ECLI:NL:RBROT:2015:9317

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
10/750070-07
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van rechtspersoon en medeverdachten in fraudezaak met AWBZ-gelden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon en medeverdachten, die beschuldigd werden van fraude met AWBZ-gelden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte rechtspersoon, omdat er geen sprake was van een zodanig ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde dat de verdachte rechtspersoon tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte rechtspersoon, een jonge en snelgroeiende thuiszorginstelling, niet opzettelijk heeft gefraudeerd met AWBZ-gelden. De fouten die zijn gemaakt in de bedrijfsvoering waren niet van dien aard dat deze konden worden gekwalificeerd als fraude. De rechtbank heeft de verdachte rechtspersoon en de medeverdachten vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft daarbij ook de rol van de officier van justitie en de verdediging in de beoordeling van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie betrokken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdediging geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die tot een ander oordeel zouden leiden. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, na meerdere zittingen waarin het onderzoek is gedaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750070-07
Datum uitspraak: 16 december 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon:
[VERDACHTE RECHTSPERSOON],
gevestigd aan [adres],
raadsvrouw mr. [raadsvrouw], advocaat te [plaats].

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2, 4, 6, 10, 11, 13 en 17 november 2015.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte rechtspersoon is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. [officier van justitie] heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde alsmede partieel van het onder feit 3 ten laste gelegde, te weten van de onderdelen: “een vals en/of vervalst formulier “Opdracht tot vertegenwoordiging/zaakwaarneming en beheer budget door [verdachte rechtspersoon 2]” d.d. 1 december 2004 (met betrekking tot cliënt [cliënt 1]) en een vals en/of vervalst(e) formulier(en) “Opdracht tot vertegenwoordiging/ zaakwaarneming en beheer budget door [verdachte rechtspersoon 2]” (met betrekking tot cliënt(en) [cliënt 3] en/of [cliënt 2]);
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte rechtspersoon tot een geldboete van € 20.000,-.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat ernstig inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte rechtspersoon tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van de zaak. In dit verband is gewezen op de combinatie van de volgende factoren:
vormverzuimen bij het vorderen van gegevens, het opnemen van telecommunicatie en de doorzoekingen en inbeslagnemingen;
een negatieve houding van het openbaar ministerie ten opzichte van de verdachten alsmede een sturende vraagstelling en vooringenomen gesprekshouding en het uitoefenen van ongeoorloofde druk van en door de SIOD tijdens het horen van getuigen (patiënten en aangevers) en verdachten;
een verregaande schending van de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6 van het EVRM, die er toe heeft geleid dat het voeren van een adequate verdediging ernstig werd bemoeilijkt doordat de herinneringen van getuigen, toen zij eindelijk bij de rechter-commissaris konden worden gehoord, op essentiële onderdelen waren vervaagd.
4.2.
Beoordeling
ad 1.De verdediging heeft reeds ter terechtzitting van 8 oktober 2012 op grond van de hierboven onder 1 genoemde verzuimen de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit. Daarover heeft de rechtbank op 18 oktober 2012 - kort weergegeven - overwogen dat zich onherstelbare vormverzuimen hebben voorgedaan doordat zonder tussenkomst van de rechter-commissaris geheimhoudersstukken in beslag zijn genomen en doordat afgeluisterde geheimhoudersgesprekken niet goed vernietigd zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit niet een zodanig ernstige inbreuk op beginselen van een behoorlijke procesorde opleverde dat daardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte rechtspersoon tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de geschonden vormverzuimen niet strekten tot bescherming van de rechten en belangen van de verdachte rechtspersoon
(Schutznorm)en dat de vormverzuimen niet de grondslagen van het strafproces in de kern raken, zodat daarin ook geen aanleiding gevonden kan worden om met voorbijgaan aan de
Schutznormde niet-ontvankelijkheid uit te spreken.
Tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak heeft de verdediging geen nieuwe argumenten naar voren gebracht die de rechtbank brengen tot een andersluidend oordeel op dit punt.
ad 2.De stelling van de verdediging komt er op neer dat het onderzoeksteam van meet af aan met een ‘gekleurde bril’ naar de zaak heeft gekeken en daardoor getuigen en verdachten sturend heeft bevraagd. Voor zover dit standpunt al zou worden gevolgd, is het de vraag of het tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie moet leiden. Dit zou alleen aan de orde zijn wanneer een zodanig ernstige inbreuk zou zijn gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde dat daardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte rechtspersoon is tekortgedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. Daarvan is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank overweegt daarbij dat bij het verhoren van verdachten het uitoefenen van een zekere druk geoorloofd is. Verder stelt de rechtbank vast dat de verdachten- en getuigenverhoren in een ‘vraag-antwoord’-vorm zijn geverbaliseerd, waardoor achteraf vrij goed is vast te stellen of en wanneer er sturende vragen zijn gesteld. Bovendien is een groot aantal van de getuigen en verdachten later ook nog in aanwezigheid van de verdediging door de rechter-commissaris gehoord; tijdens die verhoren kwam de gang van zaken tijdens de SIOD-verhoren veelal uitgebreid aan de orde.
ad 3.In het standaardarrest van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) heeft de Hoge Raad overwogen dat overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen.
De Hoge Raad heeft, toen hij tot dit oordeel kwam, oog gehad voor het aspect waar de verdediging in de onderhavige zaak op heeft gewezen, namelijk dat de verdediging door het tijdsverloop in haar belangen kan worden geschaad als gevolg van de “verbleking” van de herinnering van - bijvoorbeeld - eventuele getuigen. Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank de opvattingen van de verdediging omtrent de gestelde niet-ontvankelijkheid op dit punt niet deelt.
4.3.
Slotconclusie
Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt verworpen.
5.
Vrijspraak zonder nadere motivering van feit 1 primair, feit 2 primair en partieel van feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte rechtspersoon daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Datzelfde geldt voor de onder feit 3 ten laste gelegde onderdelen: “een vals en/of vervalst formulier “Opdracht tot vertegenwoordiging/zaakwaarneming en beheer budget door [verdachte rechtspersoon 2]” d.d. 1 december 2004 (met betrekking tot cliënt [cliënt 1]) en een vals en/of vervalst(e) formulier(en) “Opdracht tot vertegenwoordiging/ zaakwaarneming en beheer budget door [verdachte rechtspersoon 2]” (met betrekking tot cliënt(en) [cliënt 3] en/of [cliënt 2]). Ook van deze onderdelen zal de verdachte rechtspersoon zonder nadere motivering worden vrijgesproken.

6.Opzet en bewijs; de gemotiveerde vrijspraken: algemeen

De rechtbank zal hierna eerst stilstaan bij de toepasselijke wettelijke regeling (6.1.), de rol van [verdachte rechtspersoon], [verdachte rechtspersoon 2] en hun ontstaan en ontwikkeling, alsmede het beeld dat de rechtbank op grond van het dossier heeft gekregen van de gang van zaken bij [verdachte rechtspersoon] (6.2. en 6.3.).
6.1.
Wettelijke regeling
Het Persoonsgebonden Budget (hierna: PGB) berust op een regeling die valt onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ). De AWBZ bevat een regeling voor een verplichte, collectieve ziektekostenverzekering voor niet individueel verzekerbare ziektekostenrisico's. Verzekerd voor de AWBZ zijn alle ingezetenen van Nederland en niet-ingezetenen van Nederland die bepaalde inkomsten in Nederland genieten. De AWBZ is één van de volksverzekeringen.
De AWBZ kent in het kader van het PGB functiegerichte aanspraken, namelijk:
  • huishoudelijke verzorging;
  • persoonlijke verzorging;
  • verpleging;
  • ondersteunende begeleiding;
  • activerende begeleiding;
  • behandeling;
  • tijdelijk verblijf.
Op 1 januari 2007 werd de zorgfunctie huishoudelijke verzorging ondergebracht in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en vanaf die datum beslissen de gemeenten over deze vorm van zorg.
De cliënt, in het kader van het PGB budgethouder genoemd, dient een aanvraag in bij het Centrum voor Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het CIZ oordeelt (onafhankelijk) of de cliënt de aangevraagde zorg nodig heeft en in welke mate. Hierbij specificeert het CIZ welke typen zorg er nodig zijn, de klasse en het aantal uren. De cliënt ontvangt de indicatiestelling in de vorm van een schriftelijk besluit en elektronisch wordt het (regionale) zorgkantoor (ofwel de ziektekostenverzekeraar) op de hoogte gesteld van dit besluit.
Aan de hand van de indicatiestelling/toekenningsbeschikking wordt door het zorgkantoor vastgesteld wat het bruto PGB is waar de cliënt recht op heeft. Hierop wordt de verschuldigde eigen bijdrage in mindering gebracht. Het zo berekende netto PGB wordt door het zorgkantoor uitbetaald aan de cliënt. De eigen bijdrage wordt vastgesteld door het Centraal Administratie Kantoor bijzondere ziektekosten (CAK). Het CAK doet dit op basis van de geïndiceerde zorg en de inkomensgegevens van de cliënt. Het CAK heeft daarvoor toegang tot de gegevens van de Belastingdienst.
Voor het toegekende budget kan de cliënt/budgethouder zorg inkopen bij een zorgverlener. Hij sluit daartoe een zorgovereenkomst. In de zorgovereenkomst wordt neergelegd welke zorg afgesproken is en welke prijs daarvoor wordt betaald. De zorgovereenkomst moet door de cliënt/budgethouder en de zorgverlener worden ondertekend.
Over de besteding van het budget moet, afhankelijk van de hoogte van het budget, op één of meer tijdstippen per jaar verantwoording worden afgelegd. Dit gebeurt door het indienen van het standaard verantwoordingsformulier PGB bij het zorgkantoor. Op dit verantwoordingsformulier worden naast de gegevens van de budgethouder - de betrokkene aan wie het budget is toegekend - de verantwoordingsperiode en het in totaal aan de zorgverleners in die periode betaalde bedrag ingevuld. Op de bijlage bij het formulier wordt het totaalbedrag uitgesplitst naar zorgverlener en worden per zorgverlener de soorten hulpverlening (zorgfuncties) aangekruist. Ter controle van hetgeen op het zorgformulier is ingevuld kan het zorgkantoor declaraties, zorgovereenkomsten en bankafschriften opvragen (de zogenoemde intensieve controle). Bij de uitvoering van de controle of de zorg daadwerkelijk is geleverd en of deze zorg, gelet op de indicatie, passend is, kan een nauwkeurigheidsmarge worden gehanteerd van 95% [1] .
Over 1,5% van het netto budget - het zogenoemde vrij besteedbare bedrag - hoeft de cliënt/budgethouder geen verantwoording af te leggen. [2]
Het PGB is gemeenschapsgeld dat is bedoeld voor zorg. Blijkt een deel van het budget niet uitgegeven te zijn aan zorg, dan moet de cliënt/budgethouder dat deel terugbetalen. Het budget mag alleen worden gebruikt voor de inkoop van zorgfuncties. Daarbij is van belang dat het omzetten van zorgfuncties is toegestaan [3] , met dien verstande dat geen huishoudelijke verzorging mag worden ingekocht aangezien die zorgfunctie - zoals hiervoor reeds is overwogen - sinds 1 januari 2007 onder de WMO valt.
Na ontvangst van de verantwoordingsformulieren en eventuele aanvullende controle wordt het budget definitief vastgesteld door het zorgkantoor.
