In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen UPS SCS (NEDERLAND) B.V. en BLOMSON INTERNATIONAL B.V. over de vernietiging van twee arbitrale vonnissen. UPS had in opdracht van Blomson expediteursdiensten verricht en een antidumpingheffing opgelegd gekregen door de Belastingdienst, die zij aan Blomson doorbelaste. Blomson weigerde te betalen, waarna UPS arbitrage aanvroeg. De arbiters oordeelden dat Blomson de Fenex-voorwaarden tijdig had vernietigd en dat UPS niet aansprakelijk kon worden gehouden voor de schade. UPS vorderde vernietiging van de arbitrale vonnissen, stellende dat deze niet met redenen waren omkleed en dat de arbiters zich niet aan hun opdracht hadden gehouden. Blomson voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vorderingen van UPS.
De rechtbank oordeelde dat de arbitrale vonnissen voldoende gemotiveerd waren en dat de vorderingen van UPS tot vernietiging niet konden worden toegewezen. De rechtbank bevestigde dat de arbitrale vonnissen niet als gedeeltelijk eindvonnis konden worden beschouwd en dat de vorderingen van UPS tijdig waren ingesteld. De rechtbank wees de vorderingen van UPS af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van Blomson werden begroot op € 3.050,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. K.A. Baggerman.