In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te Emmen, en de minister van Economische Zaken, Agentschap Telecom, als verweerder. De zaak betreft de oplegging van een bestuurlijke boete van € 5.000,- aan de eiser wegens een illegale uitzending in de FM-omroepband. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser de artikelen 3.13 en 10.9 van de Telecommunicatiewet heeft overtreden. De toezichthouders van het Agentschap Telecom hebben op 2 maart 2014 waargenomen dat de antenne-installatie op het perceel van de eiser werd gebruikt voor illegale uitzendingen. Eiser heeft tegen het besluit van de verweerder beroep ingesteld, waarbij hij betwistte dat hij verantwoordelijk was voor de overtredingen, onder andere omdat hij op de dag van de overtreding niet thuis was.
De rechtbank heeft de argumenten van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de toezichthouders voldoende bewijs hebben geleverd dat de illegale uitzendingen vanaf het perceel van de eiser plaatsvonden. De rechtbank heeft ook de juridische concepten van de functionele dader besproken, waarbij werd vastgesteld dat de eiser als eigenaar van het perceel verantwoordelijk was voor de overtredingen. De rechtbank heeft de opgelegde boete van € 5.000,- in eerste instantie als passend beoordeeld, maar heeft deze uiteindelijk verlaagd naar € 2.500,-, in lijn met eerdere uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard voor wat betreft de hoogte van de boete, maar ongegrond verklaard voor de overige onderdelen. Tevens is bepaald dat de verweerder het griffierecht en de proceskosten aan de eiser dient te vergoeden.