Eventuele tussentijdse wijzigingen in de omstandigheden van de cliënt/budgethouder dienen aan het zorgkantoor te worden doorgegeven door middel van een wijzigingsformulier PGB.
De cliënt/budgethouder kan een persoon of een bedrijf, vertegenwoordigd door een bepaalde persoon, machtigen om als zaakwaarnemer in zijn naam op te treden. Dit gebeurt via het standaard formulier machtiging zaakwaarnemer van het zorgkantoor.
Zorg in Natura (hierna: ZIN) berust eveneens op een regeling die valt onder de AWBZ. Bij ZIN krijgt de cliënt de geïndiceerde zorg geleverd door een zorgaanbieder, bijvoorbeeld een thuiszorgorganisatie. De cliënt kiest zelf de zorgaanbieder. Deze zorgaanbieder regelt dat er een zorgverlener aanwezig is en regelt de administratie rondom de zorgverlening. Ten aanzien van ZIN geldt dat een toegelaten zorginstelling door middel van een accountantsverklaring verantwoording aflegt aan het zorgkantoor over het gebruik van de toegekende gelden en de uitvoering van de afgesproken zorg.
6.2.
Rol [verdachte rechtspersoon] en [verdachte rechtspersoon 2]
[verdachte rechtspersoon] - een thuiszorgorganisatie die zich richtte op personen met een islamitische achtergrond - was geen ‘toegelaten’ zorginstelling, maar werkte vanaf 2005 in onderaanneming van [stichting 1] en [stichting 2] en legde aan deze ondernemingen verantwoording af over het gebruik van de toegekende gelden en de uitvoering van de afgesproken zorg. De meeste cliënten van [verdachte rechtspersoon] kregen hun zorg via ZIN (ongeveer 95%); slechts 5% kreeg een PGB. [4] [verdachte rechtspersoon] kon de zorgfuncties ondersteunende begeleiding dag (OB-dag) en tijdelijk verblijf (TV) niet leveren, zodat met het daarvoor toegekende budget andere zorgfuncties werden ingekocht.
[verdachte rechtspersoon 2] was veelal - door ondertekening van een machtigingsformulier door de cliënt/budgethouder - de gemachtigd budgetbeheerder, hetgeen met zich bracht dat [verdachte rechtspersoon 2] de gehele administratie namens de cliënt voerde met betrekking tot het PGB, waaronder het aanvragen van zorg bij het CIZ en het invullen van de verantwoordingsformulieren PGB. [verdachte rechtspersoon 2] beheerde en verantwoordde dus de budgetten van veel cliënten die zorg ontvingen in de vorm van een PGB.
6.3.
Ontstaan en ontwikkeling [verdachte rechtspersoon]
[verdachte rechtspersoon] is halverwege 2001 als eenmanszaak opgericht door de verdachte [verdachte 1]. Hij werd daarbij bijgestaan door een fiscalist, een bedrijfskundige en een HR-functionaris. [5]
In 2004 zijn de verdachten [verdachte 2] en [verdachte 3] toegetreden als vennoot van de VOF [verdachte rechtspersoon]. [6]
In 2004 is de verdachte [verdachte 4] als werknemer bij [verdachte rechtspersoon] in dienst getreden [7] en is registeraccountant [getuige 1] bij [verdachte rechtspersoon] betrokken.
In 2005 is [verdachte rechtspersoon] opgericht en [verdachte rechtspersoon] Holding werd eigenaar. De vier verdachten [verdachte 1], [verdachte 2], [verdachte 3] en [verdachte 4] werden voor een gelijk deel aandeelhouder van de Holding.
[verdachte 3] richtte zich met name op de declaraties, [verdachte 2] op personeelszaken, [verdachte 4] was verantwoordelijk voor de PGB-verantwoording en PGB-facturatie en [verdachte 1] richtte zich op contacten met hoofdaannemers en PR.
In 2006 werd [verdachte rechtspersoon] Holding op advies van fiscalist [getuige 2] gesplitst in vier holding B.V.’s waarvan ieder van de vier verdachten individueel eigenaar was. Het vermogen van de holding (circa € 1.000.000) werd gelijk verdeeld over de vier holding B.V.’s, zodat iedere holding 25% van de aandelen [verdachte rechtspersoon] had.
[verdachte rechtspersoon] groeide snel, van 7 cliënten in 2003 tot 702 cliënten eind 2006. [8]
Het beleid binnen [verdachte rechtspersoon] was dat alleen de zorg die werd geleverd, mocht worden gedeclareerd. [9] Tevens was het beleid dat de geïndiceerde zorg volledig werd ingezet met als gevolg dat de volledige indicatie werd gedeclareerd, tenzij geen of onvoldoende zorg kon worden geleverd. [10]
Daarnaast werkte men bij [verdachte rechtspersoon] voor het grootste deel met cliëntgebonden medewerkers. Dit waren medewerkers die alleen zorg verleenden aan een specifiek persoon of gezin, meestal een familielid. Deze medewerkers verleenden aan hun zorgbehoevende familielid vrijwel altijd meer dan de geïndiceerde uren en daarom werd vanuit de indicatie gedeclareerd.
Doordat [verdachte rechtspersoon] na het sluiten van een overeenkomst met [stichting 1] groeide, ontstond meer behoefte aan structuur, ook op het gebied van administratie. Door de groei van het aantal cliënten werd ook het aantal niet-cliëntgebonden medewerkers groter.
Het uitgangspunt was en bleef dat altijd alle geïndiceerde zorg werd geleverd. Tevens was met [stichting 1] overeengekomen dat werd gedeclareerd op basis van indicatie verminderd met eventueel niet geleverde uren aan zorg. Dit systeem werkte, gelet op de verklaringen van verschillende zorgconsulenten, aanvankelijk goed. Als gevolg van de groei en een toename van het aantal niet-cliëntgebonden medewerkers, werd de administratie complexer en daarom werd in augustus 2006 [getuige 8] aangenomen als financieel manager (later hoofd afdeling declaratie). Hij kwam in dienst om structuur te geven aan de organisatie en hij ontwikkelde een tool om de verschillende systemen te koppelen. [11] Tevens werd [getuige 1] eind 2006 benaderd om de interne organisatie te professionaliseren. [12]
Vervolgens is in 2007 een Accesmodule ingevoerd waarin de gewerkte en geïndiceerde uren (zouden moeten) staan. [13] Omdat de verschillende informatiestromen nog niet aan elkaar waren gekoppeld, is op enig moment het softwareprogramma Icare aangeschaft. [14] Omdat ook dit systeem niet naar tevredenheid functioneerde, is men op zoek gegaan naar een integraal systeem dat alles aan elkaar kon koppelen, zoals planning, loonadministratie, declaratie etc. Echter, de groei van [verdachte rechtspersoon] ging sneller dan de implementatie van nieuwe systemen. Daarom werd eind 2006/begin 2007 op advies van [getuige 1] (sinds januari 2007 interim directeur) een cliëntenstop ingevoerd om de zaak onder controle te houden. [15] Eind november 2007 is in een MT-vergadering voor het eerst gesproken over het systeem [systeem], een computersysteem dat alle afzonderlijke systemen zou samenvoegen en administratieve onvolkomenheden zou moeten verhelpen.
Voorts liet het bestuur zich omtrent de bedrijfsvoering adviseren door externe deskundigen, zoals eerder genoemde [getuige 1], [getuige 9], [getuige 2] (fiscalist), [advocaten] (advocaten). Tevens werden zorgconsulenten gecontroleerd [16] en werden regelmatig terugbetalingen gedaan aan de zorgkantoren. [17] Ook heeft de verdachte [verdachte 1], omdat hij [verdachte rechtspersoon] wilde overnemen, in mei/juni 2007 een due diligence onderzoek laten uitvoeren en in augustus 2007 heeft [bedrijf 1] een rapport uitgebracht. De cijfers die de basis vormden voor dit rapport zijn aangeleverd door [bedrijf 2]. Tevens is [getuige 3] door [verdachte 1] aangezocht hem te ondersteunen.
Onder leiding van [getuige 1] werden afdelingen, zoals ICT, P&O, Zorg, Planning en Financiën ingesteld met afdelingshoofden die deel uitmaakten van het managementteam (hierna: MT).
Het MT voerde wekelijks overleg en uit de MT-notulen komt het beeld naar voren dat in algemene zin werd gewerkt aan kwaliteit en aan de opbouw van een professionele organisatie. Zo staat in de MT-notulen van 12 november 2007 te lezen dat door [bedrijf 3] en [bedrijf 4] demo’s van hun zorgsystemen worden gegeven aan leden van het MT. Dit onderwerp wordt eveneens op 19 november 2007 in het MT besproken. Vervolgens wordt in de notulen van de MT-vergadering van 26 november 2007 voor het eerst het systeem [systeem] genoemd. Daarnaast kan uit de notulen van de MT-vergadering van 9 december 2007 worden opgemaakt dat - met een nieuw bestuur - naar een goede inrichting van de organisatie wordt gestreefd. Tevens wordt in de MT-vergaderingen gesproken over de controle van de kwaliteit van de zorg (notulen van 31 december 2007 en 7 januari 2008), over in-housetrainingen (notulen van 4 februari 2008) en over voorlichtingsdagen (notulen van 3 maart 2008). Daarnaast blijft het systeem [systeem] - blijkens de notulen van achtereenvolgens 3 december 2007, 31 december 2007 en 28 januari 2008 - een terugkerend onderwerp op de MT-vergadering en in de notulen d.d. 4 februari 2008 wordt gemeld dat het contract voor [systeem] zal worden getekend. Blijkens de notulen van de
MT-vergadering d.d. 11 februari 2008 zou [systeem] in februari en maart 2008 worden geïmplementeerd. [18]
Dat [verdachte rechtspersoon] fouten in de administratie niet aanvaardde en juist investeerde in verbetering van de kwaliteit c.q. een betere bedrijfsvoering blijkt, gelet op het vorenstaande, uit de volgende omstandigheden:
  • het bestuur heeft administratieve softwaresystemen ingevoerd in verband met de groei van [verdachte rechtspersoon];
  • het bestuur heeft externe deskundigen aangetrokken om de bedrijfsvoering door te lichten en te verbeteren;
  • het bestuur heeft een cliëntenstop ingevoerd;
  • het bestuur heeft extra personeel aangetrokken en investeerde in opleidingen ten behoeve van haar werknemers.
Voorts wilde [stichting 1] begin 2006 [verdachte rechtspersoon] overnemen, hetgeen bij het bestuur het vertrouwen wekte dat het declareren goed ging. [19] Daarbij is tevens van belang dat correspondentie, inhoudende dat niet-geleverde uren wel werden gedeclareerd, grotendeels dateert van na mei 2007 toen [getuige 1] reeds een half jaar in dienst was, extra personeel was aangenomen en het bestuur bezig was met het implementeren van een beter softwaresysteem.
In maart 2008, vlak nadat [verdachte rechtspersoon] een contract met [systeem] had getekend, viel de SIOD binnen. De eerder genoemde 4 verdachten werden aangehouden en op vrijwel alles, waaronder banktegoeden en liquide middelen, werd beslag gelegd, met als gevolg dat op 6 mei 2008 het faillissement van [verdachte rechtspersoon] werd uitgesproken. [20]

7.Opzet en bewijs: is er opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin?

