Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/750148-12
Datum uitspraak: 18 september 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats]op [geboortedatum],
verblijvende op het adres: [adres],
raadsman, mr. I.A. van Straalen, advocaat te ’s-Gravenhage.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 en 4 september 2014.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. M. van Solingen heeft gerekwireerd:
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest alsmede tot en een geldboete van € 20.000;
- onttrekking aan het verkeer van de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 14 t/m 18 vermelde voorwerpen;
- verbeurdverklaring van de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 3 t/m 13 vermelde voorwerpen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding met betrekking tot de restbeschuldigingen/zaaksdossiers genoemd in de tenlastelegging van feit 1 nietig is, omdat deze restbeschuldigingen te breed geformuleerd zijn om zich tegen te kunnen verdedigen. De raadsman heeft de partiële nietigheid ten aanzien van dit gedeelte van de tenlastelegging bepleit.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Krachtens artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd en de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan, onder meer teneinde de verdachte te informeren voor welk voorval hij terecht moet staan. Als de tenlastelegging hieraan niet voldoet, kan zij niet fungeren als grondslag van de terechtzitting en moet de dagvaarding (in zoverre) nietig worden verklaard.
In de onderhavige dagvaarding wordt onder 1 telkens verwezen naar een daarop betrekking hebbend goed geordend zaaksdossier. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging, bezien in samenhang met het betreffende zaaksdossier, duidelijk aangeeft waartegen de verdachte zich heeft te verdedigen en dat de dagvaarding aldus voldoet aan de in artikel 261 Sv vermelde eisen.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
in de periode van 2 juli 2012 tot en met 12 maart 2013 te Rotterdam en Amsterdam en Amstelveen althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, van een hoeveelheid heroïne en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s) een
of meermalen, in elk geval:
Zaak Regensburg Duitsland:
in deperiode van 2 juli 2012 tot en met 9 juli 2012
- hoeveelheden (in totaal -ongeveer- 145 kilogram) paracetamol en/of coffeïne en/of be
nzocaïn en/of fenacetine (bestemd voor het versnijden en/of bewerken en/of verwerken van heroïne en/of cocaïne) voorhanden gehad en opgeslagen en
- vervoerd naar en/of overgedragen aan [betrokkene 3] en/of een of meer andere (onbekend
gebleven) personen;
Zaak Füssen Duitsland:in deperiode van 22 september 2012 tot en met 24 september
2012
- hoeveelheden (in totaal -ongeveer- 165 kilogram) paracetamol en/of coffeïne en/of lidocaïne (bestemd voor het versnijden en/of bewerken en/of verwerken van heroïne en/of cocaïne) besteld en/of ingekocht en/of vervoerd en/of voorhanden gehad en/of opgeslagen en- verstrekt en/of overgedragen aan [betrokkene] ;
Zaak [adres 3]:in deperiode van 29 september 2012 tot en met 11 maart 2013
- hoeveelheden paracetamol en/of cafeïne/coffeïne en/of lidocaïne (bestemd voor het versnijden en/of bewerken en/of verwerken van heroïne en/of cocaïne) vervoerd en voorhanden gehad en/of bewerkt;
op of omstreeks 12 maart 2013
- in een woning (gelegen aan de[adres 2]) te Amstelveen hoeveelheden (in totaal -ongeveer- 200 kilogram) fenacetine en benzocaine
en lidocaine en mannitol en inositol (bestemd voor het versnijden en/of bewerken en/of verwerken van heroïne en/of cocaïne) voorhanden gehad;
Zaak [naam bedrijf]: in de periode van 21 oktober 2012 tot en met 11
maart 2013
- hoeveelheden paracetamol en/of cafeïne en/of lidocaïne en/of
procaïne en/of mannitol en/of inositol en/of fenacetine en/of boorzuur (bestemd voor het versnijden en/of bewerken en/of verwerken van heroïne en/of cocaïne) besteld en/of ingekocht en/of vervoerd en
- afspraken gemaakt en ontmoetingen gehad en (al dan niet in versluierd
taalgebruik) telefoongesprekken en/of besprekingen en/of onderhandelingen
gevoerd met en/of inlichtingen en/of aanwijzingen en/of opdrachten gegeven
aan zijn mededaders , betreffende de wijze waarop die paracetamol en/of cafeïne en/of lidocaïne en/of procaïne en/of mannitol en/of inositol en/of fenacetine (bestemd voor het versnijden en/of bewerken en/of verwerken van heroïne en/of cocaïne) zouden/konden worden besteld en/of gekocht en/of vervoerd en/of verkocht en/of geleverd en/of verstrekt en/of gebruikt en/of vermengd;
Zaak Best Nederland:in deperiode van 2 januari 2013 tot en met 16 januari 2013
- hoeveelheden (in totaal -ongeveer- 300 kilogram) paracetamol en/of cafeïne/coffeïne en/of lidocaïne (bestemd voor het versnijden en/of bewerken en/of verwerken van heroïne en/of cocaïne) besteld en/of ingekocht en/of vervoerd en/of voorhanden gehad en/of opgeslagen en
- overgedragen aan [betrokkene 2] ;
hij
op 12 maart 2013 te Amstelveen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III van de Wet wapens en Munitie enmunitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de Wet wapens en Munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Ekol, voorzien van serienummer ET1231189, type Grizzly, kaliber 6.35mm en
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van die wet van categorie III, te weten 6 kogelpatronen, kaliber 6.35mm voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bewijsuitsluiting bepleit ten aanzien van de resultaten van de onbevoegde doorzoeking van en inbeslagname uit de auto’s in de zaken Regensburg en Füssen, alsmede uitsluiting van bewijs van de verklaring van de getuige [betrokkene].
