ECLI:NL:RBROT:2014:8128

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
3 oktober 2014
Zaaknummer
10/651062-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en afpersing van een minderjarige door middel van herhaaldelijke dreigende berichten via WhatsApp

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 9 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en afpersing van een 16-jarige jongen. Gedurende een periode van acht dagen heeft de verdachte in totaal 573 dreigende berichten gestuurd via WhatsApp naar het slachtoffer. In deze berichten heeft de verdachte onder andere gedreigd het slachtoffer te vermoorden, te verminken, zijn familie te doden en zijn huis in brand te steken. Onder deze druk heeft het slachtoffer meerdere spelcomputers aan de verdachte moeten afgeven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact die deze op het slachtoffer hebben gehad. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd en heeft een langdurig hulpverleningsverleden, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar beslissing. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen, die € 500,- aan immateriële schade vorderde, en heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich gedurende de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig te maken en geen contact op te nemen met het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/651062-14
Datum uitspraak: 9 september 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Rijnmond, locatie Hoogvliet,
raadsman R. Haze, advocaat te Rotterdam.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 augustus 2014.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

EIS OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van Reclassering Nederland en een contactverbod met [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]), met bepaling dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

BEWEZENVERKLARING

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 29 april 2014 tot en met 6 mei 2014 te Rotterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
meerderespelcomputers (playstation 3 en DS) met toebehoren en een koptelefoon (Beats), toebehorende aan [slachtoffer], welke bedreiging met geweld bestond uit: het sturen van whatsapp berichten aan die [slachtoffer] met de inhoud (zakelijk
weergegeven) dat die [slachtoffer] (die) goederen in een tas moest doen en voor de deur van diens woning moest zetten en als die [slachtoffer] dat niet zou doen hij, verdachte, de hele
kanker kop van die [slachtoffer] zou stuk slaan en die [slachtoffer] neer zou steken en die [slachtoffer] zou vermoorden en diens woning in brand zou steken, althans berichten van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij in de periode van
4 mei2014 tot en met 6 mei 2014 te Rotterdam, althans in Nederland
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
enmet zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigende berichten gestuurd met de inhoud: "Ik maak je kanker dood" en "Ik kan je vermoorden, koelbloedig" en "Als je iets tegen de politie of je vrienden zegt dan ga je dood [slachtoffer]" en "Het gaat gebeuren, de eerstvolgende keer steek ik je neer, ik maak je helemaal kankerkapot" en "Ik ga je echt verminken op een dag" althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

