In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 mei 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een besloten vennootschap en een werknemer met het syndroom van Asperger. De verzoekster, een bedrijf dat cash en waarden afvoert, heeft het verzoek ingediend op basis van gewichtige redenen, waarbij zij stelde dat de werknemer niet goed functioneerde binnen het team en dat er sprake was van recalcitrant gedrag. De werknemer, die sinds 1997 in dienst was, had eerder aangegeven dat hij autisme had en de verzoekster had geprobeerd om hem te ondersteunen in zijn functie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer sinds april 2013 arbeidsongeschikt was en dat zijn ziekmelding verband hield met het geschil over het werken in ploegendiensten. De rechter oordeelde dat de verzoekster onvoldoende rekening had gehouden met de beperkingen van de werknemer en dat er onvoldoende was aangetoond dat de werknemer niet meer in staat was om zijn functie te vervullen. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen, omdat het verzoek verband hield met de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid van de werknemer en er geen bijzondere omstandigheden waren die een ontbinding rechtvaardigden. De verzoekster werd veroordeeld in de kosten van de procedure.