ECLI:NL:RBROT:2015:6326

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2015
Publicatiedatum
3 september 2015
Zaaknummer
10/751021-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor kinderprostitutie met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 4 september 2015 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige, gepleegd op 12 mei 2014 te Schiedam. De verdachte werd door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank verwierp het beroep van de verdachte op afwezigheid van alle schuld, omdat hij onvoldoende onderzoek had gedaan naar de leeftijd van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als volwassen man, verantwoordelijk was voor zijn handelen en dat hij misbruik had gemaakt van de kwetsbare positie van het meisje. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte seksuele handelingen had verricht met een zestienjarig meisje dat zich beschikbaar had gesteld voor betaling. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op van € 700,- aan de benadeelde partij, die als gevolg van het bewezen verklaarde feit immateriële schade had geleden. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, en oordeelde dat de opgelegde straf passend was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/751021-15
Datum uitspraak: 4 september 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsvrouw mr. R. van Manen, advocaat te Wassenaar.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 augustus 2015.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd, omdat niet valt uit te sluiten dat verdachte op 12 mei 2014 tegen betaling seks heeft gehad met een ander dan aangeefster. De raadsvrouw heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft - na het zien van een foto van aangeefster - verklaard dat zij degene zou kunnen zijn waar hij op 12 mei 2014 seks mee heeft gehad, maar dat hij dit niet met zekerheid kon zeggen. Voorts heeft verdachte verklaard geen dikke lip bij haar te hebben gezien, terwijl aangeefster wel een dikke lip had. Tenslotte heeft verdachte verklaard dat hij op 12 mei 2014 seks heeft gehad in een auto en niet in een kelderbox.
Aangeefster heeft in eerste instantie verklaard zich niets te kunnen herinneren van wat er
12 mei 2014 is gebeurd, omdat zij - zo verklaarde zij - onder invloed was van amfetamine, cocaïne en cannabis. Drie weken later heeft aangeefster pas een belastende verklaring over verdachte afgelegd. Het kan dan ook niet anders, dan dat aangeefster de beschrijving die zij toen van verdachte gaf, niet uit eigen waarneming heeft.
Beoordeling
De verdachte heeft verklaard dat hij op 12 mei 2014 tegen betaling seks heeft gehad. Hij heeft verklaard dat het meisje waarmee hij seks heeft gehad samen met een jongen kwam aanlopen, dat hij aan dit meisje € 50,- contant heeft betaald en aan deze jongen nog € 20,- heeft overgemaakt, omdat hij te weinig contant geld bij zich had. [betrokkene] heeft verklaard dat hij de ‘beschermer was van [slachtoffer] ’ en dat ‘deze klant € 50,- aan [slachtoffer] had gegeven en € 20,- aan hem heeft overgemaakt’. Aangeefster heeft verdachte herkend als één van de mannen waar zij op 12 mei 2014 seks mee heeft gehad.
Gezien het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte seks heeft gehad met de aangeefster.
conclusie
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 12 mei 2014 te Schiedam , althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met een persoon, genaamd [slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] ), die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en welke persoon de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt,
welke ontucht bestond uit het:
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien maar nog niet van achttien jaren heeft bereikt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Standpunt verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald met betrekking tot de leeftijd van het slachtoffer. De verdediging heeft daarmee een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de strekking van artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht ziet op het tegengaan van kinderprostitutie, waarbij de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel vormt. Of de verdachte wist dat het meisje nog geen 18 jaar was is dus voor een bewezenverklaring niet van belang. Een beroep op afwezigheid van alle schuld zal naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, alleen in uitzonderlijke gevallen kunnen slagen. Op grond van deze jurisprudentie had de verdachte de verplichting om zeer gedegen onderzoek te doen naar de leeftijd van het meisje.
Dat de verdachte heeft gereageerd op een legale website waarvoor als inschrijfvoorwaarde een minimumleeftijd geldt van 18 jaar, maakt niet dat de verdachte zomaar van de juistheid van de informatie op die website mag afgaan. Het ontslaat hem in elk geval niet van de plicht gedegen onderzoek naar de leeftijd te verrichten. Het meisje heeft op een vraag van de verdachte gemeld dat zij 19 jaar was. Echter heeft verdachte niet gevraagd om haar legitimatie. Nu verder niet is gebleken dat de verdachte zich op enigerlei wijze heeft ingespannen om zekerheid te krijgen over de precieze leeftijd van de minderjarige, is er reeds daarom geen sprake van afwezigheid van alle schuld en wordt het verweer verworpen.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte maakt deel uit van een groep prostitutieklanten die op 12 mei 2014 in Schiedam een zestienjarig meisje hebben bezocht dat zich tegen betaling beschikbaar stelde om seksuele handelingen met een derde te hebben. Hij heeft betaald voor seksuele handelingen met haar.
Hij heeft daardoor misbruik gemaakt van het meisje, zonder zich te bekommeren om de gevolgen die zijn handelen voor haar zou hebben, terwijl hij, als volwassen man, juist degene was die het meisje deze seksuele handelingen had moeten besparen.
Het is bekend dat dit soort seksuele handelingen voor de meisjes die er het slachtoffer van zijn grote gevolgen kunnen hebben voor hun verdere ontwikkeling.
De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Hij heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van het meisje in ernstige mate geschonden en bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie.
De verdachte heeft verklaard dat de seks heeft plaatsgevonden in zijn auto en niet in de kelderbox. Voor de strafwaardigheid van het feit maakt dat geen verschil. Evenals dat voor een kelderbox het geval is geldt ook voor een auto dat dit een ongebruikelijke plaats is waar het meisje in een kwetsbare positie wordt gebracht. De rechtbank acht dit een strafverzwarende omstandigheid. De rechtbank komt tot oplegging van een straf conform de eis van de officier van justitie.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
26 juni 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 juli 2015. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Straffen
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] , wonende te [woonplaats] , ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 700,- aan immateriële schade.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en dat daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
De rechtbank ziet gelet op bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen geen aanleiding het gevorderde bedrag te matigen. De schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 700,- zodat de vordering zal worden toegewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 700,-.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 248b van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de vordering van de benadeelde partij [woonplaats] , wonende te [stad] , bestaande uit € 700,- aan immateriële schade toe en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen € 700,- (zevenhonderd euro);
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 700,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V. Mul, voorzitter,
en mrs. F.W.H. van den Emster en C.A. van Beuningen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Harskamp-Snoeren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 september 2015.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 mei 2014 te Schiedam ,
althans in Nederland,
ontucht heeft gepleegd met een persoon, genaamd [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]
), die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen
met een derde tegen betaling en welke persoon de leeftijd van zestien jaren
maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt,
welke ontucht bestond uit het:
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
Art. 248b Wetboek van Strafrecht