ECLI:NL:RBROT:2014:7644

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 september 2014
Publicatiedatum
16 september 2014
Zaaknummer
C/10/343223 / HA ZA 09-3431
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van griffierecht en proceskosten in een civiele procedure met meerdere gedaagden

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, zijn meerdere gedaagden betrokken, waaronder Selectica Fund Ltd en Diversica Financial Group B.V. De zaak betreft een geschil over de verdeling van griffierechten en proceskosten na een eerdere uitspraak. De rechtbank heeft op 3 september 2014 een deeleindvonnis gewezen, waarin de verdeling van de proceskosten en griffierechten tussen de verschillende gedaagden is vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden die in het gelijk zijn gesteld, recht hebben op een deel van de griffierechten, terwijl de gedaagde die ongelijk krijgt, verantwoordelijk is voor een ander deel. Dit vonnis volgt op eerdere tussenvonnissen, waarin de rechtbank al beslissingen had genomen over de ontvankelijkheid van de eisers en de vorderingen tegen de verschillende gedaagden. De rechtbank heeft in dit vonnis ook de hoogte van de te vergoeden bedragen aan griffierechten en proceskosten vastgesteld, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers tegen bepaalde gedaagden afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden die in het gelijk zijn gesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de procedure tegen een van de gedaagden is geschorst, wat betekent dat deze gedaagde niet verder in deze procedure wordt behandeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK [woonplaats2 2]

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/343223 / HA ZA 09-3431
Vonnis van 3 september 2014
in de zaak van

