten,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [gedaagde sub 2], vennoot,wonende te Schiedam,
3. [gedaagde sub 3], vennoot,wonende te Schiedam,
4. [gedaagde sub 4], vennoot,wonende te Schiedam
gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie,
vertegenwoordigd door de vennoten.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ respectievelijk ‘[gedaagden]’ voor de
vennootschap en de vennoten gezamenlijk en achtereenvolgens ‘[gedaagde sub 1]’, ‘[gedaagde sub 2]
’, ‘[gedaagde sub 3]’ en ‘[gedaagde sub 4]’ voor de vennootschap en de vennoten afzonderlijk.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de
kantonrechter heeft kennisgenomen:
  • het exploot van dagvaarding van 12 september 2013;
  • het proces-verbaal van het mondelinge antwoord van [gedaagde sub 4] namens [gedaagden] en de daarbij overgelegde stukken alsmede de tegeneis van € 10.400,00;
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • het vonnis van 26 september 2013, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de zitting van 11 november 2013.
1.2
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd
weersproken alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties
staat tussen partijen - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende
vast:
2.1 .
[gedaagde sub 1] heeft begin 2013 laspersoneel ingeleend van[A]
.
2.2
[A] heeft bij factuur van 30 januari 2013 en van 20 februari 2013 aan [gedaagde sub 1]
voor de verrichte werkzaamheden achtereenvolgens € 1.200,32 en €1.490,72 in
rekening gebracht, te betalen binnen 30 dagen na de factuurdatum. Op elk van de facturen is
vermeld dat 40% van het bedrag aan[A] moet worden overgemaakt en
60% aan [eiseres]. Het laatste berust op een tussen [A] en [eiseres] sedert 1 november 2004
bestaande overeenkomst koop handelsvorderingen, waarbij [eiseres] zich heeft verbonden om
handelsvorderingen van [A] te kopen, het zogenaamde ‘vrije gedeelte’.
2.3
De facturen hebben betrekking op fotolaswerkzaamheden die de lassers van [A]
hebben verricht aan een opstelling van buizen, waarvan het pijpfitwerk voorafgaand aan dat
fotolaswerk was verricht door [gedaagde sub 4], samen met een andere fitter.
2.4
Er is een onderzoek uitgevoerd door Applus RTD, een Röntgen Technische Dienst te
Rozenburg naar 48 stuks.Voor dit onderzoek is aan [gedaagde sub 1] bij factuur van 7 februari
2013 een bedrag van € 4.152,72 in rekening gebracht.
2.5
Doordat het werk niet was goedgekeurd, heeft [gedaagde sub 1] de werkzaamheden
opnieuw verricht, materialen opnieuw besteld en twee andere gecertificeerde fotolassers
ingehuurd. Het resultaat hiervan is daarna goedgekeurd door Applus RTD.
2.6
Bij factuur van 19 maart 2013 heeft [gedaagde sub 1] aan [A], althans Laurens
Uitzendbureau een bedrag van € 10.498,00 in rekening gebracht voor de ontstane kosten, te
betalen binnen 14 dagen na factuurdatum. Deze factuur is onbetaald gebleven.
2.7
Ondanks herhaalde aanmaning door [eiseres] heeft [gedaagde sub 1] de facturen van 30 januari
en 20februari 2013 onbetaald gelaten.

3.De vordering en het verweer in conventie

3.1
[eiseres] vordert [gedaagden] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk te veroordelen
tot betaling aan [eiseres] van € 2.148,13, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als
bedoeld in artikel 6:119a en 6:120 lid 1 BW over € 1.801,44 vanaf 7 september 2013 tot de
voldoening, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten en de nakosten zoals in de
dagvaarding omschreven.
3.2
Aan de eis is naast de onder 2. en 2.2. opgenomen vaststaande feiten - zakelijk
weergegeven - ten grondslag gelegd dat [eiseres] op grond van haar overeenkomst met [A]
aanspraak heeft op betaling van € 1.801,44, zijnde het zogenaamde ‘vrije gedeelte
‘(60%) van de facturen voor de verrichte werkzaamheden. [gedaagden] zijn in verzuim met
betaling van deze facturen en daarom wettelijke (handels)rente verschuldigd. Deze bedraagt
tot en met 6 september 2013 € 75,68. Doordat [gedaagden] ondanks aanmaning door [eiseres]
niet betaalden was [eiseres] genoodzaakt haar vordering uit handen te geven en
buitengerechtelijke kosten te maken, waarvoor een bedrag van € 271,01 wordt gevorderd.
[A] is niet aansprakelijk voor goed laswerk. Bovendien was het verrichte voorwerk
(fitwerk) van [gedaagde sub 1] zodanig waardeloos dat zij op basis van dit voorwerk geen goed
laswerk konden leveren. De betreffende lassers, [B] en [C], hebben [gedaagde sub 1]
daarvoor ook gewaarschuwd.
3.3
[gedaagden] hebben daartegen aangevoerd dat zij gecertificeerde fotolassers had
gevraagd voor 100% fotowerk, maar dat het geleverde werk volledig is afgekeurd voor wat
betreft de lasnaden. Zij betwisten dat het fitwerk onvoldoende was.

