ECLI:NL:RBROT:2015:7557
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Huurovereenkomst woonruimte en stankoverlast van viswinkel: verplichting verhuurder tot herstel?
In deze zaak, die zich afspeelt in Rotterdam, heeft eiser, een huurder, een kort geding aangespannen tegen zijn verhuurder, Stichting Woonstad Rotterdam, vanwege stankoverlast afkomstig van een viswinkel die zich in de bedrijfsruimte onder zijn woning bevindt. De huurovereenkomst voor de woning is op 1 april 2010 ingegaan, en de huurder heeft sinds 15 mei 2015 herhaaldelijk geklaagd over de overlast. De kantonrechter heeft op 23 oktober 2015 uitspraak gedaan in deze zaak.
De huurder vorderde onder andere dat Woonstad zou worden verplicht om de gebreken te herstellen, de huur tijdelijk te verminderen, en schadevergoeding te betalen. Woonstad heeft echter betwist dat de stankoverlast kan worden gekwalificeerd als een gebrek in de zin van het Burgerlijk Wetboek, en stelde dat zij niet verantwoordelijk is voor de overlast die door de viswinkel wordt veroorzaakt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de stankoverlast een feitelijke stoornis door een derde is, en dat Woonstad daarom niet gehouden is om de overlast te verhelpen.
De rechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een gebrek dat Woonstad moet verhelpen, en dat de vorderingen van de huurder in een bodemprocedure niet voor toewijzing in aanmerking komen. De vorderingen van de huurder zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van Woonstad. Dit vonnis benadrukt de grenzen van de aansprakelijkheid van verhuurders in gevallen van overlast veroorzaakt door derden.