1.[eiser1],

wonende te [woonplaats1],
2. de rechtspersoon naar het recht van Luxemburg
[eiser2],
gevestigd te Luxemburg,
eisers,
advocaat mr. E.K. Ditvoorst,
tegen
1. de rechtspersoon naar het recht van de Kaaiman Eilanden
SELECTICA FUND LTD,
gevestigd te George Town,
gedaagde,
advocaat voorheen mr. N.M. Jonker, thans niet langer vertegenwoordigd,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIVERSICA FINANCIAL GROUP B.V.,
gevestigd te [woonplaats2 2],
gedaagde,
advocaat mr. N.M. Jonker,
3.
[gedaagde1],
wonende te[woonplaats2 1],
gedaagde,
advocaat mr. J.H. Lemstra,
4.
ANTHONY YUPANQUI WARNAARS,
wonende te [woonplaats2 2],
gedaagde,
advocaat mr. N.M. Jonker,
5.[gedaagde3],
wonende te[woonplaats3],
gedaagde,
advocaat mr. N.M. Jonker,
6.
[gedaagde4],
wonende te[woonplaats4],
gedaagde,
advocaat mr. J.H. Stek,
7.[gedaagde5],
wonende te[woonplaats5],
gedaagde,
advocaat mr. G. te Winkel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 juli 2014 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de akte van eisers;
  • de akte van gedaagde sub 6 (hierna: [gedaagde4]);
  • de akte van gedaagde sub 7 (hierna: [gedaagde5]).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij bovengenoemd tussenvonnis heeft de rechtbank gedaagde sub 3 (hierna: [gedaagde1]) toestemming gegeven om tussentijds te appelleren tegen het tussenvonnis van 9 april 2014. Gelet op het bepaalde in artikel 350 Rv is de procedure, voor zover deze betrekking heeft op het geschil tussen eisers en [gedaagde1], sindsdien van rechtswege geschorst.
2.2.
In het tussenvonnis van 9 juli 2014 heeft de rechtbank, in het licht van de toestemming aan [gedaagde1] om tussentijds in appel te gaan, tevens overwogen voornemens te zijn om in de procedure tegen de andere gedaagden eindvonnis te wijzen. Gedaagden sub 2, 4 en 5 (hierna: DFG c.s.) hadden hier al om gevraagd. De rechtbank heeft eisers, [gedaagde4] en [gedaagde5] in de gelegenheid gesteld zich over dit voornemen uit te laten. [gedaagde4] en [gedaagde5] ondersteunen het voornemen van de rechtbank, eisers refereren zich.
2.3.
Gelet hierop en op de in het tussenvonnis van 9 juli 2014 (onder 2.9) genoemde omstandigheden, zal de rechtbank thans overgaan tot het wijzen van eindvonnis in het geschil tussen eisers en alle gedaagden behalve [gedaagde1]. In dit verband overweegt de rechtbank verder als volgt.
2.4.
In het tussenvonnis van 13 februari 2013 (zie onder 5.4) is overwogen en beslist dat de vordering van eisers op gedaagde onder 1 (hierna: Selectica) voor toewijzing in aanmerking komt. Selectica zal in de proceskosten van eisers worden veroordeeld. Nu Selectica geen verweer heeft gevoerd, komen voor vergoeding in aanmerking het door eisers betaalde griffierecht, de exploot- en beslagkosten voor zover betrekking hebbend op Selectica (in totaal € 581,88) en het advocaatsalaris ter zake het beslagrekest en de dagvaarding (2 punten, tarief VIII).
2.5.
Bij tussenvonnis van 13 februari 2013 (onder 5.10) heeft de rechtbank tevens beslist dat eiser sub 1 (hierna: [eiser1]) bij eindvonnis niet-ontvankelijk verklaard zal worden.
2.6.
Bij tussenvonnis van 9 april 2014 heeft de rechtbank beslist dat de vorderingen van eiseres sub 2 (hierna: Kerten) op DFG c.s., [gedaagde4] en [gedaagde5] zullen worden afgewezen.
2.7.
Eisers zullen in de proceskosten van DFG c.s., [gedaagde4] en [gedaagde5] worden veroordeeld. Omdat Selectica, DFG c.s. en [gedaagde4] met dezelfde advocaat in deze procedure zijn verschenen en dus in totaal slechts één keer griffierecht hebben betaald, ziet de rechtbank aanleiding om eenvijfde deel van het griffierecht voor rekening van Selectica te brengen. Drievijfde deel moet aan DFG c.s. worden toegerekend en dat dient door eisers vergoed te worden. Eenvijfde deel moet aan [gedaagde4] worden toegerekend en ook dat deel dient door eisers vergoed te worden. De proceshandelingen van alle hier bedoelde gedaagden die bij de begroting van het advocaatsalaris een rol spelen zijn de volgende: conclusie van antwoord (1), conclusie van dupliek (1) en het pleidooi (2). Tarief VIII is toepasselijk. In het voegingsincident tussen eisers en DFG c.s. (vonnis van 8 december 2010) blijven de proceskosten voor rekening van beide partijen, nu DFG c.s. weliswaar in het gelijk is gesteld, maar eisers tegen de incidentele vordering geen verweer hebben gevoerd. Terzake het vrijwaringsincident tussen eisers en [gedaagde5] (vonnis van 30 juni 2010), waarin [gedaagde5] ondanks het verweer van eisers in het gelijk is gesteld, heeft [gedaagde5] aanspraak op € 452,-- (1 punt tarief II) voor advocaatsalaris. Eisers zullen worden veroordeeld in de nakosten zoals in het dictum omschreven.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Selectica tot betaling aan eisers van € 4.579.648,80 (vier miljoen vijfhonderdnegenenzeventigduizend zeshonderdachtenveertig euro en tachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 2.079.648,80 vanaf 31 augustus 2008 en over € 2,5 miljoen vanaf 30 september 2008, tot aan de dag van gehele voldoening;
3.2.
veroordeelt Selectica in de proceskosten van eisers, tot op heden begroot op
€ 4.938,-- aan griffierecht, € 581,88 aan explootkosten en € 6.422,-- aan advocaatsalaris, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis;
3.3.
wijst af het meer of anders gevorderde in het geschil tussen eisers en Selectica;
3.4.
verklaart [eiser1] niet-ontvankelijk in het geschil tussen eisers en DFG c.s., [gedaagde4] en [gedaagde5];
3.5.
wijst de vorderingen van Kerten op DFG c.s., op [gedaagde4] en op [gedaagde5] af;
3.6.
veroordeelt eisers in de proceskosten van DFG c.s., tot op heden begroot op
€ 2.962,80 aan griffierecht en € 12.844,-- aan advocaatsalaris, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis;
3.7.
veroordeelt eisers in de nakosten van DFG c.s., begroot op € 131,-- dan wel, indien betekening van het vonnis plaatsvindt, € 199,--;
3.8.
veroordeelt eisers in de proceskosten van [gedaagde4], tot op heden begroot op
€ 987,50 aan griffierecht en op € 12.844,-- aan advocaatsalaris, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis;
3.9.
veroordeelt eisers in de nakosten van [gedaagde4], begroot op € 131,-- dan wel, indien betekening van het vonnis plaatsvindt, € 199,--;
3.10.
veroordeelt eisers in de proceskosten van [gedaagde5], tot op heden begroot op
€ 1.185,-- aan griffierecht en op € 13.296,-- aan advocaatsalaris, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis;
3.11.
veroordeelt eisers in de nakosten van [gedaagde5], begroot op € 131,-- dan wel, indien betekening van het vonnis plaatsvindt, € 199,--;
3.12.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.13.
verstaat dat de procedure tussen eisers en [gedaagde1] is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, mr. A.J.J. van Rijen en J.A. Moolenburgh en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2014.
1980/1354/901