Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 1 april 2015 en de stukken die daaraan ten grondslag lagen;
- de akte overlegging producties ten behoeve van comparitie van partijen van Vestia, met producties 63 tot en met 76;
- de akte overlegging producties ten behoeve van comparitie van partijen van LMC, met producties 3 tot en met 7;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 22 mei 2015.
2.De feiten
3.Het geschil
- tot betaling van een bedrag van € 809.843,79 aan hoofdsom, met rente;
- tot betaling van een bedrag van € 5.824,22 aan buitengerechtelijke kosten met rente;
- in de proceskosten met nakosten.
4.De beoordeling
[betrokkene3] was destijds in dienst bij LMC als beleidsmedewerker huisvesting en is inmiddels, zoals ter comparitie is gebleken, bij LMC in dienst als hoofd stafafdeling huisvesting en facilitair.
- rood: opdrachten die reeds zijn uitgevoerd, niet meer terug te draaien zijn en waarvan de definitieve kosten vaststaan, belopende 51.659,-;
- oranje: opdrachten die in uitvoering zijn, waarvan de kosten € 73.655,- belopen en die alleen terug te draaien zijn tegen aanzienlijke kosten; de kosten van terugdraaien worden begroot op € 94.500,-;
- groen: opdrachten die nog niet of nauwelijks zijn uitgevoerd, waarvan de kosten worden geraamd op € 149.960,- en waarbij rekening gehouden moet worden met “engineeringkosten” van € 13.000,-.
5.De beslissing
- a) bewijs bij geschrift waaruit de gezamenlijke vaststelling van het DO blijkt; zie rov. 4.9.3;
- b) onder de voorwaarde dat de gezamenlijke vaststelling van het DO vóór elk van zodanige opdrachten heeft plaatsgevonden: een schriftelijke rekening en verantwoording van haar loon en kosten wegens de door [betrokkene3] bij de gebruikersoverleggen vanaf 14 oktober 2010 tot en met 6 oktober 2011 gegeven opdrachten tot wijziging van het ontwerp (of bestek) en tot meerwerk, een en ander als bedoeld in de hoofdstukken 4.9 en 4.10;