In deze zaak heeft eiser, een inwoner van [woonplaats], het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Hollandse Delta verzocht om een verkeersbesluit te nemen voor een parkeerverbod ter hoogte van zijn woning aan de [straatnaam] [huisnummer]. Eiser heeft dit verzoek gedaan omdat hij met zwaar materieel, zoals landbouwvoertuigen, gebruik moet maken van de weg, en hij vreest dat geparkeerde voertuigen de doorgang belemmeren. Na een aantal correspondenties en een beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit, heeft verweerder op 18 augustus 2015 het verzoek van eiser afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 4 april 2016 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een onevenwichtige belangenafweging door verweerder. De rechtbank stelt vast dat verweerder voldoende heeft onderbouwd dat de noodzaak voor het instellen van een parkeerverbod beperkt is, gezien de lage verkeersintensiteiten en het feit dat er geen breed verkeer is waargenomen tijdens de tellingen. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat er regelmatig problemen zijn met de doorgang door geparkeerde voertuigen. De rechtbank verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk en het beroep voor het overige ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.