Rechtbank RotterdaM
Parketnummers: 10/997000-12 ([verdachte 1]), 10/997001-12 ([verdachte 2]), 10/997000-13 ([verdachte 3]) en 10/997007-13 ([verdachte 4])
De voorzitterdeelt mede dat de rechtbank als volgt heeft beslist.
Toetsingskader
De Hoge Raad heeft op 1 juli 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1496) een overzichtsarrest gewezen over (onder meer) de maatstaven aan de hand waarvan door de verdediging gedane verzoeken tot oproeping van getuigen dienen te worden beoordeeld. De Hoge Raad heeft daarbij een onderscheid gemaakt naar het stadium waarin de procedure zich bevindt. In het onderhavige geval is op 6 juni 2016 het onderzoek ter terechtzitting in de zaken met bovenvermelde parketnummers aangevangen met een zogenoemde regiezitting, waar de verdediging in de gelegenheid is gesteld onderzoekswensen kenbaar te maken.
Voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding had de verdediging haar onderzoekswensen reeds op voet van artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) opgegeven aan de rechter-commissaris, die op deze verzoeken (merendeels afwijzend) heeft beslist. De verdediging heeft (in de zaken van [verdachte 2] en [verdachte 3]) tegen die beslissing een bezwaarschrift ingediend op grond van artikel 182, zesde lid Sv. Gelet op de planning bij de rechtbank, is besloten de in het bezwaarschrift besloten liggende verzoeken op de regiezitting te behandelen. In een dergelijk geval is volgens de Hoge Raad het verdedigingsbelang de maatstaf. De rechtbank zal de onderzoekswensen daarom beoordelen aan de hand van dit criterium.
Het criterium verdedigingsbelang houdt in dat moet worden beoordeeld of de verdediging een rechtens te respecteren belang heeft bij het verhoor van de opgegeven getuigen. Van de verdediging mag worden verlangd dat zij ten aanzien van ieder van de door haar opgegeven getuigen motiveert waarom het horen van deze getuige van belang is voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
Te denken valt in dit verband aan het opgeven van de redenen voor het doen horen van:
- getuigen à charge die in het vooronderzoek zijn gehoord (getuigen die belastend hebben verklaard), teneinde deze personen of hun afgelegde verklaringen op geloofwaardigheid en betrouwbaarheid te toetsen;
- getuigen à décharge wier verklaringen kunnen strekken tot staving van de betwisting van het tenlastegelegde, met andere woorden getuigen die met hun verklaring een (door de verdachte aangedragen) alternatief scenario kunnen ondersteunen;
-getuigen wier verklaringen een rol kunnen spelen bij de straftoemeting.
Hieronder zal per feit op de verschillende tenlasteleggingen worden vermeld welke verzoeken zijn gedaan en daaronder zullen de gemotiveerde beslissingen, telkens gebaseerd op toetsing aan de maatstaf van het verdedigingsbelang, zoals hierboven nader uiteengezet, op die verzoeken worden gegeven. De beslissing van de rechtbank geldt steeds ten aanzien van alle verdachten die het desbetreffende verzoek hebben gedaan.
Feiten 1 op de tenlasteleggingen van [verdachte 1] en [verdachte 2]
Met betrekking tot deze feiten zijn geen onderzoekswensen gedaan.
Feit 2 op de tenlasteleggingen van [verdachte 1] en [verdachte 2] en feit 1 op de tenlasteleggingen van [verdachte 3] en [verdachte 4]
Voorafgaande overwegingen
De kern van het verwijt dat [verdachte 1] en [verdachte 2] onder feit 2 wordt gemaakt is - zakelijk weergegeven - dat zij tezamen [bedrijf] hebben opgelicht, door [bedrijf] schulden (in de vorm van derivatencontracten/swapcontracten) met diverse banken te laten aangaan, waarbij zij gebruik hebben gemaakt van de volgende oplichtingsmiddelen:
- het in strijd met de waarheid de indruk wekken bij (de commissarissen en bestuurders van) [bedrijf], dat [verdachte 2], in zijn functie van Treasury en Controle manager van [bedrijf], enkel de belangen van [bedrijf] zou behartigen bij het aangaan van voormelde contracten;
- het voor (de commissarissen en bestuurders van) [bedrijf] verzwijgen dat door de desbetreffende banken ter zake van de tussen hen en [bedrijf] tot stand gekomen derivatencontracten aan [verdachte 1] en/of de door hem bestuurde onderneming [bedrijf van verdachte 1], handelend onder de naam [bedrijf van verdachte 1] (hierna: [bedrijf van verdachte 1]), provisies (“fees”) werden betaald en dat een deel van die provisies/fees door [verdachte 1] aan [verdachte 2] werd doorbetaald;
- het uit door banken in verband met voormelde contracten verzonden zogenoemde (pre-) confirmation e-mailberichten verwijderen van de daarin door die banken gedane mededeling dat door hen een fee zou worden betaald aan [verdachte 1] en/of [bedrijf van verdachte 1]),
en het vervolgens doorsturen van deze aldus gewijzigde e-mailberichten aan (een medewerkster Treasury administratie van) [bedrijf].
[verdachte 3] en [verdachte 4] wordt het witwassen van geld verweten, welk geld volgens het Openbaar Ministerie afkomstig is uit, althans door [verdachte 1] (zoon van [verdachte 3] en ex-echtgenoot van [verdachte 4]) verkregen is door, de hierboven vermelde oplichting van [bedrijf].
Mocht derhalve de rechtbank van oordeel zijn dat [verdachte 1] geen belang heeft bij het horen van een of meer getuigen ter zake van de hem verweten oplichting, dan geldt dat ook voor de door [verdachte 3] en [verdachte 4] gedane verzoeken tot het horen van diezelfde getuige(n) in het kader van het hen ([verdachte 3] en [verdachte 4]) verweten witwassen.
Overwegingen ten aanzien van de door de verdediging verzochte getuigen