Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure in conventie en reconventie
- de dagvaarding, met productie;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis (de brief) van 18 november 2015, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de akte uitlaten producties in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van Woonbron, met producties;
- de door [gedaagden] bij brief van 1 december 2015 overgelegde productie;
- de door [gedaagden] bij brief van 22 december 2015 overgelegde producties;
- de brief van de rechtbank van 11 januari 2016 inhoudende een zittingsagenda;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 2 februari 2016.
2.De feiten
- De woningcorporatie heeft als doel uitsluitend werkzaam te zijn op het gebied van de volkshuisvesting; zij is daartoe toegelaten in de zin van artikel 70 van de woningwet bij Koninklijk Besluit van negen december negentienhonderd achttien nummer 78.
- In het kader van de bevordering van het eigen woningbezit geeft de woningcorporatie onder meer uitvoering aan de zogeheten Koopgarantbepalingen.
- huidige onderhandse verkoopwaarde van het Appartementsrecht bij verkoop vrij van huur en gebruik:vierentachtigduizend euro (€ 84.000,00);
- gemelde onderhandse verkoopwaarde wordt verminderd met de door de woningcorporatie verleende korting adéénentwintigduizend euro (€ 21.000,00).
Koopgarant:
woningen aan natuurlijke personen voor zelfbewoning worden verkocht en geleverd;
Aanbiedingsplicht van Ondererfpachter
[…]
Ondererfpachter niet (meer) voldoet aan de plicht tot zelfbewoning van de woning overeenkomstig Hoofdstuk B; ofwel
Waardebepaling Registergoed door middel van taxatie
Algemeen
[…]
Opname Staat van de woning bij terugkoop door de woningcorporatie van een Koopgarant-woning
Prijs bij Uitgifte door de woningcorporatie
Vaststelling Koopgarant-prijs bij terugkoop door de woningcorporatie
3.De vordering in conventie
4.Het verweer in conventie
5.De vordering in reconventie
6.Het verweer in reconventie
7.De beoordeling
in conventie en reconventie
sealop de buitendeur aangebracht, die na twee weken nog intact was. Verder heeft Woonbron gesteld dat in de periode vanaf 30 maart 2015 nog twee andere personen op het adres stonden ingeschreven, te weten [persoon 1] tot 21 april 2015 en [persoon 2] tot 15 mei 2015. Ten bewijze hiervan heeft Woonbron uittreksels uit de GBA overgelegd. Op grond hiervan en gelet op het artikel 1:11 BW dient volgens Woonbron, behoudens tegenbewijs, te worden aangenomen dat deze personen tot die datum in de woning hebben gewoond. Deze personen huurden, tezamen met zes andere Bulgaarse personen, volgens Woonbron de woning van [gedaagden] . Ten bewijze daarvan heeft Woonbron het e-mailbericht van 22 december 2014 (zie 2.4) alsmede een kopie van een factuur van de energieleverancier van de woning op naam van [persoon 1] overgelegd. Volgens Woonbron is het gezien de grootte van de woning niet waarschijnlijk dat [gedaagde 2] en haar twee kinderen, samen met genoemde acht personen, in de woning hebben gewoond. Nu [persoon 1] en [persoon 2] pas op 21 april 2015 respectievelijk 15 mei 2015 de woning hebben verlaten en gelet op de overige gebleken feiten en omstandigheden blijkt dat [gedaagden] ook in de periode vanaf 30 maart 2015 niet aan de zelfbewoningsplicht hebben voldaan, aldus Woonbron.
sealis gebleken dat de woning in die periode onbewoond is geweest, onderbouwd met het e-mailbericht van 29 juni 2015 (zie 2.10). [gedaagden] hebben niet concreet op deze stellingen gereageerd en hebben nagelaten om een verklaring te geven voor de gestelde constateringen. [gedaagden] hebben slechts in algemene zin betwist dat zij de zelfbewoningsplicht hebben geschonden en gesteld dat – mocht de woning een periode leeg zijn geweest – dit is veroorzaakt door een geplande verbouwing. Volgens [gedaagden] stond de woning vanwege de verbouwing ten tijde van de taxatie in maart 2015 leeg. Uit de door [gedaagden] als productie 3 overgelegde offerte gedateerd van 4 juni 2015 blijkt echter dat de werkzaamheden pas in september 2015 zouden starten. [gedaagden] hebben ook nagelaten om aan te geven vanaf welke datum zij de woning – na het niet doorgaan van de verbouwing – weer zouden hebben betrokken. De foto’s die zij hebben overgelegd, zijn ongedateerd.
8.De beslissing
Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088 – 36 10 555- de namens hen te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden juni tot en met oktober 2016, waarna dag en uur van de enquête zullen worden bepaald,
bewijsstukkenen/of door een ander bewijsmiddel, zij dit
binnen twee wekenna de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank en aan de wederpartij moet opgeven; in dat geval zal de zaak naar een nader te bepalen rolzitting worden verwezen voor het nemen van een akte met dit doel door [gedaagden] ,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukken, voor zover nog niet in het geding gebracht, aan de rechtbank -
Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088 – 36 10 555- en de wederpartij moeten toesturen;