Los van de hiervoor genoemde (ongemotiveerde) vrijspraken komt de rechtbank (overigens) integraal tot vrijspraken voor alle verdachten. Daarbij spelen niet alleen de ten laste gelegde zaaksdossiers een rol, maar, in de eerste plaats het beeld dat de rechtbank heeft gekregen van de onderneming [verdachte rechtspersoon]. Daarbij heeft de rechtbank de opvatting van de curator in het faillissement van [verdachte rechtspersoon] mee laten wegen.
7.1.
Verklaring van de curator
[verdachte rechtspersoon] was een jonge, snelgroeiende thuiszorginstelling; over 2007 werd 9 miljoen euro omgezet met een positief resultaat van 2,3 miljoen euro en het jaar daarvoor was nog 2,8 miljoen euro winst gemaakt. [verdachte rechtspersoon] richtte zich op de markt van zorgbehoevende Rotterdammers met een islamitische achtergrond, hetgeen een groeimarkt bleek te zijn.
Uit het dossier blijkt voorts dat [verdachte rechtspersoon] groeide van 7 cliënten in 2003, tot 250-274 in 2005, 702 cliënten eind 2006 en 800 cliënten en 400 medewerkers ten tijde van de inval door de SIOD in maart 2008. Door enkele van de verdachten wordt zelfs gesproken over 900 tot 1000 cliënten.
[verdachte rechtspersoon] was winstgevend onder andere dankzij een jong personeelsbestand met een relatief lage inschaling in het salarisgebouw, een laag ziekteverzuim en een hoge drive. Over de periode 2005 tot begin 2008 werd 6 miljoen euro winst gemaakt. Over deze winst is vennootschapsbelasting geheven en betaald en van de resterende nettowinst is een deel ingehouden ten behoeve van versterking van de reserves en de financiering van de onderneming. Het restant daarvan is, na aftrek van salarissen van de bestuurders, als dividend uitgekeerd aan de aandeelhouders. Enkele van de verdachten (aandeelhouders) hebben de uitgekeerde dividendbedragen contant opgenomen (en/of doorgestort naar derden), welke contante opnames leidden tot de MOT-meldingen die aanleiding waren voor deze strafzaak.
Voorts heeft de curator verklaard dat de dividendbetalingen in de jaarrekeningen zijn verwerkt (zoals deze ter terechtzitting door de curator zijn overgelegd) en in 2008 geen aanwijzing bestond dat deze jaarrekeningen onjuist of misleidend waren en dat dit inzicht bij hem nog ongewijzigd is. De curator sluit overigens niet uit dat er net als in veel organisaties sprake is van kleine of grotere onjuistheden in het administratieve traject, maar hij had of heeft geen aanwijzingen voor zorgfraude.
7.2.
Geen (voorwaardelijk) opzet op fraude
De rechtbank dient in deze zaak te beoordelen of [verdachte rechtspersoon] en [verdachte rechtspersoon 2] op grote schaal en in vereniging fraude hebben gepleegd met gelden in het kader van de AWBZ, voor welke fraude de ten laste gelegde zaaksdossiers exemplarisch zouden zijn. Van dergelijke fraude is niet gebleken.
De ten laste gelegde fraude in het kader van de vier zaaksdossiers, althans hetgeen daarvan wettig en overtuigend kan worden bewezen, dient in de eerste plaatst in de context van de hierboven omschreven snelle groei van [verdachte rechtspersoon] en de daarbij behorende cliëntenaantallen te worden beschouwd.
De vier zaaksdossiers die de uiteindelijke tenlastelegging hebben gehaald, zien slechts op een klein percentage van het totale cliëntenbestand. Bij een cliëntenaantal van 250 (in 2005) zou het gaan om 2,4%; bij een cliëntenaantal van 702 (in 2006 en 2007) zou het gaan om 0,9%. Bij de bespreking van de zaaksdossiers zal overigens blijken dat het aantal zaken op de tenlastelegging waarin daadwerkelijk strafrechtelijk relevante fouten zijn gemaakt, een nog kleiner percentage van het totale cliëntenbestand behelst (alleen in zaaksdossier [cliënt 4 en cliënt 5]).
In de tweede plaats dient hierbij in ogenschouw te worden genomen dat artikel 8 lid 3 Regeling administratie en controle uitvoeringsorganen AWBZ, zoals deze in ieder geval gold tot 1 januari 2006, bepaalde dat bij de uitvoering van de controle of de zorg daadwerkelijk aan de verzekerde is geleverd en deze zorg, gelet op de indicatie, voor de verzekerde passend is, het uitvoeringsorgaan voor de nauwkeurigheid kan volstaan met de norm van 95%. Kortom, voor zover in de ten laste gelegde zaaksdossiers fouten zijn gemaakt, vallen deze in ieder geval binnen de foutmarge van 5% van genoemde regeling.
In de derde plaats blijkt uit hetgeen hiervoor is besproken dat [verdachte rechtspersoon] zelf fouten in de administratie constateerde, maar deze niet aanvaardde en steeds bezig was met de verbetering van de kwaliteit van de bedrijfsvoering. Ook de curator heeft verklaard dat hij geen onregelmatigheden heeft geconstateerd.
Ofschoon uit het dossier kan worden afgeleid dat door een enkele medewerker van [verdachte rechtspersoon] fouten zijn gemaakt, dienen deze fouten in de context van al het bovenstaande te worden beoordeeld. De conclusie is dan ook dat van een bedrijfsvoering binnen [verdachte rechtspersoon] of [verdachte rechtspersoon 2], dan wel van besluitvorming of feitelijk door [verdachte rechtspersoon] of [verdachte rechtspersoon 2] bevorderd handelen, gericht op fraude met gelden in het kader van de AWBZ, al dan niet in voorwaardelijke zin, waarvan de fouten gemaakt in de ten laste gelegde zaaksdossiers een uitvloeisel zouden zijn, uit het dossier niet blijkt. Kortom, (voorwaardelijk) opzet bij [verdachte rechtspersoon] en [verdachte rechtspersoon 2] kan niet worden bewezen, zodat zowel deze rechtspersonen als de natuurlijke personen (aan de beoordeling van feitelijk leiding geven wordt immers niet meer toegekomen) reeds hierom dienen te worden vrijgesproken van al het ten laste gelegde.

8.(Feitelijk) bewijs ten aanzien van de individuele zaaksdossiers

De officier van justitie en de verdediging hebben veel aandacht geschonken aan de individuele zaaksdossiers en de daaruit voortvloeiende verschillende opvattingen van deze procesdeelnemers omtrent het feitelijk handelen van werknemers van de betrokken rechtspersonen en de overige verdachten. Gelet daarop overweegt de rechtbank - ten overvloede - hieromtrent nog het volgende.
8.1.
Zaaksdossiers [cliënt 1] en [cliënt 2 en cliënt 3] (feit 1 subsidiair, onder A en B en feit 3, onder A en B)
Het verwijt in deze zaken komt er - voor zover nog van belang - op neer dat in werkelijkheid geen zorg in de vorm van Tijdelijk Verblijf is geleverd en dat in strijd met de waarheid op de verantwoordingsformulieren en de facturen is vermeld dat die zorg wel is geleverd.
Vast staat dat in de zaken [cliënt 1] en [cliënt 2 en cliënt 3] een indicatie voor Tijdelijk Verblijf is afgegeven en dat [verdachte rechtspersoon] deze zorg niet heeft geleverd en ook niet kon leveren. Bovendien stelt de rechtbank vast dat in beide zaken op de verantwoordingsformulieren “TV” (= Tijdelijk Verblijf) is aangevinkt en dat op de facturen bedragen voor Tijdelijk Verblijf zijn gedeclareerd.
Omzetting Tijdelijk VerblijfIngevolge artikel 2.6.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling subsidies AWBZ (hierna: de Regeling), zoals die bepaling in de tenlastegelegde periode luidde, mag de verzekerde het PGB uitsluitend gebruiken voor betaling van zorg als bedoeld in artikel 2.6.1, onderdeel b of d, van de Regeling en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten.
In artikel 2.6.1, onderdeel b, van de Regeling worden huishoudelijke verzorging, persoonlijke verzorging, verpleging, ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding en vervoer genoemd; in onderdeel d wordt kortdurend verblijf (ofwel tijdelijk verblijf) genoemd, gedefinieerd als tijdelijk verblijf gedurende gemiddeld niet meer dan twee etmalen per week, met dien verstande dat het verblijf niet door een instelling hoeft te worden verleend.
In de toelichting bij artikel 2.6.9, onder a, valt te lezen:
“Onderdeel a verhindert niet dat zorg wordt ingekocht waarvoor de verzekerde niet geïndiceerd is, dan wel dat zorg wordt ingekocht waarvoor betrokkene wel geïndiceerd is, maar waarvoor hij heeft aangegeven geen PGB te willen ontvangen. Voor deze ruime bestedingsmogelijkheid is gekozen met het oog op de uitvoerbaarheid van de regeling door de zorgkantoren. (…) Tevens verhindert het onderdeel niet, dat de verzekerde, indien hem een budget voor meer vormen van zorg is toegekend, besluit het budget anders te verdelen dan de verdeling waarop de verlening was gebaseerd.”
Uit de tekst van artikel 2.6.9, onder a, van de Regeling en de toelichting daarop leidt de rechtbank af dat - wanneer zorg in de vorm van Tijdelijk Verblijf is geïndiceerd en toegekend - die zorg kan worden omgezet in een andere zorgmodaliteit, genoemd in artikel 2.6.1, onder b en d, van de Regeling.
Verantwoording
Vervolgens moet in het licht van de tenlastelegging de vraag worden beantwoord hoe na die omzetting de geleverde zorg moest worden verantwoord.
Noch de Regeling, noch enige andere geschreven rechtsregel bood op dat punt in de tenlastegelegde periode uitsluitsel.
Uit verschillende verklaringen uit het dossier blijkt dat medewerkers van [verdachte rechtspersoon] hierover navraag hebben gedaan bij zorgkantoren.
De getuige [getuige 12] verklaarde hierover tegenover de SIOD [21] :
“Op een gegeven moment werd ik gebeld door een man genaamd [meneer X] van het zorgkantoor Amersfoort. Hij wilde met betrekking tot 2 cliënten uit Amsterdam weten hoe wij het tijdelijk verblijf inzetten. Ik weet niet meer precies wanneer ik door hem werd gebeld maar dat was vlak voor of vlak na 25 maart 2008. Ik weet niet meer over welke cliënten het ging. Ik heb toen tegen [meneer X] gezegd dat ik het even na moest vragen omdat ik het niet wist. Hierop heb ik de zorgconsulent genaamd [meneer Y] uit Amsterdam gebeld. Hij vertelde mij dat tijdelijk verblijf bestond uit ondersteunende begeleiding (OB) en activerende begeleiding (AB). Ik heb dit vervolgens weer doorgegeven aan [meneer X] en die vond dat goed. Ik was er dus van overtuigd dat ik de verantwoordingsformulieren PGB op de juiste manier invulde en dat werd daardoor bevestigd.”
Bij de rechter-commissaris verklaarde de getuige [getuige 12] hierover [22] :
“Op formulieren werd tijdelijk verblijf verantwoord en die werden naar het zorgkantoor gestuurd en die accepteerden dat. Achteraf, als zorgkantoren intensieve controles deden, werd daar nooit iets over opgemerkt.”
