In deze zaak vorderen de huurders, vertegenwoordigd door mr. S. Riege, een bedrag van € 834,55 van de besloten vennootschap Wonen MVM B.V. De huurders stellen dat zij nooit een bemiddelingsovereenkomst met MVM hebben gesloten, ook niet door het invullen van gegevens op de website. De huurders hebben een intentieverklaring ondertekend, maar stellen dat deze geen opdracht tot bemiddeling inhoudt, omdat zij pas na ondertekening van de intentieverklaring kennisnamen van de verhuurder. De huurders beroepen zich op artikel 7:427 jo 7:417 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, dat bemiddeling voor de verhuurder en huurder door dezelfde bemiddelaar verbiedt. MVM voert verweer en stelt dat de huurders zich wel degelijk als woningzoekenden hebben ingeschreven en dat zij een bemiddelingsovereenkomst hebben gesloten door de intentieverklaring te ondertekenen.
De kantonrechter oordeelt dat de huurders door het ondertekenen van de intentieverklaring MVM een bemiddelingsopdracht hebben verleend. De rechter stelt vast dat MVM zowel met de verhuurder als met de huurders een bemiddelingsovereenkomst heeft gesloten, wat in strijd is met de wet. De huurders hebben de vergoeding voor bemiddeling onverschuldigd betaald, en de kantonrechter wijst de vordering van de huurders toe. MVM wordt veroordeeld tot terugbetaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en moet de kosten van het geding vergoeden. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter mr. L.J. van Die op 12 februari 2016.