ECLI:NL:RBROT:2014:3998

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2014
Publicatiedatum
20 mei 2014
Zaaknummer
KTN-2728734
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding van kosten voor afvoeren en opslaan van inboedel na ontruiming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 mei 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een stichting als eiseres en een gedaagde die een woning huurde van de stichting. De eiseres vorderde een vergoeding van kosten die zij had gemaakt voor het afvoeren en opslaan van de inboedel van de gedaagde, na een eerdere ontruiming van de woning op 13 april 2010. De gedaagde was eerder veroordeeld tot betaling van huurachterstand en ontruiming van de woning. De eiseres stelde dat zij als zaakwaarnemer op grond van artikel 6:198 BW had gehandeld en dat de gedaagde gehouden was de schade te vergoeden die voortvloeide uit deze zaakwaarneming.

De gedaagde erkende de hoofdsom van de vordering, maar betwistte de buitengerechtelijke kosten en de verschuldigde rente. De kantonrechter oordeelde dat het afvoeren en opslaan van de inboedel op redelijke grond had plaatsgevonden en dat de gedaagde gehouden was de schade te vergoeden. De kantonrechter wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten af, omdat niet voldoende kon worden vastgesteld dat de gedaagde de relevante aanmaningen had ontvangen. De kantonrechter besloot dat de gedaagde vanaf de dag van de dagvaarding bekend was met de aanspraak van de eiseres en dat de wettelijke rente vanaf dat moment toegewezen werd. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eiseres waren vastgesteld op een totaalbedrag van € 556,79.

De beslissing van de kantonrechter was dat de gedaagde € 548,47 moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en dat hij in de proceskosten werd veroordeeld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 2728734 CV EXPL 14-3798
uitspraak: 16 mei 2014
vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam
in de zaak van
de stichting
[eiseres],
gevestigd te [x],
eiseres,
gemachtigde: mr. A. Lodder,
tegen
[gedaagde]
wonende te [x],
gedaagde,
in persoon procederend.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres] en “[gedaagde]”.

1.Het verloop van het proces

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 17 januari 2014, met producties;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord van gedaagde d.d. 30 januari 2014;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de aantekeningen van de mondelinge dupliek van gedaagde d.d. 16 april 2014.
1.2
De datum van deze uitspraak is door de kantonrechter bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1
[gedaagde] huurde van [eiseres]een woning aan de [adres] (hierna: het gehuurde).
2.2
Bij vonnis van deze rechtbank van 12 maart 2010 is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand met toewijzing van de door [eiseres]gevorderde ontbinding en ontruiming.
2.3
Op 13 april 2010 is het gehuurde door de deurwaarder ontruimd. De bij die ontruiming in het gehuurde aangetroffen inboedel is afgevoerd en opgeslagen en uiteindelijk vernietigd.

3.Het geschil

3.1
[eiseres]heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 548,47 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, € 99,46 aan buitengerechtelijke kosten en € 26,45 aan verschenen rente, met proceskostenveroordeling.
3.2
Aan haar vordering legt [eiseres]- zakelijk weergegeven - ten grondslag dat zij als zaakwaarnemer op grond van artikel 6:198 BW de inboedel van [gedaagde] heeft laten afvoeren en opslaan. [gedaagde] is gehouden de schade te vergoeden die [eiseres]als gevolg van die zaakwaarneming heeft geleden. Ondanks herhaald verzoek is [gedaagde] tekort geschoten in de nakoming van deze betalingsverplichting. Door dit verzuim is [gedaagde] de wettelijke rente verschuldigd geworden. Tevens is [eiseres]hierdoor genoodzaakt geweest haar vordering uit handen te geven. De daaraan verbonden buitengerechtelijke kosten komen voor rekening van [gedaagde].
3.3
[gedaagde] heeft de hoofdsom erkend, maar betwist buitengerechtelijke kosten en rente verschuldigd te zijn. Er zijn door hem geen aanmaningen ontvangen. Hij is pas bij dagvaarding bekend geworden met deze kosten.

4.De beoordeling van de vordering

4.1
Het afvoeren en opslaan van de inboedel in verband met de uitvoering van de ontruiming van het gehuurde heeft naar het oordeel van de kantonrechter plaatsgevonden op redelijke grond en in het belang van [gedaagde], zodat het handelen van de deurwaarder kan worden aangemerkt als zaakwaarneming in de zin van artikel 6:198 e.v. BW. [gedaagde] is op grond van artikel 6:200 BW dan ook gehouden de daardoor geleden schade te vergoeden. Nu hij de verschuldigdheid en gestelde hoogte daarvan ook niet betwist, is de vordering in zoverre toewijsbaar.
4.2
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten
heeft [eiseres]aangevoerd dat zij [gedaagde] bij brieven van 13 september 2013, 14 oktober 2013 en 13 november 2013 tot betaling heeft gesommeerd. Door [gedaagde] is naar voren gebracht dat hij de brieven niet kent en dat hij in 2013 ook niet op het adres woonde als vermeld op de eerste twee brieven. In dit licht bezien, is de kantonrechter van oordeel dat niet voldoende kan worden vastgesteld dat [gedaagde] de brief van 13 september 2013 die als enige van de drie voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen heeft ontvangen. Dit betekent dat dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
4.3
Het voorgaande brengt mee dat niet kan worden gezegd dat [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren. [gedaagde] moet echter vanaf de dag van het uitbrengen van de dagvaarding bekend worden geacht met de aanspraak van Woonstad. Nu betaling van de hoofdsom desondanks achterwege is gebleven, zal de gevorderde wettelijke rente vanaf dat moment worden toegewezen.
4.4
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres]bepaald op € 94,79 aan dagvaardingskosten, € 462,00 aan vast recht en € 200,00 aan salaris voor de gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres]tegen kwijting te betalen € 548,47, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres]vastgesteld op € 556,79 aan verschotten en € 200,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
832