ECLI:NL:RBROT:2015:6445
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Discriminatieverbod en tariefwijzigingen in de postsector: PostNL versus ACM en postvervoerbedrijven
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Koninklijke PostNL B.V. en de Autoriteit Consument en Markt (ACM), met Van Straaten Post B.V. (VSP) en Intrapost B.V. (IP) als derde partijen. De ACM had PostNL een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 9 van de Postwet 2009, met betrekking tot het discriminatieverbod in de tarifering van postdiensten. PostNL voerde aan dat de door haar opgelegde toeslagen voor afwijkende vormgeving en de dienst Diverse Afzenderadressen (DivA) niet discriminerend waren, omdat postvervoerbedrijven zoals VSP en IP niet in een vergelijkbare positie verkeerden als zakelijke afnemers. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat PostNL artikel 9 van de Postwet 2009 had overtreden, omdat de door haar gemaakte onderscheidingen niet voldoende gerechtvaardigd waren. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen significante verschillen in bewerkelijkheid waren tussen de partijenpost van VSP en IP en die van andere afzenders, en dat de toeslagen die PostNL hanteerde niet konden worden gerechtvaardigd. De voorzieningenrechter schorste de last onder dwangsom en bepaalde dat ACM de door PostNL betaalde griffierechten moest vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van non-discriminatie in de postsector en de noodzaak voor transparante en gelijke tarieven voor alle aanbieders van postdiensten.