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Bij de beoordeling van de gang van zaken rondom de uitgevoerde controles in Duitsland op de auto’s in de zaken Regensburg en Füssen en de afgelegde verklaring van [betrokkene] gaat de rechtbank, op grond van het vertrouwensbeginsel, uit van de rechtmatige verkrijging van deze onderzoeksresultaten.
De rechtbank heeft op de terechtzitting van 10 juni 2013 het verzoek van de verdediging om de getuige [betrokkene] te horen toegewezen. Op 4 september 2013 heeft de verdediging haar verzoek hiertoe ingetrokken. Reeds om die reden dient het verweer verworpen te worden. Bovendien gaat het om een verklaring van die niet op zichzelf staat, maar ook in andere bewijsmiddelen naar voren komt.
Uitsluiting van het bewijs van de door de getuige [getuige 1] afgelegde verklaringen.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring bij de politie van [getuige 1], verdachte in Frankfurt (Duitsland), op 18 juni 2013 van het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat - kort gezegd - [getuige 1] een eigen belang had bij haar getuigeverklaring (zij hoopte immers in de strafzaak tegen haar in Duitsland een lagere straf te krijgen) en voorts de verdediging onvoldoende mogelijkheden heeft gehad haar daadwerkelijk te ondervragen. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van de getuige als verdachte bij de politie in Frankfurt (Duitsland) op 18 juni 2013 onbetrouwbaar is en de verdachte de getuigenverklaring betwist.
Standpunt openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft daartegen - kort gezegd - het volgende aangevoerd. Dat de Duitse rechtbank op een datum na het afleggen van de verklaring van 18 juni 2013 in de strafmaat rekening heeft gehouden met de proceshouding van [getuige 1], doet niet af aan de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van deze verklaring voor het bewijs. Niet gebleken of aannemelijk is geworden dat het anticiperen van [getuige 1] op een mogelijke positieve invloed van het afleggen van die verklaring de betrouwbaarheid van die verklaring heeft beïnvloed. Voorts is van belang dat de verklaring van [getuige 1] wordt ondersteund door andere bevindingen in het dossier, zoals de taps, observaties, de verklaring van de verdachte [medeverdachte 1] en de inbeslagnames. [getuige 1] is tweemaal gehoord door de rechtercommissaris en zij heeft veel vragen van een van de daarbij aanwezige raadslieden beantwoord. Evenmin dient de verklaring van [getuige 1] van het bewijs te worden uitgesloten wegens het ontbreken van redenen van wetenschap. [getuige 1] heeft immers met de [verdachte] gewoond en gewerkt en zij heeft dus veel kunnen waarnemen.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
De getuige [getuige 1] heeft - blijkens de zich in het dossier bevindende processtukken uit Duitsland - in het strafrechtelijk onderzoek in Duitsland aanvankelijk slechts over haar eigen handelen verklaard. Op 18 juni 2013 heeft zij bij de politie in Frankfurt, op eigen verzoek, dan wel op verzoek van de politie, volledige openheid van zaken gegeven en óók verklaringen afgelegd over de rol van vier van de verdachten in de onderhavige strafzaak. Niet gebleken is dat aan haar beloften zijn gedaan over strafvermindering. De getuige heeft wel zelf verklaard dat zij enige verwachtingen had dat de Duitse rechter bij het bepalen van de strafmaat rekening zou houden met haar verklaring en dat dit zou leiden tot strafvermindering. Het Landgericht van Frankfurt am Main heeft, blijkens het vonnis, dat op 15 januari 2014 rechtskracht heeft gekregen, aangaande de verklaring van [getuige 1] onder meer overwogen dat de constateringen met betrekking tot de verdenking zelf zijn gebaseerd op de openhartige, omvangrijke en geloofwaardige bekentenis van de verdachte. De verdachte heeft in haar verklaring ter terechtzitting omtrent de feiten d.d. 20- en 22 september 2012, alsmede haar betrokkenheid bij en de voorbereiding van de feiten volledig bekend. Daarbij heeft [getuige 1] de verklaring die zij op 18 juni 2013 bij de politie had afgelegd gelijkluidend herhaald en met betrekking tot de hier behandelde strafbare feiten verder geconcretiseerd zodat deze ten grondslag zijn gelegd aan de constatering onder II in het vonnis. Het Landgericht heeft, na aldus de verklaring op betrouwbaarheid te hebben getoetst, daarmee rekening gehouden bij het bepalen van de strafmaat.
