Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding
- de door beide partijen overgelegde producties
- de mondelinge behandeling op 4 maart 2015
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van DNB.
2.De feiten
Aanleiding voor beide onderzoeken is de informatie die is verstrekt door [bedrijf2]. en [bedrijf3], in het kader van een AFM onderzoek van de afdeling Toezicht Effecten en Financiële Infrastructuur (“het TEFI- onderzoek”). De AFM
3.Het geschil
4.De beoordeling
De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door een toezichthouder voor de toepassing van deze wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling.”, de eis van betrouwbaarheid;
Beleidsbepalers zijn geschikt met betrekking tot de volgende onderwerpen:
[citaat2] en, vervolgens, blijkbaar naar aanleiding van [tekst 2], het voorstel [citaat3]
DNB en AFM hebben besloten tot hertoetsingen van [personen] [eiser], […]. Hertoetsing van [personen] [eiser] [… ] worden vooralsnog opgeschort. …
DNB heeft zich in deze gesprekken echter nimmer tevoren vastgelegd op de uitkomsten van de door haar voorgenomen hertoetsingen van zowel[eiser] als […]. …
DNB heeft zich in deze gesprekken echter nimmer tevoren vastgelegd op de uitkomsten van de door haar voorgenomen hertoetsingen van zowel [eiser] als […]. …
Ik ben wel blij dat uit de tweede versie van de email van [persoon3] (van 3 april) de opmerking over het beraden op hertoetsing van [eiser] is komen te vervallen. Als die route zou zijn vervolgd, zou dat naar alle waarschijnlijkheid tot verdere escalatie hebben geleid, die niet erg doelmatig zou zijn geweest.”voorshands niet onaannemelijk voor. Dat neemt niet weg dat het weglaten van de betreffende zin ook anders kan worden opgevat. Bij gebreke van andere uitlatingen van DNB is dat echter onvoldoende om daar de verstrekkende betekenis aan toe te kennen dat DNB [eiser] niet meer zou gaan hertoetsen, en daar dus van af moet zien.
Verder hebben wij in het gesprek van 1 september jl. onze verbazing uitgesproken over het feit dat [tekst17]
Tot slot heeft U in Uw brief van 5 september nog een opmerking gemaakt over [tekst18],. Uw opmerking berust op een onjuiste veronderstelling. [eiser] is in 2013 op voordracht van [orgaan 5] van [bedrijf4] herbenoemd als commissaris bij [bedrijf4] en dus niet op voordracht, of in zijn hoedanigheid [tekst 7] van [bedrijf2]. … Voorafgaand aan die hertoetsing heeft [bedrijf4] met DNB besproken in hoeverre DNB het wenselijk achtte dat [eiser], als onafhankelijke commissaris, [tekst19] op zich zou nemen. DNB heeft toen positief gereageerd op dit voorstel.”