In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de terugbetaling van ruim € 24.000 door de bewindvoerder aan de erven van de rechthebbende. De bewindvoerder, mevrouw [X], was van 22 januari 2009 tot 31 oktober 2013 verantwoordelijk voor het beheer van de financiën van de rechthebbende, de heer [rechthebbende]. Tijdens deze periode heeft de kantonrechter vastgesteld dat er een aanzienlijke vermenging van de financiën van de bewindvoerder en de rechthebbende heeft plaatsgevonden, wat heeft geleid tot schade voor de rechthebbende. De rechthebbende is op 29 juli 2014 overleden, waarna de erven de bewindvoerder aansprakelijk hebben gesteld voor de geleden schade.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder tekort is geschoten in haar zorgplicht en dat deze tekortkomingen aan haar kunnen worden toegerekend. De rechter heeft de schade berekend op basis van de ingediende rekening en verantwoording, waarbij is gekeken naar de vermogenssituatie van de rechthebbende voor en na de bewindvoering. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de bewindvoerder een bedrag van € 24.360,00 aan de erven van de rechthebbende moet terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de bewindvoerder direct tot betaling kan worden gedwongen, ongeacht een eventueel hoger beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van een goede bewindvoering en de verantwoordelijkheden die daarmee gepaard gaan. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de bewindvoering heeft plaatsgevonden, en heeft de schade naar billijkheid vastgesteld, gezien de moeilijkheid om exacte bedragen te berekenen door de vermenging van de financiën.