ECLI:NL:RBROT:2016:1986
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van een rekening-courant vordering in faillissement met betwisting van een huurovereenkomst
In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, is [eiser], in zijn hoedanigheid als curator van de failliete vennootschap Residence Kelder Holding B.V., een vordering gestart tegen [gedaagde], de enig aandeelhouder en bestuurder van de failliete vennootschap. De vordering betreft een rekening-courant vordering van € 17.696,36 die [gedaagde] aan Residence verschuldigd zou zijn. [gedaagde] heeft echter een beroep gedaan op een huurovereenkomst tussen hem en de failliete vennootschap, waaruit hij stelt een vordering te hebben van € 16.100,--. De kantonrechter heeft de authenticiteit van deze huurovereenkomst betwist en geoordeeld dat [gedaagde] niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn verweer te onderbouwen.
De procedure begon met een dagvaarding op 17 september 2015, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een comparitie van partijen werd gelast. Tijdens de comparitie heeft [gedaagde] zijn financiële situatie uiteengezet, maar de kantonrechter heeft geconcludeerd dat de door [gedaagde] overgelegde huurovereenkomst niet als bewijs kan dienen voor zijn verweer. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] zijn schuld aan Residence niet heeft betwist en dat hij in verzuim verkeerde vanaf 20 januari 2014.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van [eiser] toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn afgewezen, omdat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten. [gedaagde] is veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 4 februari 2016.