De getuige [getuige 13] heeft bij de SIOD, in reactie op de stelling “ U zegt mij dat op de verantwoordingsformulieren TV werd verantwoord, terwijl in werkelijkheid andere vormen van zorg werd verleend” verklaard [23] :
“Dit kan kloppen, want we hebben hierover geïnformeerd bij het zorgkantoor en we konden gewoon de geleverde zorg als TV verantwoorden. Ik heb hierover met medewerkers van andere instelling contact gehad en zij liepen tegen hetzelfde vraagstuk aan. Die hadden ook te horen gekregen van het zorgkantoor dat het op deze wijze verantwoord kon worden.”
Gelet op deze verklaringen valt niet uit te sluiten dat het verantwoorden als TV niet in strijd was met de Regeling. In ieder geval heeft het er alle schijn van dat de zorgkantoren in de tenlastegelegde periode genoegen namen met verantwoordingsformulieren waarop de oorspronkelijk geïndiceerde zorgfunctie Tijdelijk Verblijf was aangevinkt in plaats van de zorgfunctie waarin het Tijdelijk Verblijf was omgezet. Dat de getuige [getuige 12] later, in augustus 2008, nogmaals navraag bij zorgkantoren heeft gedaan en toen van drie zorgkantoren te horen kreeg dat op het verantwoordingsformulier wel de ‘omgezette’ zorgfunctie moest worden aangevinkt, maakt dit niet anders. Het is immers goed mogelijk dat de zorgkantoren inmiddels - mogelijk juist naar aanleiding van de onderhavige zaak - de regels op dit punt hadden aangescherpt.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank niet bewezen dat de medewerkers van [verdachte rechtspersoon 2], door op de verantwoordingsformulieren “Tijdelijk Verblijf” aan te vinken, die formulieren valselijk hebben opgemaakt, respectievelijk opzettelijk gebruik hebben gemaakt van valse of vervalste verantwoordingsformulieren.
FactureringDe rechtbank stelt voorop dat de facturen door medewerkers van [verdachte rechtspersoon] werden opgemaakt en werden gestuurd aan de [verdachte rechtspersoon 2], die de PGB’s beheerde en aan [verdachte rechtspersoon] de gefactureerde bedragen uitbetaalde. Nu niet bewezen kan worden dat het aankruisen van “Tijdelijk Verblijf” op de verantwoordingsformulieren een schending oplevert van artikel 225, eerste of tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) heeft hetzelfde te gelden voor de facturen die de medewerkers van [verdachte rechtspersoon] opstelden. Er was immers ook geen regelgeving met betrekking tot de wijze van facturering na omzetting van Tijdelijk Verblijf in een andere zorgfunctie. Nu de zorgkantoren kennelijk ook na navraag en tijdens intensieve controles niet te kennen gaven dat de gehanteerde wijze van verantwoorden en factureren onjuist was, mochten de medewerkers van [verdachte rechtspersoon] erop vertrouwen dat op de facturen in plaats van de daadwerkelijk geleverde zorgfunctie de geïndiceerde zorgfunctie (Tijdelijk Verblijf) mocht worden vermeld.
In het licht van de tenlastelegging moet vervolgens worden bezien of [verdachte rechtspersoon] substantieel meer zorg factureerde dan - met inachtneming van de omzetting van Tijdelijk Verblijf in andere zorgfuncties - daadwerkelijk geleverd was. De rechtbank acht dat wat de zaken [cliënt 1] en [cliënt 2 en cliënt 3] betreft niet wettig en overtuigend bewezen. De urenregistraties geven daarvoor onvoldoende aanwijzingen en uit de getuigenverklaringen blijkt in ieder geval dat in de beide gezinnen (veel) zorg werd geleverd.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank derhalve niet bewezen dat de facturen in deze zaken feitelijk zijn vervalst dan wel valselijk zijn opgemaakt, respectievelijk dat [verdachte rechtspersoon] en/of [verdachte rechtspersoon 2] van deze facturen opzettelijk feitelijk gebruik heeft gemaakt in de wetenschap dat zij vals of vervalst waren.
8.2.
Zaaksdossier [cliënt 4 en cliënt 5] (feit 1 subsidiair, onder C en feit 3, onder C)
[verdachte rechtspersoon] verleende vanaf 1 januari 2007 zorg aan de kinderen [cliënt 5] en [cliënt 4], via een PGB dat door [verdachte rechtspersoon 2] werd beheerd. De tenlastelegging is gebaseerd op de verdenking dat door [verdachte rechtspersoon] minder zorg zou zijn verleend dan dat door [verdachte rechtspersoon] aan [verdachte rechtspersoon 2] is gedeclareerd en dan door [verdachte rechtspersoon 2] aan het zorgkantoor is verantwoord. Dit zou de facturen en verantwoordingsformulieren vals maken. Daarnaast zouden op de zorgovereenkomsten valse handtekeningen en valse data zijn geplaatst.
Over de omvang van de verleende zorg wordt als volgt overwogen.
In het dossier bevindt zich een door de politie opgesteld Excel-bestand waaruit zou blijken dat [verdachte rechtspersoon] over 2007 1.246 uren zorg zou hebben verleend, maar 3.222 uren zorg aan [verdachte rechtspersoon 2] zou hebben gefactureerd. Uit het dossier blijkt verder dat de door [verdachte rechtspersoon 2] opgestelde verantwoordingsformulieren over 2007 wat hoogte betreft bijna precies overeenstemmen met de hoogte van deze facturen van [verdachte rechtspersoon]. Uit de facturen van [verdachte rechtspersoon] over 2007 blijkt dat inderdaad voor 3.222 uur in totaal is gedeclareerd. De rechtbank stelt echter vast dat het dossier te weinig gegevens bevat om ook de omvang van de verleende zorg vast te kunnen stellen. Uit het proces-verbaal van de politie, waar genoemd Excel-bestand bij is gevoegd, blijkt in ieder geval niet precies hoe de politie aan het aantal van 1246 zorguren komt. Voorts blijkt in het dossier een groot aantal namen voor te komen (in ieder geval 9) van personen in dienst van [verdachte rechtspersoon] die in het gezin [van cliënt 4 en cliënt 5] zorg hebben verleend. Het dossier bevat onvoldoende gegevens om vervolgens vast te kunnen stellen of dit alle personen zijn die in dienst van [verdachte rechtspersoon] zorg hebben verleend in het gezin [van cliënt 4 en cliënt 5] en wat de exacte omvang van hun werkzaamheden bij het gezin [van cliënt 4 en cliënt 5] is geweest. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld hoeveel zorguren in 2007 zijn verleend, zodat ook niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat minder zorg is verleend dan is gedeclareerd en verantwoord. Voor het gebruiken (feit 1 subsidiair) en opmaken en/of vervalsen (feit 3) van valse dan wel vervalste verantwoordingsformulieren en facturen zal dan ook worden vrijgesproken.
Resteren de zorgovereenkomsten. In het dossier bevinden zich twee zorgovereenkomsten; één op naam van [cliënt 5] en één op naam van [cliënt 4], beide gedateerd op 29 december 2006 (de rechtbank gaat uit van een kennelijke verschrijving waar de tenlastelegging bij de zorgovereenkomst van [cliënt 5] de datum van 1 januari 2007 vermeldt). [getuige 14] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de handtekening rechtsonder op de zorgovereenkomsten van haar is. [24] Van wie de handtekening linksonder op de zorgovereenkomsten is, kan aan de hand van het dossier niet worden vastgesteld. De familie [van cliënt 4 en cliënt 5] is zelf niet gehoord. Dat een valse handtekening is geplaatst, kan in ieder geval niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de datum van 29 december 2006 onder beide zorgovereenkomsten wordt als volgt overwogen. In het dossier bevindt zich een email van [getuige 12] van 18 maart 2008 aan [getuige 15], [getuige 16] en [getuige 17] waaruit blijkt dat [getuige 12] documenten nodig heeft in verband met een intensieve controle van het zorgkantoor Eindhoven. Hij begint deze mail met de volgende tekst:
“I.v.m. intensieve controles voor een aantal cliënten, verzoek ik jullie met klem de volgende bewijzen binnen een week te leveren.”
In dat kader wordt door het zorgkantoor, zo kan uit de email worden opgemaakt, gevraagd naar onder meer een geldige zorgovereenkomst voor [cliënt 4 en cliënt 5]. [getuige 12] merkt daar tussen haakjes over op: “Deze is nooit gemaakt”. [getuige 12] schrijft verder dat de indicaties per fax zijn ontvangen op 21-12-2006 en de zorg per 1-1-2007 is ingezet. Hij vervolgt dan met:
“De zorgovereenkomst HAD ergens tussen 21-12-2006 en vrijdag 29-12-2006 getekend moeten worden.
NU: er moet nu een zorgovereenkomst voor beide cliënten omgemaakt worden voor de periode 1-1-2007 t/m 31-12-2007.
SPOED: laat deze overeenkomsten z.s.m. met terugwerkende kracht tekenen en wel op 21, 27, 28 of 29-12-2006.”
Bij de politie verklaart [getuige 12] dat de zorgovereenkomsten kwijt waren, hij tegen de zorgconsulenten heeft gezegd dat ze moesten zorgen dat er voor beide cliënten een zorgovereenkomst kwam en het hem dan niet uit maakt hoe de consulenten eraan komen. Hij verklaart dat hij hierover telefonisch en via de email contact heeft gehad en de twee zorgovereenkomsten uiteindelijk heeft gekregen. De zorgovereenkomsten bevinden zich in het dossier beiden achter twee afzonderlijke brieven met dezelfde tekst van [getuige 12] namens [verdachte rechtspersoon 2] aan [Zorgkantoor X], met als onderwerp ‘[cliënt 4]’ respectievelijk ‘[cliënt 5]’, waarin hij onder meer schrijft:
“Hierbij de door u gevraagde PGB verantwoording, alsmede de stukken die van belang zijn voor de intensieve controle.
Wegens het in beslagname van de administratie door het OM voor controle, konden wij helaas niet tijdig op uw verzoek reageren.’
(…)
Bijlage:
-Kopie zorgovereenkomst cliënte
-Kopieën van facturen m.b.t. de periode 01-10-2007 t/m 31-12-2007
-Verantwoordingsformulier
-Jaaropgaaf 2007”
Alhoewel de brief is gedateerd op 24 april 2007, kan het niet anders zijn - gelet op bovenstaande en gelet op het feit dat de in beslagname van de stukken in maart 2008 plaatsvond - dat dit 24 april 2008 moet zijn.
Conclusie
Gelet op de vorenstaande gang van zaken kan de rechtbank tot geen andere conclusie komen dan dat [getuige 12], in het kader van een intensieve controle door het zorgkantoor, op
18 maart 2008 opdracht heeft gegeven tot het opstellen en antedateren van de in het dossier aangetroffen zorgovereenkomsten met de opdracht deze binnen een week bij hem aan te leveren. Dit betekent dat kan worden vastgesteld dat [getuige 12] (binnen de ten laste gelegde periode) feitelijk een valse datum op de zorgovereenkomsten van [cliënt 5] en [cliënt 4] heeft doen plaatsen met het oogmerk deze zorgovereenkomsten als echt en onvervalst te gebruiken. Gelet op het onder 7.2. overwogene kan dit echter niet tot strafrechtelijke relevantie leiden ten aanzien van de verdachte rechtspersoon.
