Op 7 april 2013 rond 18.00 uur hebben medewerkers van Stadstoezicht aan [slachtoffer] (verder te noemen: [slachtoffer]) een bekeuring aangezegd omdat hij zijn honden niet aangelijnd had op de Lepelaarsingel in Rotterdam. [slachtoffer] zei tegen de stadswachten dat hij geen legitimatiebewijs bij zich had. Hem werd daarop gezegd dat hij werd aangehouden. [slachtoffer] wilde weglopen. De stadswachten probeerden dat te verhinderen. Er ontstond een schermutseling waarbij [slachtoffer] één van de stadswachten een aantal keren hard duwde en probeerde te slaan waardoor deze op straat viel. Haar collega vroeg intussen via haar portofoon om spoedassistentie van de politie. Een buurtbewoner die tussenbeide kwam, sloeg [slachtoffer] in het gezicht waardoor [slachtoffer] op straat viel. [slachtoffer] schreeuwde naar deze buurtbewoner (het kwam er op neer dat hij de man te grazen zou nemen) en [slachtoffer] liep weg in de richting van zijn woning.
Volgens de stadswachten en deze buurtbewoner was [slachtoffer] heel boos en agressief en niet voor rede vatbaar.
De medeverdachte NN01 (verder te noemen: NN01), die in burger dienst deed op zijn fiets, was de eerste politieagent die na de spoedoproep ter plaatse kwam. Terwijl hij in gesprek was met de stadswachten, werd hij door één van hen gewaarschuwd dat [slachtoffer] achter hem kwam aanlopen uit de richting van zijn woning. De stadswachten zagen dat [slachtoffer] een soort bijl in zijn hand had en daarmee op hen afkwam. NN01 zag [slachtoffer] aan komen rennen met een lange staaf met een scherpe punt in zijn hand, ‘een soort van hakbijl’. [slachtoffer] maakte met zijn armen zwaaiende bewegingen. NN01 heeft daarop (om 18:14:11 uur) aan de meldkamer doorgegeven: “Wapen getrokken, man met wapen Fazantstraat”. De politiewagens die onderweg waren voor de spoedassistentie, kregen het bericht dat er een wapen was getrokken, dat de vesten moesten worden aangetrokken en dat de BTGV (Benaderingstechniek Gevaarlijke Verdachten) moest worden toegepast.
[slachtoffer] rende intussen op een groep mensen af die op de hoek van de straat stond. NN01 rende met getrokken wapen achter [slachtoffer] aan, onderwijl roepend dat hij van de politie was, dat [slachtoffer] was aangehouden en dat hij zijn wapen moest laten vallen. Diverse buurtbewoners zagen [slachtoffer] op zich afkomen met een voorwerp in zijn rechterhand dat wordt omschreven als een bijl of een tomahawk. Volgens één van hen had [slachtoffer] in zijn andere hand een mes. Omstanders zagen dat [slachtoffer] erg boos en agressief was. Het leek alsof hij dronken was en naar iemand op zoek. NN01 is voor de groep mensen gaan staan. [slachtoffer] stond voor hem met zijn wapen omhoog in de hand en maakte daarmee even later zwaaiende bewegingen.
Even later arriveerde een politiebusje op de andere hoek van de straat. In dat busje zaten de verdachte NN02 (verder te noemen: NN02) als bijrijder en haar collega NN03 als bestuurder. NN02 zag [slachtoffer] staan ‘met iets zwarts in zijn hand’. [slachtoffer] rende van NN01 en de omstanders vandaan in de richting van het politiebusje. NN01 rende achter hem aan. NN03 meende te zien dat [slachtoffer] een geweer in zijn handen had en waarschuwde NN02 dat ze dekking moesten zoeken. NN03 loste een waarschuwingsschot. [slachtoffer] rende na enkele meters via een poortje de aaneengesloten en door, merendeels lage, hekjes/heggetjes gescheiden tuinen in die zijn gelegen tussen de portiekwoningen aan de Fazantstraat en de Korhaanstraat. [slachtoffer] had daarbij nog steeds zijn wapen in de hand. NN01 rende achter hem aan en ging even later ook de tuinen in, gevolgd door NN02, NN03 en een andere collega. NN01 en NN02 zagen geen andere mensen in de tuinen. Zij zagen dat [slachtoffer] bleef rennen en over afscheidingen heen de naast elkaar liggende tuinen doorrende. Naar [slachtoffer] is een aantal malen geroepen “politie”, dat hij moest stoppen en moest blijven staan en dat hij zijn wapen moest laten vallen. Ook NN02 loste ook een waarschuwingsschot. [slachtoffer] reageerde niet en bleef verder rennen.
Vervolgens is er door NN01 en NN02 een aantal keren gericht op [slachtoffer] geschoten. [slachtoffer] viel neer. Hij bleek gewond.
Om 18:14:34 uur werd aan de meldkamer om een ambulance gevraagd. Kort daarna is [slachtoffer] ter plekke aan zijn verwondingen overleden.
Vastgesteld is dat NN01 in elk geval drie maal in de richting van [slachtoffer] heeft geschoten. Twee schoten daarvan hebben [slachtoffer] getroffen: één in de rug en één in zijn rechter arm. Het schot in de rug heeft tot de dood van [slachtoffer] geleid.
NN02 heeft twee maal in de richting van [slachtoffer] geschoten. [slachtoffer] is door de schoten van NN02 niet geraakt.
Nabij het hoofd van [slachtoffer] heeft de politie een langwerpig, houten voorwerp aangetroffen, gelijkend op een bijl. In een van de tuinen waar [slachtoffer] doorheen is gerend, lag bij het hekje tussen twee tuinen - op ongeveer acht meter van het lichaam van [slachtoffer] - een mes. Op dit mes is het DNA van [slachtoffer] aangetroffen.
[slachtoffer] had alcohol gedronken, zo is uit postmortaal toxicologisch onderzoek gebleken. Bij de gemeten concentratie alcohol kunnen onder andere gedrags- en stemmingsveranderingen optreden.