4.De vordering in reconventie en het verweer

4.1
[gedaagden] hebben – naar de kantonrechter begrijpt - gevorderd [eiseres] te veroordelen tot
betaling van € 10.400,00 en hebben daaraan - zakelijk weergegeven - ten grondslag gelegd
dat de werknemers van [A] tekort zijn geschoten in de uitvoering van de
werkzaamheden, waardoor voor [gedaagden] een schade van deze omvang is ontstaan.
4.2
[eiseres] heeft verzocht [gedaagden] niet ontvankelijk te verklaren dan wel de vordering af te
wijzen, met veroordeling van [gedaagden] in de kosten zoals in de conclusie van antwoord
opgenomen. De vordering als door [gedaagden] ingesteld kan slechts tegen [A]
worden ingesteld. Er is geen grond waarom [eiseres] jegens [gedaagden] verantwoordelijk zou
zijn voor de gestelde schade, nog daargelaten dat er voor schadevergoeding ook tegen [A]
geen grond bestaat. Daarvoor wordt verwezen naar hetgeen in conventie is
Aangevoerd. Verder is overgelegd een verklaring van [D], die stelt dat [gedaagde sub 1] zijn plan van aanpak voor het werk in de wind heeft geslagen. Betwist wordt dat Applus RTD het werk als onvoldoende heeft beoordeeld en stelt dat (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd.