8.3.
Zaaksdossier [cliënt 6] (feit 2 subsidiair, en feit 3, onder D)
Uit het dossier blijkt dat mevrouw [cliënt 6] geboren is in 1938 en suikerziekte heeft en dat zij in ieder geval in 2005 via [verdachte rechtspersoon] zorg in natura (ZIN) kreeg. Verder blijkt uit het dossier en uit de verklaringen van de verdachten ter terechtzitting dat in dit zaaksdossier ten onrechte langer door [verdachte rechtspersoon] is door gedeclareerd dan zorg is verleend. Het zou dan in ieder geval over de periode 2006 gaan.
In het zaaksdossier bevindt zich emailcorrespondentie uit mei 2007 tussen [getuige 13], [getuige 8], [getuige 4] en [getuige 10] waarin [getuige 13] aan de bel trekt over deze cliënt waar niemand meer werkt, maar die nog wel actief staat in Excel en meteen ‘ex’ gemaakt moet worden. Voorts heeft [getuige 13] verklaard dat er op 26 januari 2006 voor het laatst iemand heeft gewerkt, maar dat ruim 72 weken is gedeclareerd en hij niet weet hoe dat kan. In de emailcorrespondentie wordt ook een oplossing besproken. [getuige 13] verklaart hierover bij de politie op 19 juni 2008 dat er een wijzigingsformulier was gemaakt, maar weer niet goed was verwerkt en hij daar boos over was. [getuige 10] verklaart op 20 juni 2008 bij de politie dat hij weet dat 72 weken onterecht is gedeclareerd, maar dat hij zeker weet dat hij een wijzigingsformulier met daarop de melding te stoppen had doorgemaild naar [getuige 4] en zij er later achter zijn gekomen dat mevrouw [cliënt 6] desondanks in de declaraties is blijven staan. Hij weet niet of er nog gecrediteerd is. Ter terechtzitting hebben de verdachten verklaard dat er in dit dossier een grote fout is gemaakt en dat gecrediteerd had moeten worden.
Uit de inhoud van de emailcorrespondentie, de verklaringen bij de politie en de verklaringen van de verdachten ter terechtzitting kan worden opgemaakt dat het ging om een fout en dat deze pas in mei 2007 werd ontdekt, waarna een oplossing moest worden gezocht. Hieruit volgt dat het oogmerk tot misleiding in ieder geval niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Hetzelfde geldt voor de onder 3 ten laste gelegde valse handtekening onder de urenregistratieformulieren. Mevrouw [cliënt 6] verklaart weliswaar bij de politie dat zij haar handtekening niet herkent op de urenregistratieformulieren, maar zij ziet slecht en haar dochter verklaart bij de politie de handtekening van haar moeder wel te herkennen. Bovendien wordt in de hierboven genoemde emailcorrespondentie uit mei 2007 vermeld dat de dochter ‘waarschijnlijk puur uit boosheid’ de urenregistratieformulieren tot en met december 2006 heeft getekend.
Wat er van al het voorgaande ook zij, dat de verdachten onder de urenregistratieformulieren een valse handtekening hebben geplaatst of hebben doen plaatsen met het oogmerk van misleiding, is niet wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de urenregistratieformulieren geldt voorts dat ze zijn aangetroffen in de administratie van [verdachte rechtspersoon], maar dat niet van een gebruik maken richting een derde is gebleken. Nu het enkel en alleen opnemen in de eigen administratie onvoldoende is om van gebruik maken in de zin van artikel 225 lid 2 Sr te kunnen spreken, kan dit onderdeel evenmin wettig en overtuigend worden bewezen.
Blijven over de facturen over 2006. Alhoewel de facturen in de stikte zin van het woord ‘vals’ zijn nu hierin iets staat dat niet overeenstemt met de werkelijkheid, is van voorwaardelijk opzet op het gebruik van valse facturen in ieder geval geen sprake geweest.
Uit het bovenstaande volgt dat een fout is gemaakt doordat mevrouw [cliënt 6] niet uit de declaraties is gehaald terwijl kennelijk wel een wijzigingsformulier was gemaakt. Deze fout wordt echter pas achteraf (in mei 2007) ontdekt, waarna de facturatie onmiddellijk wordt stopgezet. Dat er in 2006 al aanwijzingen waren dat er iets fout ging, blijkt niet uit het dossier. Overigens volgt uit het dossier ook niet dat deze fout een gevolg is van het systeem ‘declaratie conform indicatie’, wat er verder van dit systeem ook zij. Kortom, dat door betrokken medewerkers willens en wetens de aanmerkelijke kans voor lief is genomen dat valse facturen zouden worden verstuurd, kan niet worden vastgesteld.

9..In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het beslag ex artikel 94 Sv te laten voortduren in verband met het nog lopende strafrechtelijk financieel onderzoek in het kader van de ontnemingsvordering.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de teruggave te gelasten van de inbeslaggenomen goederen aan de verdachte rechtspersoon aangezien artikel 353 Sv geen grond biedt het beslag zeven jaar na datum van beslaglegging te laten voortduren ter onderbouwing van een ontnemingsvordering.
9.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte rechtspersoon aangezien de verdachte rechtspersoon van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken, zodat met het beslag geen enkel strafvorderlijk belang meer is gediend.

10.. Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 1], wonende te [plaats]. Zij vordert een bedrag van € 1.689,- aan materiele schade (“niet uitbetaald PGB” ten bedrage van € 1.588,- en “kosten voor rechtsbijstand” van € 101,-).
Ter zake van het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd:
  • [benadeelde partij 2], statutair gevestigd te [plaats]. Zij vordert een bedrag van
  • [benadeelde partij 3], gevestigd te [plaats]. Zij vordert een bedrag van € 136.928,37 aan materiële schade (“ten onrechte uitgekeerde PGB gelden inzake [cliënt 5] en [cliënt 4]”).
10.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging heeft de rechtbank verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen te verklaren.
10.2.
Beoordeling
Voor de ontvankelijkheid van een benadeelde partij in haar vordering is onder meer vereist dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door een ten laste gelegd en bewezen verklaard feit.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] is gebaseerd op een feit dat niet ten laste is gelegd aan de verdachte rechtspersoon. De benadeelde partij [benadeelde partij 1] zal daarom niet- ontvankelijk in haar vordering worden verklaard.
De verdachte rechtspersoon wordt vrijgesproken van het onder 1 (primair en subsidiair) en 3 ten laste gelegde. Daarom zullen ook de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in hun vorderingen worden verklaard.
De benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte rechtspersoon ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte rechtspersoon de onder 1 (primair en subsidiair), 2 (primair en subsidiair) en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte rechtspersoon daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte rechtspersoon van alle voorwerpen vermeld op de lijst onder 1 tot en met 49;
verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in de vorderingen; bepaalt dat de vorderingen slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] in de kosten door de verdachte rechtspersoon ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. E.M. Havik en M.M. Koevoets, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. K. Aagaard en J.A.N. Maat, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
(Zaken [cliënt 1], [cliënt 2 en cliënt 3] en [cliënt 4 en cliënt 5] )
Zij,
tezamen en in vereniging met [verdachte rechtspersoon 2] en/of één of meer
ander(en), althans alleen,
op één of meer tijdstippen in of gelegen in de periode van 1 januari 2005 tot
en met 28 maart 2008 te Rotterdam en/of Utrecht en/of Eindhoven en/of elders
in Nederland,
meermalen, althans éénmaal (telkens)
opzettelijk één of meer geldbedrag(en), te weten (in totaal (ongeveer))
A. 13.875,43 (zaak [cliënt 1]) en/of
B. 74.189,19 (zaak [cliënt 2] en [cliënt 3]) en/of
C. 151.499,33 (zaak [cliënt 4] en [cliënt 5]),
(in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) in de vorm
van een persoonsgebonden budget (PGB)),
welk(e) geldbedrag(en) (telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [zorgkantoor 1]
en/of [zorgkantoor 2] en/of [zorgverzekeraar 1] en/of [zorgverzekeraar 2],
althans (een) zorgverzekeraar(s) en/of [cliënt 3] en/of [cliënt 2]
en/of [cliënt 1] en/of [cliënt 4] en/of [cliënt 5], in ieder geval aan een
ander dan aan haar/hen verdachte(n),
en welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) anders
dan door misdrijf, te weten als gemachtigde en/of beheerder en/of budgethouder
en/of declarant, onder zich had(den),
(telkens) wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.
