ECLI:NL:RBROT:2014:4040

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 mei 2014
Publicatiedatum
21 mei 2014
Zaaknummer
AWB-13_07183
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van namen oud-wethouders en wachtgelden in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 22 mei 2014, staat de openbaarheid van de namen van oud-wethouders en de door hen ontvangen wachtgelden centraal. Eiser had op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van deze informatie, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Spijkenisse had slechts een geanonimiseerd overzicht verstrekt. Eiser stelde dat dit niet voldeed en dat hij recht had op volledige openbaarmaking. De rechtbank oordeelde dat de weigering om de namen openbaar te maken niet gerechtvaardigd was. De rechtbank benadrukte dat wethouders zich in hun functie presenteren in de openbaarheid en dat de informatie over hun wachtgelden ook van maatschappelijk belang is. De rechtbank concludeerde dat het belang van openbaarheid zwaarder weegt dan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de oud-wethouders. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat verweerder ten onrechte had afgezien van het vergoeden van de proceskosten in bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verplichtte verweerder om de namen van de oud-wethouders openbaar te maken, alsook de gemaakte proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt de belangrijke rol van transparantie in het openbaar bestuur en de noodzaak om de belangen van de openbaarheid af te wegen tegen de privacy van betrokkenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 13/7183

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2014 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr.drs. J.M.C. Niederer,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Spijkenisse, verweerder,
gemachtigde: mr. P.J. Vlcek.

Procesverloop

Bij besluit van 13 mei 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser naar aanleiding van zijn verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) een geanonimiseerd overzicht verstrekt van door zes niet bij name genoemde oud-wethouders elk over de periode vanaf 2000 in totaal ontvangen wachtgelden.
Bij besluit van 17 oktober 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en alsnog een aantal documenten uit de salarisadministratie verstrekt; verweerder heeft geen proceskostenvergoeding toegekend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2014. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
In geschil is allereerst of verweerder er bij het bestreden besluit terecht van heeft afgezien ingevolge artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in bezwaar een kostenvergoeding toe te kennen. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling; onder meer de uitspraak van 3 september 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BK4128) vindt herroeping plaats indien een ontvankelijk bezwaar leidt tot een intrekking of wijziging van het bestreden besluit. Door bij het bestreden besluit alsnog niet alleen per persoon, maar ook per jaar uitgesplitste wachtgelden te verstrekken, heeft verweerder het primaire besluit niet alleen qua vorm, zoals verweerder heeft betoogd, maar ook inhoudelijk gewijzigd en daarmee herroepen. Nu eisers Wob-verzoek onmiskenbaar betrekking had op bedragen per persoon en per jaar, is sprake van een herroeping wegens aan verweerder te wijten onrechtmatigheid, zodat verweerder tot vergoeding van door eiser in bezwaar gemaakte kosten had moeten overgaan, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht te begroten op 2 punten en, nu het een inhoudelijk geschil betrof, gewicht 1.
2.
Anders dan eiser in beroep heeft betoogd, heeft verweerder in het bestreden besluit inzichtelijk en onbestreden gemotiveerd dat documenten betreffende de salarisadministratie van voor 2007 niet meer aanwezig zijn, gelet op de bewaartermijn op grond van de Archiefwet 1995. Hieruit volgt dat ten aanzien van de door eiser zo genoemde “wethouder B” – de tweede wethouder genoemd in de bij het primaire besluit verstrekte gegevens, van wie het wachtgeld is beëindigd in september 2002 – geen documenten meer aanwezig zijn.
3.1.
In de derde plaats is in geschil of verweerder terecht geweigerd heeft de namen van oud-wethouders die vanaf 2000 wachtgeld hebben genoten bekend te maken en daartoe de verstrekte documenten heeft geanonimiseerd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob verstrekking van de namen achterwege moet blijven omdat het belang daarvan niet opweegt tegen de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
3.2.
Bij de beoordeling hiervan stelt de rechtbank onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 19 december 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BY6746) voorop dat wanneer het beroepshalve functioneren betreft, slechts in beperkte mate een beroep kan worden gedaan op het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Ook bij openbaarmaking van namen dient per geval het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer te worden afgewogen tegen het belang van de openbaarmaking. Bij die afweging dient het uitgangspunt van de Wob – openbaarheid is regel – zwaar te wegen. Daarnaast speelt bij deze afweging de functie van de betrokkene een rol.
3.3.
Het betreft in dit geval oud-wethouders. Wethouders presenteren zich uit hoofde van hun functie in de openbaarheid en wanneer de functievervulling beëindigd wordt, is dit algemeen bekend. Ook de hoogte van zowel de salarissen van wethouders als de uitkering waarop na beëindiging van het wethouderschap recht bestaat, betreft openbare informatie. Voorts hangt het ontvangen van wachtgeld onverbrekelijk samen met de voormalige functievervulling. De mate waarin voormalige politieke ambtsdragers gebruik maken en gebruik moeten kunnen maken van wachtgeldregelingen is bovendien regelmatig onderwerp van maatschappelijk debat. Mede in aanmerking genomen dat eiser ter zitting heeft verklaard zich erin te kunnen vinden als de namen en de wachtgelden apart en dus losgekoppeld van elkaar worden verstrekt, is de rechtbank daarom van oordeel dat verweerder het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in redelijkheid niet zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van de openbaarheid van de namen van de oud-wethouders op wie de verstrekte documenten betrekking hebben.
4.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit in rechte geen stand kan houden en, onder gegrondverklaring van het beroep, vernietigd dient te worden voor zover daarin is geweigerd de namen van de oud-wethouders ten aanzien van wie documenten zijn verstrekt openbaar te maken en voor zover daarin is geweigerd door eiser in bezwaar gemaakte kosten te vergoeden. De rechtbank kan met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb zelf in de zaak voorzien als na te melden.
5.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, dient verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
6.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.948,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond,
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij is geweigerd de namen van de oud-wethouders ten aanzien van wie documenten zijn verstrekt openbaar te maken en voor zover daarbij is geweigerd door eiser in bezwaar gemaakte kosten te vergoeden,
  • bepaalt dat bedoelde namen alsnog (losgekoppeld van de wachtgelden) worden verstrekt,
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 160,- vergoedt,
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.948,-, te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van mr. C.S. de Waal, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.