ECLI:NL:RBROT:2016:2468
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van een rekening-courant vordering in faillissement met verweer van verrekening
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 4 februari 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de curator van een failliete vennootschap en de gedaagde, die als enig aandeelhouder en bestuurder van de failliete vennootschap fungeerde. De curator, [eiser], vorderde betaling van een openstaande rekening-courant vordering van € 17.696,36, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde, [gedaagde], voerde als verweer aan dat hij een tegenvordering had op de failliete vennootschap, gebaseerd op een huurovereenkomst, en dat hij daarom de vordering van de curator wilde verrekenen.
De procedure begon met een dagvaarding op 17 september 2015, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een comparitie van partijen werd gelast. Tijdens de zitting betwistte de curator de authenticiteit van de door de gedaagde overgelegde huurovereenkomst en stelde dat de gedaagde zijn schuld aan de failliete vennootschap niet had betwist. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn verweer en dat de curator in zijn vordering was geslaagd.
De kantonrechter wees de vordering van de curator toe, met wettelijke rente vanaf 20 januari 2014, en wees de gevorderde buitengerechtelijke kosten af. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.J.M. van Breevoort.