BEWIJSMOTIVERING

De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

NADERE BEWIJSOVERWEGING

In de periode van 29 april 2014 tot en met 6 mei 2014 heeft [slachtoffer] op zijn telefoon 573 berichten ontvangen, die via whatsapp waren verzonden vanaf het [telefoonnummer 1]. Deze berichten zijn onderdeel van een conversatie tussen de verzender van deze berichten (hierna ook: de verzender) en [slachtoffer].
Deze conversatie heeft – samengevat – het volgende verloop gehad.
Op 29 april 2014 om 22.43 uur wordt [slachtoffer] meegedeeld dat hij ‘geld moet regelen’. Vervolgens wordt [slachtoffer] bericht dat hij mee moet doen met ‘een plan’ en dat hij anders zal worden vermoord. Als [slachtoffer] antwoordt dat hij niet mee wil werken, stuurt de verzender hem onder andere berichten met de strekking dat hij dan [slachtoffer]’s huis in de brand zal steken en zijn hele familie zal vermoorden. Op 5 mei 2014, rond 14:00 uur stuurt de verzender [slachtoffer] een bericht dat hij nu naar zijn huis komt om geld op te halen. Als [slachtoffer] bericht dat hij geen geld heeft, meldt de verzender hem dat hij dan maar zijn huissleutel moet geven en hij hem anders steekt tot hij doodbloedt. Nadat [slachtoffer] de verzender vraagt of hij met rust wordt gelaten als hij hem spullen geeft, volgt een soort onderhandeling. Uiteindelijk wordt een akkoord bereikt over een ‘afkoopsom’, bestaande uit meerdere spelcomputers en een koptelefoon, die de [slachtoffer] in een plastic tas zijn deur moet zetten.
De rechtbank stelt vast dat de verzender [slachtoffer] in vele berichten heeft bedreigd met ernstig geweld als hij – kort gezegd – niet doet wat de verzender hem opdraagt. De rechtbank acht voorts bewezen dat [slachtoffer] daadwerkelijk meerdere spelcomputers en een koptelefoon buiten heeft gezet en dat deze ook door de verzender zijn opgehaald. Dit laatste volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de aangifte en de berichten van 6 mei 2014, waarin – kort gezegd – de verzender [slachtoffer] verwijt dat hij zich niet aan de afspraak heeft gehouden omdat de controllers voor de playstation er niet bij zaten. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat bewezen is dat [slachtoffer] is gedwongen die spullen onder de dreiging met geweld buiten te zetten en dat de verzender deze ook heeft opgehaald.
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden, is of de verdachte, ondanks zijn ontkenning, de verzender van die berichten is.
De rechtbank stelt vast dat de berichten naar [slachtoffer] zijn verstuurd vanaf het nummer dat op dat moment bij de verdachte in gebruik was ([telefoonnummer 1]). In zijn eerste verhoor bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij de enige gebruiker van dat nummer is en dat zelfs zijn vader mag niet aan zijn telefoon mag zitten. Ook het feit dat de verzender van de berichten zich voorstelt als ‘[bijnaam verdachte]’, hetgeen de bijnaam van de verdachte is, wijst in zijn richting. Pas nadat hij door de politie wordt geconfronteerd met de aan [slachtoffer] verzonden berichten, verklaart de verdachte dat vrienden uit de buurt ook wel eens zijn telefoon mogen gebruiken en dat één van hen al die berichten moet hebben verstuurd op momenten dat hij niet heeft opgelet.
Het is in de visie van de rechtbank op zich voorstelbaar dat de verdachte tijdens het incidenteel uitlenen van zijn telefoon enkele aan zijn nummer verzonden berichten heeft gemist en niet heeft opgemerkt dat iemand anders berichten vanaf zijn telefoon heeft verstuurd. In dit geval gaat het echter om 573 berichten, die ook nog eens vaak in de nachtelijke uren zijn verzonden. Bovendien maken de berichten onderdeel uit van een ‘conversatie’ die - met tussenpozen - over meerdere dagen is gevoerd. Het is derhalve onaannemelijk dat iemand anders dan de verdachte buiten zijn medeweten om die berichten aan [slachtoffer] heeft verstuurd. De rechtbank acht op grond van het voorgaande de stelling van de verdachte dat iemand anders de berichten met zijn telefoon aan [slachtoffer] heeft verstuurd niet aannemelijk en stelt derhalve vast dat de verdachte degene is die de berichten heeft gestuurd, zodat hetgeen onder 1 en 2 ten laste is gelegd bewezen kan worden verklaard.

STRAFBAARHEID FEITEN

De bewezen feiten leveren op:
1.
Afpersing
2.
Bedreiging met zware mishandeling en enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

