Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 december 2014, met producties 1 t/m 10;
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 6;
- het tussenvonnis van 13 mei 2015;
- de zittingsagenda van 18 mei 2015;
- de brief van 1 juni 2015 van Esveco met bijlage;
- de brief van 8 juni 2015 van Esveco met productie 7;
- de brief van 9 juni 2015 van [eiser] met bijlagen 1 t/m 12;
- het proces-verbaal van comparitie van 22 juni 2015;
- de brief van 7 augustus 2015 van Esveco;
- de brief van 11 augustus 2015 van [eiser] ;
- de akte na comparitie van [eiser] ;
- de antwoordakte na comparitie van Esveco.
2.De feiten
3.Het geschil
(kennelijk bedoeld: verveelvoudigen, Rb)van de inbreukmakende producten, waaronder begrepen het verkopen, leveren, distribueren, aanbieden of anderszins verhandelen van de inbreukmakende producten;
- —. de totale hoeveelheid inbreukmakende producten die bij Esveco per datum van het te dezen te wijzen vonnis aanwezig zijn;
- de totale hoeveelheid inbreukmakende producten die door Esveco zijn verkocht sinds 1 april 1990, dan wel een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, tot aan de dag van het te dezen te wijzen vonnis;
- de door Esveco intern gerekende kostprijzen, alsmede de door haar gehanteerde verkoopprijzen sinds 1 april 1990, dan wel een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, tot aan de dag van het te dezen te wijzen vonnis;
- — het totale bedrag van de door Esveco als gevolg van de verhandeling van de inbreukmakende producten gerealiseerde omzet, brutowinst en nettowinst, onder opgave van de daarbij in mindering gebrachte kosten;
- — de namen en adressen van alle bij de verhandeling en vervaardiging van de inbreukmakende producten betrokken (rechts)personen, niet zijnde consumenten, alsook de namen en adressen van de (rechts)personen, niet zijnde consumenten, aan wie de inbreukmakende producten zijn geleverd;
4.De beoordeling
op het tijdstip van de vaststelling van de verordening partij zijn en die regels bevatten inzake het toepasselijke recht op niet-contractuele verbintenissen.
lex protectionis, ofwel het recht van het land waarvoor bescherming wordt gevraagd, zodat de vraag of sprake is van inbreuk in voormelde landen beoordeeld dient te worden naar het recht van die landen. Partijen hebben zich over de inhoud van dit recht echter nog niet uitgelaten. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de inhoud van het toepasselijke buitenlandse recht, te weten het recht van Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk.
5.De beslissing
woensdag 17 februari 2016voor het nemen van een akte na tussenvonnis door zowel [eiser] als Esveco als hiervoor onder 4.3. en 4.4. omschreven, waarna beide partijen nog een antwoordakte na tussenvonnis zullen mogen nemen.