Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van 19 juni 2013,
- het proces-verbaal van comparitie van 14 oktober 2013;
- het faxbericht van mr. Reijnen van 1 november 2013;
- de brief d.d. 6 november 2013 van mrs. De Jong en Van Boxtel.
2.De feiten
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
alleintercompany vorderingen en schulden automatisch tenietgaan (“… shall be paid…”). Er staat niet dat de intercompany vorderingen geacht worden te zijn betaald vanwege de herkapitalisatie. Hieruit volgt dat uit de SPA, waarbij Inspearit geen partij is, niet kan worden afgeleid dat door de herkapitalisatie de onderhavige rekening-courant vordering heeft opgehouden te bestaan.
Subject:Our Offer’ en de inhoud van de e-mail blijkt dat het een voorstel betreft en derhalve geen vastlegging van gemaakte afspraken. Ook de door DNV overgelegde verklaring van de heer [W], fiscaal deskundige, leidt niet tot een ander oordeel. Daar komt bij dat is komen vast te staan dat hij niet aanwezig is geweest bij de betreffende onderhandelingen en evenmin bij de vastlegging van de gemaakte afspraken die uiteindelijk hun beslag in de SPA hebben gekregen.
dat het zo expliciet niet is besproken met CIBIT (“this is never specifically discussed”). DNV vertrouwt dus op een stilzwijgende overeenstemming die is ontstaan zonder dat over het onderwerp tussen partijen bij de SPA, en evenmin met Inspearit, zelfs maar is gesproken. Nergens blijkt dat Inspearit zich zodanig heeft gedragen dat DNV erop mocht vertrouwen dat tegenover de herkapitalisatie zij afstand van de onderhavige vordering doet. Aldus biedt het verweer van DNV, tegen de achtergrond van al hetgeen hiervoor is overwogen, onvoldoende aanknopingspunten om tot bewijslevering te kunnen worden toegelaten. Hieruit volgt dat de vordering van Inspearit, als onvoldoende gemotiveerd betwist, dient te worden toegewezen.