5.De beoordeling van het geschil in conventie en reconventie

In reconventie
5.1
Een vordering tot schadevergoeding wegens wanprestatie kan slechts ingesteld worden
tegen degene met wie de overeenkomst tot het uitlenen van de arbeidskrachten is afgesloten
en niet tegen degene, aan wie de betreffende vordering is overgedragen. Voor zover [gedaagden]
bedoeld hebben een vordering tegen [A] in te stellen, kan dit niet in deze
procedure, omdat [A] geen partij is in deze procedure. Een vordering in reconventie kan slechts ingesteld worden tegen de eiser in conventie, in het onderhavige geval [eiseres]. Een vordering terzake tegen [A] kan wel in een afzonderlijke procedure aanhangig gemaakt worden, maar dient in het onderhavige geding niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor een zelfstandige vordering tot schadevergoeding tegen [eiseres] heeft [gedaagden] geen grondslag aangevoerd, zodat de vordering tegen [eiseres] bij gebreke daarvan moet worden afgewezen.
5.2
[gedaagden] worden als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van [eiseres]
veroordeeld, gesteld gezien de samenhang met de vordering in conventie op € 200,00 aan
salaris gemachtigde.
In conventie
5.3
[gedaagden] hebben niet betwist dat er door werknemers van [A] gedurende de bij
de facturen in rekening gebrachte uren werkzaamheden zijn verricht. [gedaagden] betwisten
echter daarvoor betaling verschuldigd te zijn, omdat - zo begrijpt de kantonrechter – de
werkzaamheden waardeloos waren en daardoor schade is veroorzaakt, waarvoor [A]
aansprakelijk is en welke zij wensen te verrekenen. Hiermee beroepen [gedaagden] zich op
wanprestatie van [A] en op verrekening met de daardoor ontstane schade als bedoeld
in artikel 6:130 BW.
5.4
Er is voldoende nauwe samenhang van de tegenvordering op [A] met de
(gedeeltelijk) gecedeerde vordering voor een beroep op artikel 6:130 BW. De kantonrechter
zal geen gebruik maken van haar bevoegdheid ex artikel 6:136 BW, hoewel de gegrondheid
van het verweer van [gedaagden] op zich niet eenvoudig is vast stellen. Het zou immers
ongewenst zijn dat indien de vordering door [A] was ingesteld en deze zou stranden op de tegenvordering dan wel de verweren van [gedaagden] een gedeelte van die
vordering dan enkel omdat dit gedeelte is gecedeerd thans zou moeten worden toegewezen.
5.5
Wil het beroep van [gedaagden] op verrekening echter slagen, dan dient vast komen te
staan, dat [A] is tekortgeschoten in zijn verplichtingen jegens [gedaagde sub 1]. Er was
sprake van een overeenkomst van opdracht tussen [A] en [gedaagde sub 1], inhoudende
dat deze voldoende gekwalificeerd personeel zou leveren. Het enkele feit, dat de
werknemers fouten hebben gemaakt is op zich onvoldoende om [A] aansprakelijk te
achten. Het betreft een inspanningsverplichting van [A] en geen resultaatsverbintenis.
De kantonrechter begrijpt echter uit het verweer van [gedaagden] dat deze stelt dat [gedaagde sub 1]
gevraagd had om gecertificeerde fotolassers voor 100% fotowerk, hetgeen betekent
dat alle lassen moeten worden goedgekeurd, zodat het moest gaan om daarvoor geschikte
lassers en dat [A] na eerst al een ongeschikte lasser te hebben gestuurd ook daarna
niet voor geschikte lassers heeft kunnen zorgen.
5.6
De eerste lasser (waarvan de kosten onbetwist niet in rekening zijn gebracht aan [gedaagde sub 1]
) beschikte kennelijk niet over de vereiste vaardigheden. Voor [A] moet
duidelijk zijn geweest, dat het om specifiek fotolaswerk ging en dat hij daarop de lassers
moest selecteren. Indien de stelling van [gedaagden] juist is, dat alle pijplassen van de
werknemers van [A], die daarna zijn ingeschakeld, zijn afgekeurd dan wel zouden zijn
afgekeurd, door extreem slecht laswerk, dan wettigt dit het – eventueel door [A] te
weerleggen vermoeden dat [A] tekort geschoten is bij de selectie van de lassers op
hun geschiktheid voor dit specifieke werk. Daarbij is in aanmerking genomen, dat het ging
om specialistisch werk met grote risico’s voor lekkages, waarvoor Roelofs VOF geen
deskundigheid bezat, terwijl [A] wel geacht mocht worden daarin inzicht te hebben.
5.7
[gedaagden] hebben de juistheid van hun stelling vooralsnog onvoldoende aangetoond.
Allereerst wordt in de niet ondertekende verklaring van [E], waarin is vermeld dat in 40 jaar nooit zulk slecht vakmanschap gezien is, vermeld dat het om de radiografie van laswerk uitgevoerd in juni 2013 gaat, terwijl de in dit geding van belang zijnde keuring van Applus onbetwist in februari 2013 heeft plaatsgevonden. Dat dit slechts een vergissing in de datum is, is (nog) niet aangetoond. Ook wordt slechts een oordeel gegeven over 48 lasnaden en niet over 60. Voorts hebben [gedaagden] de stelling van [eiseres] dat het - aan het laswerk voorafgegane en door anderen verrichte – fitwerk van zodanig slechte kwaliteit was dat er geen goed laswerk verricht kon worden, niet weerlegd.
5.8
[gedaagden] hebben nader bewijs van hun stellingen aangeboden en om een deskundigenonderzoek verzocht. Nu de betreffende materialen onbetwist nog beschikbaar zijn, is een nader onderzoek gewenst. Dit onderzoek zal zich moeten richten op de vraag of het laswerk van zodanig slechte kwaliteit is, dat aannemelijk is dat de lassers die dit werk verricht hebben niet voor dit soort werk geschikt waren en of de kwaliteit van het fitwerk daarop een negatieve invloed heeft gehad. Verder acht de kantonrechter het aangewezen de deskundige vragen te stellen over het toezicht dat bij dit soort werk vereist is, wie dat toezicht in beginsel dient uit te oefenen en of bij een juist toezicht de gehele afkeuring van het werk voorkomen had kunnen worden. Het voorschot voor de kosten van de deskundige zal door [gedaagden] als meest gerede partij betaald moeten worden.
5.9
Indien vast komt te staan dat de lassers niet voor dit soort werk geschikt waren, de kwaliteit van het fitwerk voldoende was om het laswerk goed uit te voeren en [gedaagden] niet in gebreke zijn gebleven bij het toezicht en dat [gedaagden] feitelijk niets aan de werkzaamheden hebben gehad, omdat alle werkzaamheden terecht opnieuw zijn verricht, kan van [gedaagden] niet gevergd worden dat zij voor de werkzaamheden van de lassers van [A] moet betalen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de werkzaamheden daarna door anderen alsnog opnieuw zijn verricht, terwijl [A] zich daartegen niet heeft verzet.
5.1
Mede in aanmerking genomen de kosten van een deskundigenonderzoek geeft de kantonrechter partijen nogmaals in overweging de zaak in der minne te regelen, mogelijk na inschakeling van een advies van een onafhankelijk derde over bovenstaande punten.
5.11
Partijen worden thans in ieder geval in de gelegenheid gesteld een deskundige voor te dragen, bij voorkeur gezamenlijk, en de aan deze deskundige te stellen vragen in te brengen.
5.12
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
verwijst de zaak naar de openbare terechtzitting van dinsdag
4 februari 2014te
14.30 uurom partijen in de gelegenheid te stellen, bij voorkeur gezamenlijk, een deskundige voor te dragen en de aan de deskundige te stellen vragen bij deze akte in te brengen;
houdt iedere verdere beslissing in conventie aan;
in reconventie
verklaart de vordering tegen [A] niet-ontvankelijk;
wijst de vordering tegen [eiseres] af;
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten in reconventie, tot aan deze uitspraak aan de
zijde van [eiseres] vastgesteld op € 200,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit deel van het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F.A. van Buitenen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
649