Artikel 321/322 Wetboek van Strafrecht
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
Zij,
tezamen en in vereniging met (ondermeer) [verdachte rechtspersoon 2] en/of één of
meer ander(en), althans alleen,
op één of meer tijdstippen in of gelegen in de periode van 1 januari 2005 tot
en met 28 maart 2008 te Rotterdam en/of Utrecht en/of Eindhoven en/of elders
in Nederland,
meermalen, althans éénmaal (telkens)
opzettelijk gebruik heeft gemaakt, althans doen of laten maken van
A. (Zaak [cliënt 1])
* één of meer valse en/of vervalste verantwoordingsformulier(en) (met
betrekking tot PGB van cliënt [cliënt 1]), te weten (ondermeer)
- verantwoordingsformulier (met ondertekening d.d. 8 augustus 2005) met
betrekking tot de periode van 3 maart 2005 tot en met 30 juni 2005
(pag. 114-115) en/of
- verantwoordingsformulier (met ondertekening d.d. 17 januari 2006) met
betrekking tot de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005
(pag. 116-117) en/of
- verantwoordingsformulier (met ondertekening d.d. 4 juli 2006) met
betrekking tot de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006
(pag. 118-119) en/of
- verantwoordingsformulier (met ondertekening d.d. 10 januari 2007) met
betrekking tot de periode van 1 juli 2006 tot en met 6 december 2006
(pag. 120-121) en/of
- verantwoordingsformulier (met ondertekening d.d. 3 juli 2007) met
betrekking tot de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2007
(pag. 124-125),
en/of
* één of meer valse en/of vervalste factu(u)r(en) (en de daarbij behorende
overzichtslijsten) (met betrekking tot PGB van cliënt [cliënt 1]), te weten
(ondermeer)
- factuur d.d. 31 januari 2006 met het factuurnummer 2006.01.17 (pag. 160)
en/of
- factuur d.d. 31 oktober 2006 met het factuurnummer 2006.10.17 (pag. 170)
en/of
- factuur d.d. 30 april 2007 met het factuurnummer 2007.04.16 (pag. 180)
en/of
- factuur d.d. 31 mei 2007 met het factuurnummer 2007.05.16 (pag. 181) en/of
- factuur d.d. 31 december 2007 met het factuurnummer 2007.12.16 (pag. 182),
en/of
B. (Zaak [cliënt 2] en [cliënt 3])
* één of meer valse en/of vervalste verantwoordingsformulier(en) (met
betrekking tot PGB van cliënt(en) [cliënt 3] en/of [cliënt 2]),
te weten (ondermeer)
(m.b.t. [cliënt 3])
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 1 februari 2008) met
betrekking tot de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007
(pag.171) en/of
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 24 september 2007) met
betrekking tot de periode van 1 januari 2007 t/m 30 juni 2007 (pag. 174)
en/of
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 3 oktober 2006) met
betrekking tot de periode van 1 juli 2006 tot en met 30 september 2006
(pag. 186 of 444) en/of
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 23 januari 2006) met
betrekking tot de periode van 1 oktober 2005 tot en met 31 december 2005
(pag. 201 of 436) en/of
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 19 oktober 2005) met
betrekking tot de periode van 20 september 2005 tot en met 30 september
2005 (pag. 434) en/of
en/of (m.b.t. [cliënt 2]) (ondermeer)
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 1 februari 2008) met
betrekking tot de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007
(pag. 222) en/of
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 10 april 2007) met
betrekking tot de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2007
(pag. 227) en/of
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 10 januari 2007) met
betrekking tot de periode van 1 oktober 2006 tot en met 31 december 2006
(pag. 238 of 410) en/of
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 3 mei 2006) met
betrekking tot de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 maart 2006
(pag. 245 of 404) en/of
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 23 januari 2006) met
betrekking tot de periode 1 oktober 2005 tot en met 31 december 2005
(pag. 259 of 400)
en/of
* één of meer valse en/of vervalste factu(u)r(en) (met betrekking tot de
PGB('s) van cliënt(en) [cliënt 2] en [cliënt 3]), te weten
(ondermeer)
(m.b.t. [cliënt 2])
- factuur d.d. 31 januari 2006 met het factuurnummer 2006.01.34 (pag. 463)
en/of
- factuur d.d. 30 juni 2006 met het factuurnummer 2006.06.34 (pag.468) en/of
- factuur d.d. 31 januari 2007 met het factuurnummer 2007.01.25 (pag. 124)
en/of
- factuur d.d. 31 mei 2007 met het factuurnummer 2007.05.25 (pag. 128) en/of
- factuur d.d. 31 december 2007 met het factuurnummer 2007.12.25 (pag. 132)
en/of (m.b.t. [cliënt 3]) (ondermeer)
- factuur d.d. 31 januari 2006 met het factuurnummer 2006.01.35 (pag. 470)
en/of
- factuur d.d. 31 december 2006 met het factuurnummer 2006.12.35 (pag. 152)
en/of
- factuur d.d. 30 september 2007 met het factuurnummer 2007.09.26 (pag. 167)
en/of
- factuur d.d. 31 januari 2007 met het factuurnummer 2007.01.26 (pag. 137)
en/of
- factuur d.d. 31 december 2007 met het factuurnummer 2007.12.26 (pag. 145)
en/of
C. (Zaak [cliënt 5] en [cliënt 4])
* één of meer valse en/of vervalste verantwoordingsformulier(en) (met
betrekking tot PGB('s) van cliënt(en) [cliënt 5] en/of [cliënt 4]),
te weten (ondermeer)
(m.b.t. [cliënt 5])
- verantwoordingsformulier (PGB) (met ondertekening d.d. 3 juli 2007)
(t.n.v. [cliënt 5]) met betrekking tot de periode van 1 januari 2007 tot
en met 30 juni 2007 (pag. 26) en/of
- verantwoordingsformulier (PGB - Globale Controle) (t.n.v. [cliënt 5]) (met
ondertekening d.d. 22 januari 2008) met betrekking tot de periode van
1 juli 2007 tot en met 19 september 2007 (pag. 54) en/of
- verantwoordingsformulier (PGB - Intensieve Controle) (t.n.v. [cliënt 5])
(met ondertekening d.d. 25 maart 2008) met betrekking tot de periode van
20 september 2007 tot en met 31 december 2007 (pag. 56)
en/of (m.b.t. [cliënt 4]) (ondermeer)
- verantwoordingsformulier (PGB) (met ondertekening d.d. 3 juli 2007) (t.n.v.
[cliënt 4]) met betrekking tot de periode van 1 januari 2007 tot en met
30 juni 2007 (pag. 47) en/of
- verantwoordingsformulier (PGB - Globale Controle) (t.n.v. [cliënt 4]) (met
ondertekening d.d. 22 januari 2008) met betrekking tot de periode van
1 juli 2007 tot en met 10 oktober 2007 (pag. 65) en/of
- verantwoordingsformulier (PGB - Intensieve Controle) (t.n.v. [cliënt 4])
(met ondertekening d.d. 23 april 2008) met betrekking tot de periode van
11 oktober 2007 tot en met 31 december 2007 (pag. 67)
en/of
* één of meer valse en/of vervalste factu(u)r(en) (met betrekking tot PGB('s)
van cliënt(en) [cliënt 5] en/of [cliënt 4]), te weten (ondermeer)
(m.b.t. [cliënt 5])
- factuur d.d. 31 januari 2007 met het factuurnummer 2007.01.55 (pag. 167)
en/of
- factuur d.d. 30 juni 2007 met het factuurnummer 2007.06.55 (pag. 172)
en/of
- factuur d.d. 31 juli 2007 met het factuurnummer 2007.07.55 (pag. 188)
en/of
- factuur d.d. 30 september 2007 met het factuurnummer 2007.09.55
(pag. 59 en/of 189) en/of
- factuur d.d. 31 december 2007 met het factuurnummer 2007.12.55
(pag. 62 en/of 175) en/of
(m.b.t. [cliënt 4]) (ondermeer)
- factuur d.d. 31 januari 2007 met het factuurnummer 2007.01.56 (pag.177)
en/of
- factuur d.d. 31 mei 2007 met het factuurnummer 2007.05.56 (pag. 181)
en/of
- factuur d.d. 31 augustus 2007 met het factuurnummer 2007.08.56 (pag.192)
en/of
- factuur d.d. 31 oktober 2007 met het factuurnummer 2007.10.56
(pag. 70 en/of 183) en/of
- factuur d.d. 31 december 2007 met het factuurnummer 2007.12.56
(pag. 72 en/of 185),
- ( elk) zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van
enig feit te dienen,
- als ware(n) die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst
en/of
(telkens) opzettelijk die/dat geschrift(en) heeft/hebben afgeleverd, althans
doen of laten afleveren en/of voorhanden gehad, terwijl verdachte en/of
verdachtes mededader(s) (telkens) wist(en) of redelijkerwijze moest(en)
vermoeden, dat/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als echt en
onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (telkens) valselijk op/in
die/dat
- verantwoordingsformulier(en) was vermeld dat er zorg was verleend en/of had
plaatsgevonden en/of meer (uren aan) zorg was/waren aangegeven dan er
daadwerkelijk was/waren verleend door één of meer zorgverlener(s) en/of
personeelslid/-leden van [verdachte rechtspersoon] aan (een) cliënt(en),
te weten [cliënt 1] en/of [cliënt 3] en/of [cliënt 2] en/of [cliënt 5] en/of [cliënt 4],
en/of
- factu(u)r(en) (een) vergoeding(en) werd(en) gedeclareerd/aangegeven voor
zorg die niet (door één of meer zorgverlener(s) en/of personeelslid/-leden
van [verdachte rechtspersoon]) was verleend aan die [cliënt 1] en/of
[cliënt 3] en/of [cliënt 2] en/of [cliënt 5] en/of [cliënt 4], en/of
daarop/daarin (een) hogere vergoeding(en) werd(en) gedeclareerd/aangegeven
dan waarop recht bestond ten aanzien van die cliënt(en), en/of
bestaande dat opzettelijk gebruik maken, althans gebruik doen of laten maken
en/of dat opzettelijk voorhanden hebben en/of dat opzettelijk afleveren,
althans doen of laten afleveren, hieruit dat
voornoemde verantwoordingsformulier(en) is/zijn verzonden aan [zorgverzekeraar 1] en/of
[zorgverzekeraar 2] en/of [zorgkantoor 1] en/of [zorgkantoor 2], althans
(een) zorgverzekeraar(s),
en/of
voornoemde factu(u)r(en) zijn opgenomen in de administratie van [verdachte rechtspersoon]
en/of [verdachte rechtspersoon 2],
Artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
2.
(Zaak [cliënt 6])
Zij,
tezamen en in vereniging met [verdachte rechtspersoon 2] en/of één of meer
ander(en), althans alleen,
op één of meer tijdstippen in of gelegen in de periode van 1 januari 2006 tot
en met 17 juni 2007 te Rotterdam en/of elders in Nederland,
meermalen, althans éénmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels,
[stichting 1] en/of [stichting 2] en/of [zorgverzekeraar 3] en/of [zorgverzekeraar 4], althans een zorgverzekeraar (met betrekking tot [cliënt 6]),
heeft bewogen tot afgifte van (totaal (ongeveer)) E.8.360,44, in elk geval één
of meer geldbedrag(en) in het kader van de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten (AWBZ),
hebbende verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid (ondermeer)
- een of meer valse en/of vervalste (kopie) urenregistratieformulier(en)
betreffende één of meer we(e)k(en) in de periode van week 1 tot en met
week 52 van het jaar 2006 (paginanummers 221 t/m 233 behorende bij het
proces-verbaal met documentcode 1009021250.AMB) en/of week 1 tot en met
week 24 van het jaar 2007 (paginanummers 234 t/m 239 behorende bij het
proces-verbaal met documentcode 1009021250.AMB),
waarop/waarin (telkens) (in strijd met de waarheid) was aangegeven dat er
zorg was verleend en/of had plaatsgevonden, en/of meer (uren aan) zorg
was/waren aangegeven dan er daadwerkelijk was/waren verleend (door één of
meer zorgverlener(s) en/of personeelslid/-leden van [verdachte rechtspersoon]) aan
een cliënt, te weten [cliënt 6]
en/of
- één of meer valse en/of vervalste factu(u)r(en) (en de daarbij behorende
overzichtslijsten), te weten (ondermeer)
factuur d.d. 1 maart 2006 met het factuurnummer 2.2006.2 (paginanummer 115
behorende bij het proces-verbaal met documentcode 0804170915.OIG)
en/of
factuur d.d. 1 april 2006 met het factuurnummer 2.2006.3 (paginanummer 128
behorende bij het proces-verbaal met documentcode 0804170947 OIG)
en/of
factuur d.d. 1 mei 2006 met het factuurnummer 2.2006.4 (paginanummer 142
behorende bij het proces-verbaal met documentcode 0804170956.OIG) en/of
factuur d.d. 15 januari 2007 met het factuurnummer 2.2006.13 en/of factuur
d.d. 31 januari 2007 met het factuurnummer 2.2006.13-CR en/of factuur 31
