Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding
- de overgelegde producties
- de akte houdende onvoorwaardelijke en voorwaardelijke eis in reconventie
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Philip Morris.
2.De feiten
3.Het geschil in conventie en reconventie
4.De beoordeling
in conventie
Gelet op al het voorgaande dient op de prejudiciële vragen te worden geantwoord dat de verordeningen nrs. 3295/94 en 1383/2003 aldus moeten worden uitgelegd dat:
deze goederen daarentegen inbreuk op dat recht kunnen maken en dus als ‘namaakgoederen’ of ‘door piraterij verkregen goederen’ kunnen worden aangemerkt wanneer is bewezen dat zij bestemd zijn om in de Unie te worden verhandeld, waarbij dit bewijs is geleverd met name wanneer blijkt dat deze goederen aan een klant in de Unie zijn verkocht of voor deze goederen een verkoopaanbieding is gedaan aan of reclame is gemaakt bij consumenten van de Unie, of wanneer uit documenten of briefwisseling betreffende deze goederen blijkt dat het voornemen bestaat om deze goederen naar de consumenten in de Unie om te leiden;”
Onverminderd de rechten van houders die vóór de datum van indiening of de datum van voorrang van het ingeschreven merk zijn verkregen, heeft de houder van dat merk eveneens het recht te verhinderen dat derden in het economische verkeer waren binnenbrengen in de lidstaat waar het merk is ingeschreven zonder dat deze daar in de vrije handel worden gebracht, wanneer deze waren, met inbegrip van de verpakking ervan, uit derde landen afkomstig zijn en zonder toestemming een merk dragen dat gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven merk of in zijn belangrijkste onderdelen niet van dat merk kan worden onderscheiden.”