ECLI:NL:RBROT:2015:5686

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2015
Publicatiedatum
5 augustus 2015
Zaaknummer
476955 / HA RK 15-445
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een civiele procedure betreffende de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 juni 2015 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker zonder vaste woon- of verblijfplaats, die op dat moment verbleef in een psychiatrisch ziekenhuis. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. H.C.A. de Groot, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team familie 1. De verzoeker stelde dat de rechter hem geen afschrift van het dossier wilde verstrekken en dat dit onredelijk was, aangezien hij geen kennis had van de inhoud van het dossier. De rechter had echter aangeboden het dossier voor te houden voordat de inhoudelijke behandeling van het verzoek zou plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat de rechter geen afschrift verstrekte, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. Bovendien had de verzoeker de mogelijkheid om het dossier met zijn advocaat te bespreken, maar had dit nagelaten. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een vrees van vooringenomenheid van de rechter. Het verzoek werd daarom ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 10 / 476955/ HA RK 15-445
Beslissing van 17 juni 2015
op het verzoek van
[naam verzoeker],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
ten tijde van het wrakingsverzoek verblijvende op de afdeling [naam verpleeginrichting] te [plaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. H.C.A. de Groot, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team familie 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 27 mei 2015 is door de rechter behandeld het verzoek machtiging voorzetting inbewaringstelling in het kader van de wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (hierna wet BOPZ) van de officier van justitie van 22 mei 2015. Deze zitting vond plaats op locatie in het psychiatrisch ziekenhuis [naam verpleeginrichting] te [plaats]. Die procedure draagt als kenmerk FA RK 15-4038.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal d.d. 27 mei 2015
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek.
Verzoeker alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 2 juni 2015.
Voorafgaand aan de zitting heeft de voorzitter van de wrakingskamer verzoeker op 2 juni 2015 op de afdeling Opname 1, unit 2 van voornoemd psychiatrische ziekenhuis gehoord.
Van dit verhoor is proces-verbaal opgemaakt waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van een schrijven van [naam verpleeginrichting] d.d. 1 juni 2015 houdende de opheffing van de inbewaringstelling van verzoeker per 1 juni 2015.
Ter zitting van 3 juni 2015, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker, de rechter en mr. L.C. Baars, advocaat te Rotterdam.
De opgeroepen officier van justitie mr. B. de Ruijter is met bericht van verhindering niet verschenen.
Het door verzoeker na deze zitting van 3 juni 2015 ingediende verzoek tot wraking van de wrakingskamer is door de wrakingskamer wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling gesteld bij beschikking van 8 juni 2015 (zaak-/rekestnummer 477660/HA RK 15-477).

2.Het verzoek en het verweer daartegen

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De rechter wist genoegzaam dat verzoeker geen enkele dossierkennis bezat. Desondanks wilde zij hem geen afschriften van de stukken in het dossier verstrekken en de zitting voortzetten. Dat is onredelijk. Het aanbod van de rechter tot voorlezing is niet redelijk, omdat zelfs indien de wederpartij een overheidsinstantie is, de processtukken van de wederpartij valkuilen, angels en voetklemmen kunnen bevatten, die uitsluitend na zorgvuldige bestudering inzichtelijk worden. Van een rechter, die zich dusdanig onredelijk gedraagt, kan verzoeker geen zinnige uitspraak verwachten.
Verzoeker heeft de hem toegewezen advocaat mr. L.C. Baars niet als advocaat erkend. Hij heeft geen toestemming verleend – ook niet impliciet- tot de aanwezigheid van mr. Baars bij de zitting. De rechter had mr. Baars de zittingszaal uit moeten sturen. Door dit na te laten, heeft ze onvoldoende respect getoond voor de belangen van verzoeker.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Ten aanzien van de eerste wrakingsgrond:
Het is de taak van de piketadvocaat om het dossier met betrokkene te bespreken. Dat is in deze zaak niet gebeurd omdat verzoeker volgens zijn piketadvocaat tot driemaal toe heeft geweigerd met hem in gesprek te gaan. Verzoeker heeft ter zitting verzocht om een kopie van het dossier en de benodigde tijd ter bestudering. Omdat er in het dossier van de rechtbank geen extra kopie was gevoegd, heeft de rechter voorgesteld alvorens de zaak inhoudelijk te behandelen, eerst tot bespreking van de inhoud van het dossier over te gaan. Dit leek haar in het belang van verzoeker. Een verder uitstel zou immers betekenen dat de periode van vrijheidsbeneming zonder rechterlijke toetsing zou voortduren. De rechter heeft dit niet nader met verzoeker kunnen bespreken omdat zij meteen hierop volgend werd gewraakt. Ter zitting heeft verzoeker niet de wens geuit de behandeling van de zaak aan te houden.
Ten aanzien van de tweede wrakingsgrond:
Verzoeker had kenbaar gemaakt dat hij geen gebruik wenste te maken van de diensten van mr. Baars. De rechter heeft om die reden aan verzoeker verzocht of hij ermee instemde dat mr. Baars aanwezig bleef om zo nodig verzoeker alsnog van juridisch advies te kunnen dienen. Anders dan verzoeker stelt, heeft hij hiermee ingestemd. Aan verzoeker was reeds eerder medegedeeld dat het geen openbare zitting betrof.
Hetgeen heeft plaatsgevonden tijdens de behandeling ter terechtzitting geeft geen aanleiding voor de veronderstelling dat zij vooringenomen, onpartijdig [kennelijk: partijdig; wrk) of niet onafhankelijk zou zijn, dan wel dat zij de schijn van partijdigheid zou hebben gewekt, aldus de rechter.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Evenmin leveren de aangevoerde omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. De wrakingskamer overweegt daartoe het navolgende.
3.3
Het enkele feit dat de rechter verzoeker ter zitting in het psychiatrisch ziekenhuis geen afschrift van het dossier, dat 10 pagina’s omvatte, wilde verstrekken, maar in plaats daarvan aanbood het dossier aan verzoeker voor te houden alvorens tot inhoudelijke behandeling van het verzoek over te gaan, kan niet leiden tot het oordeel dat de rechter een vooringenomenheid jegens verzoeker koestert, althans dat de bij hem dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd kan zijn.
Bovendien had het op de weg van verzoeker gelegen het dossier bij mr. L.C. Baars, de aan verzoeker op 22 mei 2015 toegewezen piketadvocaat in te zien, c.q. het dossier met hem te bespreken, maar verzoeker heeft dit om hem moverende redenen nagelaten c.q. geweigerd, hoewel hij daartoe wel diverse keren is uitgenodigd door mr. Baars.
Evenmin kan uit het enkele feit dat de rechter mr. Baars, de toegewezen advocaat van verzoeker, heeft toegelaten tot de niet openbare zitting dan wel hem niet heeft verzocht de zaal te verlaten, leiden tot het oordeel dat de rechter een vooringenomenheid jegens verzoeker koestert, althans dat de bij hem dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd kan zijn. Niet is gebleken dat verzoeker uitdrukkelijk bezwaar heeft gemaakt tegen de aanwezigheid van mr. Baars.
3.5
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

wijst af het verzoek tot wraking van
mr. H.C.A. de Groot.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van Zelm van Eldik, voorzitter, mr. W.M.P.M.
Weerdesteijn en mr. P.C. Santema, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 17 juni 2015 in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-