ECLI:NL:RBROT:2016:338
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd aan vennootschap onder firma wegens overtreding rookverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma (vof) en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De zaak betreft de oplegging van een boete van € 600,- aan de vof wegens overtreding van het rookverbod in een horeca-inrichting. De boete werd opgelegd op basis van artikel 11a, vierde lid, van de Tabakswet, in samenhang met artikel 3, eerste lid, van het Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten. De eiseres, die één van de vennoten van de vof was, heeft tegen het besluit van de minister bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de overtreding op 29 september 2013 heeft plaatsgevonden en dat de vof op dat moment nog steeds in het handelsregister was ingeschreven. Eiseres betwistte de boete en stelde dat de minister ten onrechte op de informatie uit het handelsregister heeft vertrouwd. Volgens eiseres was zij niet verantwoordelijk voor de overtreding, omdat zij op het moment van de overtreding geen zeggenschap had over de vof. De rechtbank oordeelde echter dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vof als overtreder moet worden aangemerkt, en dat eiseres als vennoot hoofdelijk aansprakelijk kon worden gesteld voor de boete.
De rechtbank concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was om de boete te verlagen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 januari 2016, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.