januari 2007 met het factuurnummer 2.2006.13-NF (paginanummer(s) 158 en/of
171 en/of 172 behorende bij het proces-verbaal met documentcode
0804161616.OIG) en/of
factuur d.d. 21 maart 2007 met het factuurnummer 2.2007-1-NF (paginanummer
174 behorende bij het proces-verbaal met documentcode 0804161521.OIG),
(onder andere) met betrekking tot cliënt [cliënt 6]
waarop/waarin een vergoeding werd gedeclareerd/aangegeven voor zorg die niet
(door één of meer zorgverlener(s) en/of personeelslid/-leden van [verdachte rechtspersoon]) was verleend aan die cliënt, en/of een hogere vergoeding werd
gedeclareerd/aangegeven dan waarop recht bestond ten aanzien van die cliënt,
verzonden en/of doen toekomen aan [stichting 1] en/of [stichting 2]
en/of (aldus)
aan/tegenover [stichting 1] en/of [stichting 2] (middellijk en/of onmiddellijk) informatie verschaft/voorgedaan (inhoudende) dat/alsof (meer) zorg aan die cliënt, te weten [cliënt 6] was verleend, waardoor aan die rechtsperso(o)n(en) werd
voorgespiegeld alsof ten aanzien van die cliënt (meer) recht aanwezig was op
en/of gebruik kon worden gemaakt van zorgtoeslag en/of (een) (hogere)
vergoeding(en),
waardoor (aldus) (telkens) [stichting 1] en/of [stichting 2] en/of de zorgverzekeraar(s) werd(en) bewogen tot de afgifte van voornoemd(e) geldbedrag(en);
Artikel 326 Wetboek van Strafrecht
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
Zij,
tezamen en in vereniging met [verdachte rechtspersoon 2] en/of met één of meer
ander(en), althans alleen,
op één of meer tijdstippen in of gelegen in de periode van 1 januari 2006 tot
en met 17 juni 2007 te Rotterdam en/of elders in Nederland,
meermalen, althans éénmaal (telkens)
opzettelijk gebruik heeft gemaakt, althans doen of laten maken van
- een of meer valse en/of vervalste (kopie) urenregistratieformulier(en)
betreffende één of meer we(e)k(en) in de periode van week 1 tot en met
week 52 van het jaar 2006 (paginanummers 221 t/m 233 behorende bij het
proces-verbaal met documentcode 1009021250.AMB) en/of week 1 tot en met
week 24 van het jaar 2007 (paginanummers 234 t/m 239 behorende bij het
proces-verbaal met documentcode 1009021250.AMB),
en/of
- één of meer valse en/of vervalste factu(u)r(en) (en de daarbij behorende
overzichtslijsten), te weten
factuur d.d. 1 maart 2006 met het factuurnummer 2.2006.2 (paginanummer 115
behorende bij het proces-verbaal met documentcode 0804170915.OIG)
en/of
factuur d.d. 1 april 2006 met het factuurnummer 2.2006.3 (paginanummer 128
behorende bij het proces-verbaal met documentcode 0804170947 OIG)
en/of
factuur d.d. 1 mei 2006 met het factuurnummer 2.2006.4 (paginanummer 142
behorende bij het proces-verbaal met documentcode 0804170956.OIG) en/of
factuur d.d. 15 januari 2007 met het factuurnummer 2.2006.13 en/of factuur
d.d. 31 januari 2007 met het factuurnummer 2.2006.13-CR en/of factuur 31
januari 2007 met het factuurnummer 2.2006.13-NF (paginanummer(s) 158 en/of
171 en/of 172 behorende bij het proces-verbaal met documentcode
0804161616.OIG) en/of
factuur d.d. 21 maart 2007 met het factuurnummer 2.2007-1-NF (paginanummer
174 behorende bij het proces-verbaal met documentcode 0804161521.OIG),
(onder andere) met betrekking tot cliënt [cliënt 6])
-(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen,
-als ware(en) die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst
en/of (telkens) opzettelijk dat/die geschrift(en) heeft/hebben afgeleverd,
althans doen of laten afleveren en/of voorhanden heeft/hebben gehad,
terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) wist(en) of
redelijkerwijze moest(en) vermoeden, dat/die geschrift(en) (telkens) bestemd
was/waren voor gebruik als ware(n) dat/die geschrift(en) echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (telkens) valselijk op die/dat
- urenregistratieformulier(en) was vermeld dat er zorg was verleend en/of
had plaatsgevonden en/of meer (uren aan) zorg was/waren aangegeven dan er
daadwerkelijk was/waren verleend (door één of meer zorgverlener(s) en/of
personeelslid-/leden van [verdachte rechtspersoon]) aan een cliënt, te weten
[cliënt 6]
en/of
- factu(u)r(en), (onder andere) met betrekking tot cliënt [cliënt 6]
(een) Vergoeding(en) werd(en) gedeclareerd/aangegeven voor zorg
die niet door één of meer zorgverlener(s) en/of personeelslid/-leden van
[verdachte rechtspersoon] was verleend aan die [cliënt 6],
en/of een hogere vergoeding werd gedeclareerd/aangegeven dan waarop recht
bestond ten aanzien van die cliënt,
en/of
bestaande dat opzettelijk gebruik maken, althans gebruik doen of laten maken
en/of dat opzettelijk voorhanden hebben en/of dat opzettelijk afleveren,
althans doen of laten afleveren hieruit dat
voornoemde urenregistratieformulier(en) zijn opgenomen in de administratie van
[verdachte rechtspersoon]
en/of
voornoemde factu(u)r(en) is/zijn verzonden aan [stichting 1] en/of [stichting 2],
Artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
3.
zij,
tezamen en in vereniging met [verdachte rechtspersoon 2] en/of één of meer
ander(en), althans alleen
op één of meer tijdstippen in of gelegen in de periode van 1 december 2004
tot en met 28 maart 2008 te Rotterdam en/of Utrecht en/of Eindhoven en/of
elders in Nederland,
meermalen, althans éénmaal (telkens)
(een) factu(u)r(en) en/of (een) verantwoordingsformulieren en/of (een)
urenregistratieformulier(en) en/of (een) zorgovereenkomst(en) en/of (een)
overeenkomst(en) met betrekking tot zaakwaarneming (in het kader van de AWBZ
met betrekking tot PGB en/of ZIN) betreffende onder andere cliënt(en)
[cliënt 1] en/of [cliënt 3] en/of [cliënt 2] en/of [cliënt 5] en/of
[cliënt 4 ] en/of [cliënt 6], waaronder (ondermeer)
A.(Zaak [cliënt 1])
* één of meer valse en/of vervalste verantwoordingsformulier(en) (met
betrekking tot PGB van cliënt [cliënt 1]), te weten (ondermeer)
- verantwoordingsformulier (met ondertekening d.d. 8 augustus 2005) met
betrekking tot de periode van 3 maart 2005 tot en met 30 juni 2005
(pag. 114-115) en/of
- verantwoordingsformulier (met ondertekening d.d. 17 januari 2006) met
betrekking tot de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005
(pag. 116-117) en/of
- verantwoordingsformulier (met ondertekening d.d. 4 juli 2006) met
betrekking tot de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006
(pag. 118-119) en/of
- verantwoordingsformulier (met ondertekening d.d. 10 januari 2007) met
betrekking tot de periode van 1 juli 2006 tot en met 6 december 2006
(pag. 120-121) en/of
- verantwoordingsformulier (met ondertekening d.d. 3 juli 2007) met
betrekking tot de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2007
(pag. 124-125),
en/of
* één of meer valse en/of vervalste factu(u)r(en) (en de daarbij behorende
overzichtslijsten) (met betrekking tot PGB van cliënt [cliënt 1]), te weten
(ondermeer)
- factuur d.d. 31 januari 2006 met het factuurnummer 2006.01.17 (pag. 160)
en/of
- factuur d.d. 31 oktober 2006 met het factuurnummer 2006.10.17 (pag. 170)
en/of
- factuur d.d. 30 april 2007 met het factuurnummer 2007.04.16 (pag. 180)
en/of
- factuur d.d. 31 mei 2007 met het factuurnummer 2007.05.16 (pag. 181) en/of
- factuur d.d. 31 december 2007 met het factuurnummer 2007.12.16 (pag. 182),
en/of
* een vals en/of vervalst formulier "Opdracht tot
vertegenwoordiging/zaakwaarneming en beheer budget door [verdachte rechtspersoon 2]
Beheer" d.d. 1 december 2004 (met betrekking tot cliënt [cliënt 1])
en/of
B. (Zaak [cliënt 2] en [cliënt 3])
* één of meer valse en/of vervalste verantwoordingsformulier(en) (met
betrekking tot PGB van cliënt(en) [cliënt 3] en/of [cliënt 2]),
te weten (ondermeer)
(m.b.t. [cliënt 3])
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 1 februari 2008) met
betrekking tot de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007
(pag.171) en/of
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 24 september 2007) met
betrekking tot de periode van 1 januari 2007 t/m 30 juni 2007 (pag. 174)
en/of
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 3 oktober 2006) met
betrekking tot de periode van 1 juli 2006 tot en met 30 september 2006
(pag. 186 of 444) en/of
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 23 januari 2006) met
betrekking tot de periode van 1 oktober 2005 tot en met 31 december 2005
(pag.201 of 436) en/of
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 19 oktober 2005) met
betrekking tot de periode van 20 september 2005 tot en met 30 september
2005 (pag. 434) en/of
en/of (m.b.t. [cliënt 2]) (ondermeer)
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 1 februari 2008) met
betrekking tot de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007
(pag. 222) en/of
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 10 april 2007) met
betrekking tot de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2007
(pag. 227) en/of
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 10 januari 2007) met
betrekking tot de periode van 1 oktober 2006 tot en met 31 december 2006
(pag. 238 of 410) en/of
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 3 mei 2006) met
betrekking tot de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 maart 2006
(pag. 245 of 404) en/of
- verantwoordingsformulier PGB (met ondertekening d.d. 23 januari 2006) met
betrekking tot de periode 1 oktober 2005 tot en met 31 december 2005
(pag. 259 of 400)
en/of
* één of meer valse en/of vervalste factu(u)r(en) (met betrekking tot de
PGB('s) van cliënt(en) [cliënt 2] en [cliënt 3]), te weten
(ondermeer)
(m.b.t. [cliënt 2])
- factuur d.d. 31 januari 2006 met het factuurnummer 2006.01.34 (pag. 463)
en/of
- factuur d.d. 30 juni 2006 met het factuurnummer 2006.06.34 (pag.468) en/of
- factuur d.d. 31 januari 2007 met het factuurnummer 2007.01.25 (pag. 124)
en/of
- factuur d.d. 31 mei 2007 met het factuurnummer 2007.05.25 (pag. 128) en/of
- factuur d.d. 31 december 2007 met het factuurnummer 2007.12.25 (pag. 132)
en/of (m.b.t. [cliënt 3]) (ondermeer)
- factuur d.d. 31 januari 2006 met het factuurnummer 2006.01.35 (pag. 470)
en/of
- factuur d.d. 31 december 2006 met het factuurnummer 2006.12.35 (pag. 152)
en/of
- factuur d.d. 30 september 2007 met het factuurnummer 2007.09.26 (pag. 167)
en/of
- factuur d.d. 31 januari 2007 met het factuurnummer 2007.01.26 (pag. 137)
en/of
- factuur d.d. 31 december 2007 met het factuurnummer 2007.12.26 (pag. 145)
en/of
* een vals en/of vervalst(e) formulier(en) "Opdracht tot
vertegenwoordiging/zaakwaarneming en beheer budget door [verdachte rechtspersoon 2]
(bijlage C1, pag. 277 en/of bijlage C3, pag. 328)
(met betrekking tot cliënt(en) [cliënt 3] en/of [cliënt 2])
en/of
C. (Zaak [cliënt 5] en [cliënt 4])
* één of meer valse en/of vervalste verantwoordingsformulier(en) (met
betrekking tot PGB('s) van cliënt(en) [cliënt 5] en/of [cliënt 4]),
te weten (ondermeer)
(m.b.t. [cliënt 5])
- verantwoordingsformulier (PGB) (met ondertekening d.d. 3 juli 2007)
(t.n.v. [cliënt 5]) met betrekking tot de periode van 1 januari 2007 tot
en met 30 juni 2007 (pag. 26) en/of
- verantwoordingsformulier (PGB - Globale Controle) (t.n.v. [cliënt 5]) (met
ondertekening d.d. 22 januari 2008) met betrekking tot de periode van
1 juli 2007 tot en met 19 september 2007 (pag. 54) en/of
- verantwoordingsformulier (PGB - Intensieve Controle) (t.n.v. [cliënt 5])
(met ondertekening d.d. 25 maart 2008) met betrekking tot de periode van
20 september 2007 tot en met 31 december 2007 (pag. 56)
en/of (m.b.t. [cliënt 4]) (ondermeer)
- verantwoordingsformulier (PGB) (met ondertekening d.d. 3 juli 2007) (t.n.v.