[getuige 1] heeft als verdachte volledige openheid van zaken gegeven. Dat zij door deze houding heeft gehoopt op en daadwerkelijk ook strafvermindering heeft gekregen, betekent niet dat haar verklaringen onbetrouwbaar zijn. [getuige 1] heeft bij het getuigenverhoor door de rechter-commissaris op 10 december 2013 verklaard bij haar verklaring van 18 juni 2013 te blijven en toen de waarheid te hebben verteld. Zij heeft voorts verklaard dat zij geen passages heeft laten wegstrepen en dat ze haar verklaring eerst helemaal heeft doorgelezen voordat zij hem heeft ondertekend. Bij de voortzetting van het getuigenverhoor op 7 maart 2014 heeft [getuige 1] verklaard te blijven bij haar verklaring van 10 december 2013. De rechtbank constateert dat de verklaringen die [getuige 1] op 18 juni 2013 en op 10 december 2013 heeft afgelegd, worden ondersteund door de bewijsmiddelen in het strafdossier en ook overigens consistent zijn. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding genoemde verklaringen van het bewijs uit te sluiten.
Ten aanzien van de eigen wetenschap van [getuige 1] stelt de rechtbank vast dat zij de verdachten [verdachte], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], alsmede de loods op de [adres 3] heeft herkend op de haar getoonde foto’s; zij heeft verklaard dat [verdachte] haar heeft verteld dat het ene mengsel werd gebruikt voor heroïne en het nadere voor cocaïne, hij er goed mee verdiende en dat hij niet wilde beginnen met handel in andere substanties.
[getuige 1] heeft voorts verklaard dat zij een keer bij het kapot slaan met de hamer heeft geholpen.
Bestemming als versnijdingsmiddelen voor cocaïne en heroïne
Standpunt verdedigingDe raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen bewijs voorhanden is dat de stoffen bestemd waren voor versnijding met respectievelijk heroïne of cocaïne en de verdachte daarom moet worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
De verdachte heeft de bezigheden in de loods aan de [adres 3] verborgen voor de verhuurder. Zo vonden werkzaamheden plaats in de avonduren en liet de verdachte de loods ontruimen door diens medeverdachten, voordat de verhuurder een bezoek bracht.
De stoffen werden in zakken tuinaarde verpakt, alsof het tuinaarde betrof en de verdachten spraken telefonisch in versluierd taalgebruik over bestellingen en leveringen van stoffen.
De in de woning aan de [adres 2] aangetroffen stoffen, mix van stoffen en jerrycans met bruine kleurstof, alsook de in beslag genomen (mix van) stoffen in de zaaksdossiers Regensburg, Füssen en Best zijn blijkens het NFI-rapport allemaal te gebruiken als versnijdingsmiddelen voor heroïne en cocaïne.
Uit al deze omstandigheden, alsmede uit het feit dat de verdachte blijkens taps en observaties na aanhouding van zijn medeverdachten op grond van de Opiumwet, (welke op dat moment versnijdingsmiddelen transporteerden) doorgaat met zijn werkzaamheden, leidt de rechtbank af dat het hier niet gaat om reguliere en legale transporten en het niet anders kan dan dat de verdachte wetenschap had omtrent de bestemming van de door hem getransporteerde goederen.
Daarnaast heeft de [getuige 2] verklaard dat de verdachte ‘
In de mix zat en dat verkocht om narcotica mee te mengen’ en heeft de getuige [getuige 1] verklaard dat de verdachte versnijdingsmiddelen voor heroïne en cocaïne produceerde.
De bewezen feiten leveren op: