ECLI:NL:RBROT:2016:1266

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2016
Publicatiedatum
18 februari 2016
Zaaknummer
10/960278-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van financiering van terrorisme door inzameling en verschaffing van geld ten behoeve van jihadstrijders in Syrië

Op 18 februari 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het financieren van terrorisme. De verdachte had geld ingezameld en verschaft aan een jihadstrijder in Syrië, wat volgens de rechtbank een wezenlijke bijdrage leverde aan de gewelddadige jihadstrijd aldaar. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat het ingezamelde geld voor privédoeleinden was bedoeld, en oordeelde dat door het financieel ondersteunen van jihadstrijders de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat het geld voor terroristische doeleinden zou worden gebruikt. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en contactverboden. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de verdachte voldoende op de hoogte was van de tenlastelegging. De rechtbank baseerde haar oordeel op het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken, waaronder chatberichten die de betrokkenheid van de verdachte bij de jihadstrijd bevestigden. De verdachte werd vrijgesproken van het alternatief primair tenlastegelegde, maar het alternatief subsidiair tenlastegelegde werd wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960278-14
Datum uitspraak: 18 februari 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak
tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [woonplaats] ,
[adres] ,
raadsman mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 en 15 januari 2016. Het onderzoek is gesloten op 18 februari 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 14 januari 2016 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. F. van Veghel, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het alternatief primair tenlastegelegde;
  • bewezenverklaring van het alternatief subsidiair tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden meldplicht, contactverboden en gesprekken met een deskundige en met de reclassering, zoals geadviseerd door Reclassering Nederland bij advies van 11 januari 2016, hetgeen mede inhoudt de toepassing van elektronisch toezicht.

4.Geldigheid dagvaarding

Standpunt van de verdediging
De dagvaarding is nietig wat betreft het alternatief primair tenlastegelegde. Het is de verdediging niet duidelijk uit welke personen de vermeende organisatie zou moeten bestaan. De tenlastelegging vermeldt niet meer dan dat de verdachte ‘tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen’ zou hebben deelgenomen aan een organisatie. Maar ook bezien tegen de achtergrond van het dossier wordt het de verdediging niet duidelijk op welke organisatie het openbaar ministerie doelt. Bestaat die slechts uit de verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , of moet men denken aan een organisatie als IS, Jahbat al-Nusra of een andere jihadistische organisatie, of doelt het openbaar ministerie op een organisatie bestaande uit de drie jongens in Nederland en de drie jongens in het strijdgebied? Deze onduidelijkheid maakt dat de verdachte niet weet waar hij zich tegen moet verdedigen.
Standpunt van de officier van justitie
Met de terroristische organisatie zoals tenlastegelegd wordt bedoeld ‘de gewapende jihadistische groeperingen’. Dat staat zo ook uitgeschreven in de tenlastelegging. Het is voor de verdediging heel duidelijk waar het om gaat.
Oordeel van de rechtbank
Het verweer wordt verworpen. Immers, reeds uit het dossier volgt dat de tenlastegelegde terroristische organisatie Islamitische Staat (IS) dan wel Jahbat al-Nusra betreft. Aldus is het voor de verdachte voldoende duidelijk geweest op welke criminele organisatie de steller van de tenlastelegging het oog had.
Het alternatief primair tenlastegelegde is, in combinatie met het onderliggend dossier, dan ook voldoende duidelijk voor de verdachte om te kunnen begrijpen wat hem wordt verweten. Uit hetgeen door en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, blijkt dat zulks in casu ook het geval was.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die zouden moeten leiden tot nietigverklaring van de dagvaarding, is de dagvaarding geldig.

5.Vrijspraak

Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben vrijspraak gerekwireerd en bepleit van het alternatief primair tenlastegelegde. De rechtbank ziet, gelet op het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken, geen aanleiding om anders te oordelen. Het alternatief primair tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

6.Waardering van het bewijs

Standpunt van de verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het alternatief subsidiair tenlastegelegde. Voor bewezenverklaring van het financieren van terrorisme lijkt voorwaardelijk opzet voldoende. Er moet dan echter wel een aanmerkelijke kans bestaan dat het geld rechtstreeks zal worden gebruikt voor een van de misdrijven genoemd in de tenlastelegging. Dat het geld dat de verdachte heeft overgemaakt juist dáárvoor zou worden gebruikt, ligt niet zo voor de hand, die kans is niet aannemelijk. Het geld dat de verdachte gaf, was bedoeld voor privédoeleinden. Het dossier bevat daar ook aanwijzingen voor en van contra-indicaties is geen sprake. Het leveren van een bijdrage voor privédoeleinden kan op grond van de huidige wetgeving niet worden beschouwd als het financieren van terrorisme, het verband met een eventueel misdrijf is daarvoor te ver verwijderd.
Oordeel van de rechtbank
Het verweer wordt verworpen. Uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken blijkt dat de verdachte samen met zijn medeverdachte [medeverdachte 2] een bedrag van duizend euro heeft ingezameld en verschaft aan [betrokkene 1] , een jihadstrijder in het strijdgebied in Syrië, om deze jihadstrijder financieel te ondersteunen. Gelet op de chatberichten tussen de verdachte en [betrokkene 1] kan het niet anders dan dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat [betrokkene 1] actief was als jihadstrijder.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat door het financieel ondersteunen van jihadstrijders zij in staat worden gesteld om hun strijd verder te voeren en het plegen van terroristische misdrijven voort te zetten. Dat de verdachte er vanuit zou zijn gegaan dat de benodigdheden voor de strijd, zoals wapens, door de groepering waar je bij zit worden verstrekt, maakt het voorgaande niet anders.
Dit geldt ook voor de omstandigheid dat de verdachte (wellicht) niet wist waar dit geld concreet voor zou worden ingezet en de mogelijkheid dat [betrokkene 1] dit geld
medeheeft ingezet voor levensonderhoud. De verdachte heeft met zijn handelen immers een toename in het vermogen van een jihadstrijder bewerkstelligd en daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat dit door hem ingezamelde en beschikbaar gestelde geld ingezet zou worden voor terroristische doeleinden. Deze bewuste aanvaarding aan de zijde van de verdachte blijkt enerzijds uit het feit dat de verdachte op enig moment aan [betrokkene 1] vraagt of hij geen problemen kon krijgen door het overmaken van het geld en anderzijds uit de omstandigheid dat de verdachte nimmer aanwijzingen heeft gegeven voor het gebruik van de door hem beschikbaar gestelde gelden of heeft gevraagd naar de bestemming daarvan.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het alternatief subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
Hij
in de periode van 1 augustus tot en met 8 oktober 2014, te Arnhem en/of te Doesburg, in elk geval in Nederland, en/of in Syrië, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
zich of een ander opzettelijk middelen heeft verschaft , die geheel of gedeeltelijk,
onmiddellijk of middellijk, dienen om geldelijke steun te verlenen aan het
plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of
vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands
dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
immers heeft verdachte en zijn mededader tezamen en in vereniging met elkaar, ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd, in welke strijd brandstichtingen, het teweeg brengen van ontploffingen, moorden en doodslagen worden gepleegd met een terroristisch oogmerk,
EUR 1.000,- ingezameld en aan een ander verschaft ten behoeve van de jihadstrijders [betrokkene 1] , althans naar een of meer jihadstrijders in het strijdgebied,
welke geldbedrag bestemd was om
geldelijke steun te verlenen aan de gewapende jihadstrijd in Syrië en/of aan strijders van die gewapende jihadstrijd in Syrië, in welke strijd terroristische misdrijven worden gepleegd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

7.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van het financieren van terrorisme.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

8.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

9.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het inzamelen en verschaffen van geld ten behoeve van een in het strijdgebied te Syrië aanwezige jihadstrijder, hetgeen bestemd was om de strijd aldaar te financieren.
Aldus heeft de verdachte een wezenlijke bijdragen geleverd dan wel beoogd te leveren aan de gewelddadige jihadstrijd in Syrië. Immers, het handelen van de verdachte was gericht op voortduring van die strijd, een strijd waarin dagelijks velen op gruwelijke wijze om het leven komen. Het is een feit van algemene bekendheid dat jihadistische groeperingen in Syrië zich op grote schaal schuldig maken aan grove mensenrechtenschendingen. De verdachte heeft zich met zijn handelen dan ook schuldig gemaakt aan een ernstig terroristisch misdrijf.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
3 december 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een adviesrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
11 januari 2016. Dit rapport houdt, voor zover hier van belang en kort weergegeven, het volgende in.
De onderhavige zaak, de geconstateerde feiten uit de processen-verbaal, zoals foto’s met wapens, uitspraken in contacten met Kaya en verdachtes omgang met ‘broeders’ zijn aanleiding om vijandigheid en afwijkende normen en waarden ten opzichte van de maatschappelijke maatstaven te veronderstellen. Het recidiverisico echter, wordt ingeschat op laag tot gemiddeld.
Geadviseerd wordt om aan de verdachte bij een (deels) voorwaardelijke veroordeling bijzondere voorwaarden op te leggen, bestaande uit meldplicht, contactverboden, locatieverboden en meewerken aan gesprekken met een externe deskundige. De locatieverboden dienen te worden gecontroleerd door middel van een elektronisch controlemiddel.
Psychiater M.A. Westerborg heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
17 december 2014. Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte bestaan geen aanwijzingen voor een persoonlijkheidsstoornis. Hij kan wel impulsief reageren, maar dit gedragskenmerk wijst niet per se op psychopathologie. Er bestaan bij de verdachte dan ook geen aanwijzingen voor psychopathologie, ook niet ten tijde van het thans bewezenverklaarde feit.
Nu de conclusies van de psychiater gedragen worden door diens bevindingen, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Teneinde de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van de hiervoor overwogen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Zoals hiervoor overwogen, acht de reclassering bijzondere voorwaarden noodzakelijk. De rechtbank zal het voorwaardelijk op te leggen strafdeel dan ook opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Hierbij zal, in verband met het recidiverisico en de aard en omvang van het thans bewezenverklaarde feit, een proeftijd voor de duur van drie jaren worden gehanteerd.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, zoals hiervoor omschreven, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 47 en 421 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte alternatief primair ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het alternatief subsidiair tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
3 (drie) jaren, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als
algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met zijn medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en voorts met [betrokkene 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [betrokkene 5] , [betrokkene 6] , [betrokkene 7] en [betrokkene 8] ;
2. de veroordeelde zal meewerken aan een gesprek of meerdere gesprekken met een door de reclassering aan te wijzen externe deskundige, gericht op de Islam en zijn ideeën ten aanzien van zijn rol binnen de samenleving in de toekomst;
3. de veroordeelde zal zich niet bevinden op en binnen een straal van twee kilometer van de luchthavens Schiphol, Rotterdam The Hague Airport, Eelde, Eindhoven en Maastricht;
4. de veroordeelde zal zich niet bevinden binnen een straal van twee kilometer van de grenzen met België en Duitsland;
5. de veroordeelde zal zich bevinden in Nederland;
6. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt.
geeft aan Reclassering Nederland opdracht
elektronisch toezichtte houden op de naleving van de onder nummers 3 en 4 genoemde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummers 1 tot en met 5 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen (elektronisch) toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. V. Mul en M.M. Koevoets, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 februari 2016.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Hij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus tot en met 8 oktober 2014, te Arnhem en/of te Doesburg, in elk geval in Nederland, en/of in Syrië,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen (te weten: door het verlenen van geldelijke steun) aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands
dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, (telkens)
ten behoeve van de gewapende jihadstrijd en/of
ten behoeve van jihadstrijders strijdend binnen gewapende jihadistische groeperingen,
in welke strijd brandstichtingen, het teweeg brengen van ontploffingen, moorden en doodslagen worden gepleegd met een terroristisch oogmerk,
en/of
welke gewapende jihadistische groeperingen tot oogmerk hebben het plegen van terroristische misdrijven, te weten brandstichtingen, het teweeg brengen van ontploffingen, moorden en doodslagen (telkens met een terroristisch oogmerk),
EUR 1.000,-, althans een (aanzienlijk) geldbedrag, ingezameld en/of verworven voor en/of verstuurd naar en/of aan een ander verschaft ten behoeve van de jihadstrijders [betrokkene 1] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] , althans naar een of meer jihadstrijders in het strijdgebied;
(art. 140a, lid 3, Sr jo 140, lid 4, Sr)
en/of
Hij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus tot en met 8 oktober 2014, te Arnhem en/of te Doesburg, in elk geval in Nederland, en/of in Syrië, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
zich of een ander opzettelijk middelen of inlichtingen heeft verschaft dan
wel opzettelijk voorwerpen heeft verzameld, heeft verworven, voorhanden heeft
gehad of aan een ander heeft verschaft, die geheel of gedeeltelijk,
onmiddellijk of middellijk, dienen om geldelijke steun te verlenen aan het
plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of
vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands
dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, (telkens) ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd, in welke strijd brandstichtingen, het teweeg brengen van ontploffingen, moorden en doodslagen worden gepleegd met een terroristisch oogmerk,
EUR 1.000,-, althans een (aanzienlijk) geldbedrag, ingezameld en/of verworven voor en/of verstuurd naar en/of aan een ander verschaft ten behoeve van de jihadstrijders [betrokkene 1] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 6] , althans naar een of meer jihadstrijders in het strijdgebied,
welke geldbedrag(en) (deels) (telkens) bestemd was/waren om
geldelijke steun te verlenen aan de gewapende jihadstrijd in Syrië en/of aan strijders van die gewapende jihadstrijd in Syrië, in welke strijd terroristische misdrijven worden gepleegd, (althans) in elk geval om geldelijke steun te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf;
(art. 421 Sr)