[cliënt 4]) met betrekking tot de periode van 1 januari 2007 tot en met
30 juni 2007 (pag. 47) en/of
- verantwoordingsformulier (PGB - Globale Controle) (t.n.v. [cliënt 4]) (met
ondertekening d.d. 22 januari 2008) met betrekking tot de periode van
1 juli 2007 tot en met 10 oktober 2007 (pag. 65) en/of
- verantwoordingsformulier (PGB - Intensieve Controle) (t.n.v. [cliënt 4])
(met ondertekening d.d. 23 april 2008) met betrekking tot de periode van
11 oktober 2007 tot en met 31 december 2007 (pag. 67)
en/of
* één of meer valse en/of vervalste factu(u)r(en) (met betrekking tot PGB('s)
van cliënt(en) [cliënt 5] en/of [cliënt 4]), te weten (ondermeer)
(m.b.t. [cliënt 5])
- factuur d.d. 31 januari 2007 met het factuurnummer 2007.01.55 (pag. 167)
en/of
- factuur d.d. 30 juni 2007 met het factuurnummer 2007.06.55 (pag. 172)
en/of
- factuur d.d. 31 juli 2007 met het factuurnummer 2007.07.55 (pag. 188)
en/of
- factuur d.d. 30 september 2007 met het factuurnummer 2007.09.55
(pag. 59 en/of 189) en/of
- factuur d.d. 31 december 2007 met het factuurnummer 2007.12.55
(pag. 62 en/of 175) en/of
(m.b.t. [cliënt 4]) (ondermeer)
- factuur d.d. 31 januari 2007 met het factuurnummer 2007.01.56 (pag.177)
en/of
- factuur d.d. 31 mei 2007 met het factuurnummer 2007.05.56 (pag. 181)
en/of
- factuur d.d. 31 augustus 2007 met het factuurnummer 2007.08.56 (pag.192)
en/of
- factuur d.d. 31 oktober 2007 met het factuurnummer 2007.10.56
(pag. 70 en/of 183) en/of
- factuur d.d. 31 december 2007 met het factuurnummer 2007.12.56
(pag. 72 en/of 185),
en/of
een vals en/of vervalst(e) formulier(en)
"Zorgovereenkomst [verdachte rechtspersoon]" d.d. 1 januari 2007 (met betrekking tot
cliënt [cliënt 5]),
en/of
"Zorgovereenkomst [verdachte rechtspersoon]" d.d. 29 december 2006 (met betrekking tot
cliënt [cliënt 4]),
en/of
D. (Zaak [cliënt 6])
- een of meer valse en/of vervalste (kopie) urenregistratieformulier(en)
betreffende één of meer we(e)k(en) in de periode van week 1 tot en met
week 52 van het jaar 2006 (paginanummers 221 t/m 233 behorende bij het
proces-verbaal met documentcode 1009021250.AMB) en/of week 1 tot en met
week 24 van het jaar 2007 (paginanummers 234 t/m 239 behorende bij het
proces-verbaal met documentcode 1009021250.AMB),
en/of
- één of meer valse en/of vervalste factu(u)r(en) (en de daarbij behorende
overzichtslijsten), te weten (ondermeer)
factuur d.d. 1 maart 2006 met het factuurnummer 2.2006.2 (paginanummer 115
behorende bij het proces-verbaal met documentcode 0804170915.OIG)
en/of
factuur d.d. 1 april 2006 met het factuurnummer 2.2006.3 (paginanummer 128
behorende bij het proces-verbaal met documentcode 0804170947 OIG)
en/of
factuur d.d. 1 mei 2006 met het factuurnummer 2.2006.4 (paginanummer 142
behorende bij het proces-verbaal met documentcode 0804170956.OIG) en/of
factuur d.d. 15 januari 2007 met het factuurnummer 2.2006.13 en/of factuur
d.d. 31 januari 2007 met het factuurnummer 2.2006.13-CR en/of factuur 31
januari 2007 met het factuurnummer 2.2006.13-NF (paginanummer(s) 158 en/of
171 en/of 172 behorende bij het proces-verbaal met documentcode
0804161616.OIG) en/of
factuur d.d. 21 maart 2007 met het factuurnummer 2.2007-1-NF (paginanummer
174 behorende bij het proces-verbaal met documentcode 0804161521.OIG),
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs
van enig feit te dienen,
(telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst, en/althans
valselijk heeft/hebben doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten
vervalsen door (een) ander(en),
immers heeft/hebben [verdachte rechtspersoon] en/of [verdachte rechtspersoon 2]
en/of hun/haar mededader(s)
(telkens) valselijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
op voornoemde verantwoordingsformulier(en) zorg (te weten tijdelijk verblijf
en/of ondersteunende begeleiding en/of activerende begeleiding) verantwoord
en/of laten verantwoorden, terwijl deze zorg in zijn geheel niet heeft
plaatsgevonden en/of is verleend en/of meer (uren aan) zorg aangegeven dan er
daadwerkelijk was/waren verleend, (door één of meer zorgverlener(s) en/of
personeelslid/-leden van [verdachte rechtspersoon]) met betrekking tot cliënt(en)
[cliënt 1] en/of [cliënt 3] en/of [cliënt 2] en/of [cliënt 5] en/of
[cliënt 4],
en/of
op voornoemde factu(u)r(en) ( een (hoger)) aantal uren aan verleende zorg
en/of een onjuist(e) (te hoog) uurtarief/geldbedrag(en) met betrekking tot die
[cliënt 1] en/of [cliënt 3] en/of [cliënt 2] en/of [cliënt 5] en/of
[cliënt 4] en/of [cliënt 6], vermeld en/of laten vermelden
en/of dan waarop zij, verdachte en/of haar mededader(s) recht had(den) en/of
gedeclareerd en/of laten declareren dan daadwerkelijk aan zorg aan die
[cliënt 1] en/of [cliënt 3] en/of [cliënt 2] en/of [cliënt 5] en/of
[cliënt 4] en/of [cliënt 6], was verleend,
en/of
op voornoemd(e) formulier(en) "Opdracht tot vertegenwoordiging/zaakwaarneming
en beheer budget door [verdachte rechtspersoon 2] een valse handtekening (namelijk
niet de handtekening van de tot het ondertekenen van dit formulier
gerechtigde/aangegeven persoon) geschreven en/of geplaatst en/of doen plaatsen,
en/of
op voornoemd(e) formulier(en) "Zorgovereenkomst [verdachte rechtspersoon]" een valse
handtekening (namelijk niet de handtekening van de tot het ondertekenen van
dit formulier gerechtigde/aangegeven persoon) geschreven en/of geplaatst en/of
doen plaatsen en/of een valse datum geschreven en/of geplaatst,
en/of
op voornoemde urenregistratieformulier(en) één of meerdere (valse)
handtekening(en) van de tot het ondertekenen van die
urenregistratieformulier(en) niet gerechtigde persoon geschreven en/of
geplaatst en/of doen schrijven en/of plaatsen,
en/of
op voornoemd(e) urenregistratieformulier(en) vermeld en/of doen/laten
vermelden dat er zorg was verleend en/of had plaatsgevonden en/of meer (uren
aan) zorg aangegeven dan er daadwerkelijk was/waren verleend door één of meer
zorgverlener(s) en/of personeelslid/-leden van [verdachte rechtspersoon] aan die
cliënt(en),
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken en/of (door anderen) doen gebruiken,
Artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Artikel 8 lid 3 Regeling administratie en controle uitvoeringsorganen AWBZ.
2.Artikel 2.6.9 lid 3 Regeling subsidies AWBZ.
3.Nota van toelichting onder artikel 2.6.9 Regeling subsidies AWBZ en rechtbank Arnhem 18 december 2012, ECLI:NL:RBARN:2012:BZ0533. Zie ook de bespreking van de zaken [cliënt 1] en [cliënten 2 en 3].
4.Verklaring [verdachte 2] bij de rechter-commissaris op 4 december 2013, ordner 27, pagina 4.
5.Verklaring [verdachte 1] bij de rechter-commissaris op 9 oktober 2013, ordner 27, pagina 3.
6.Verklaring [verdachte 2] bij de rechter-commissaris op 4 december 2013, ordner 27, pagina 3 en verklaring [verdachte 3] bij de rechter-commissaris op 15 juli 2013, ordner 27, pagina 3.
7.Verklaring [verdachte 2] bij de rechter-commissaris op 4 december 2013, ordner 27, pagina 4.
8.Bijlage bij de bedrijfsscan, gevoegd bij het emailbericht d.d. 16 november 2007 van [getuige 3] aan [verdachte 2], ordner 22, pagina 28.
9.Verklaring [verdachte 4] bij de rechter-commissaris op 2 oktober 2013, ordner 27, pagina 4 en verklaring [getuige 4], ordner 11, pagina 1968/1969.
10.Verklaring [getuige 5], ordner 26, pagina 2135, verklaring [getuige 6], ordner 25, pagina 1903, verklaring [getuige 7], ordner 25, pagina 1970 en verklaring [getuige 4], ordner 11, pagina 1968/1969.
11.Verklaring [getuige 8] bij de rechter-commissaris op 1 mei 2013, ordner 27, pagina 5.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], ordner 24, pagina 1052.
13.Verklaring [getuige 10] bij de rechter-commissaris op 1 oktober 2013, ordner 27, pagina 10 en email [getuige 8] d.d. 20 juni 2007 te 14.08 uur.
14.Verklaring [getuige 4], ordner 26, pagina 2266.
15.Verklaring [verdachte 4] bij de rechter-commissaris op 2 oktober 2013, ordner 27, pagina 6.
16.Verklaring [getuige 11], ordner 10, pagina 1371.
17.Verklaring [getuige 12] bij de rechter-commissaris op 22 juli 2013, ordner 27, pagina 5 en bankafschriften van [verdachte rechtspersoon 2], overgelegd door het openbaar ministerie in juli 2015.
18.Alle aangehaalde notulen van de MT-vergaderingen zijn ter terechtzitting van 4 november 2015 overgelegd door mr. [raadsvrouw verdachte rechtspersoon 2 en verdachte 2].
19.Ordner 25, pagina 1619 e.v.
20.Verklaring curator [curator] ter terechtzitting d.d. 13 november 2015.
21.Ordner 19, pagina 604.
22.Verklaring [getuige 12] bij de rechter-commissaris op 22 juli 2013, ordner 27, pagina 3.
23.Ordner 9, pagina 575.
24.Verklaring [getuige 14] bij de rechter-commissaris op 25 november 2013, ordner 27, pagina 3.