STRAFBAARHEID VERDACHTE

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

STRAFMOTIVERING

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en afpersing van de 16-jarige [slachtoffer]. De verdachte heeft aan [slachtoffer] over een periode van 8 aaneengesloten dagen 573 berichten gestuurd waarin hij onder andere schrijft dat hij [slachtoffer] ging neer steken, zou vermoorden, ging verminken, zijn familie ging vermoorden en zijn huis in brand zou steken. [slachtoffer] is hiervan zo bang geworden dat hij zich gedwongen zag om onder andere meerdere spelcomputers aan de verdachte af te geven. Het is algemeen bekend dat dergelijk feiten een grote impact op slachtoffers kan hebben en dat slachtoffers nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid kunnen ervaren. Dat is ook in deze zaak het geval. Uit de ter zitting door zijn moeder voorgedragen slachtofferverklaring blijkt van de enorme impact die de handelingen van de verdachte op [slachtoffer] hebben gehad en nog altijd hebben. De verdachte heeft slechts gehandeld met het oog op zijn eigen gewin, zonder zich rekenschap te geven van de rechten en gevoelens van anderen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Op een dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 augustus 2014. Daaruit blijkt dat de verdachte al meerdere malen door de (kinder)rechter voor vergelijkbare feiten is veroordeeld en dat hij reeds twee maal – als bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijk opgelegde straf – onder toezicht van de jeugdreclassering heeft gestaan.
In de vroeghulprapportage van 23 mei 2014 staat dat de verdachte een langdurig hulpverleningsverleden kent en dat geen van deze interventies tot blijvende resultaten lijkt te hebben geleid. Aangezien er op verschillende levensgebieden problemen bestaan, wordt nader onderzoek naar de persoon van de verdachte en het opstellen van een reclasserings-advies nodig geacht. De verdachte heeft echter op 28 juli 2014 uitdrukkelijk aangegeven niet met de reclassering te willen mee werken. Dit draagt niet bij aan het vetrouwen van de rechtbank in de ter zitting afgelegde verklaring van de verdachte dat hij nu wel bereid is medewerking te verlenen aan begeleiding door de reclassering. De rechtbank zal gelet hierop en op het feit dat eerdere toezichten geen resultaat hebben gehad - anders dan geëist door de officier van justitie en verzocht door de raadsman - geen reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel opleggen.
De rechtbank is verder van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden is. Een deel daarvan, namelijk 2 maanden, zal voorwaardelijk worden opgelegd, met als bijzondere voorwaarde een contact verbod met [slachtoffer].
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de op te leggen bijzondere voorwaarde, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.

VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL

Als minderjarige benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer], wonende te Rotterdam en hierbij wettelijk vertegenwoordigd door zijn moeder, ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 500,- aan immateriële schade. Tevens is de wettelijke rente gevorderd vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Gelet is op de artikelen, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf)maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee)maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 3 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer];
beveelt dat de bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Rotterdam toe toteen bedrag van
€ 500,- (vijfhonderd euro)en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan
[ouder slachtoffer](wonende te Rotterdam, wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij) te betalen;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 500,- (vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 500,- (vijfhonderd euro)vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W. van Lottum, voorzitter,
en mrs. M.C. Franken en E. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van U. Ramdihal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 september 2014.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage Ibij vonnis van 9 september 2014:

TEKST TENLASTELEGGING

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 april 2014 tot en met 6 mei 2014 te
Rotterdam, althans in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de
afgifte van (onder meer) vier, althans een of meer spelcomputers (playstation
3 en/of D5) met toebehoren en/of een koptelefoon (Beats),
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
het sturen van whatsapp berichten aan die [slachtoffer] met de inhoud (zakelijk
weergegeven) dat die [slachtoffer] (die) goederen in een tas moest doen en voor de deur van diens woning moest zetten, althans (die) goederen moest afgeven aan
hem, verdachte, en als die [slachtoffer] dat niet zou doen hij, verdachte, de hele
kanker kop van die [slachtoffer] zou stuk slaan en/of die [slachtoffer] neer zou
steken en/of die [slachtoffer] zou vermoorden en/of diens woning in brand zou
steken, althans berichten en/of woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 29 april 2014 tot en met 6 mei 2014
te Rotterdam, althans in Nederland
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[slachtoffer] dreigende berichten gestuurd met de inhoud: "Ik maak je kanker dood"
en/of "Ik kan je vermoorden, koelbloedig" en/of "Als je iets tegen de politie
of je vrienden zegt dan ga je dood [slachtoffer]" en/of "Het gaat gebeuren, de
eerstvolgende keer steek ik je neer, ik maak je helemaal kankerkapot" en/of
"Ik ga je echt verminken op een dag"
althans woorden/inhoud van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht