Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser 1]
[eiser 2] ,
1.Het verloop van de procedure
- het inleidend exploot van dagvaarding van 9 december 2015 met 6 producties;
- het schriftelijk antwoord van 11 december 2015;
- de conclusie van repliek;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vorderen de huurders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M.C. de Jong, een terugbetaling van bemiddelingskosten van de besloten vennootschap Wonen MVM B.V. De huurders hebben op 7 februari 2014 een bedrag van € 3.445,10 betaald aan MVM, waarvan € 1.391,50 bestemd was voor bemiddelingskosten. De huurders stellen dat MVM in strijd heeft gehandeld met de wet, specifiek artikel 7:427 BW in combinatie met artikel 7:417 BW, door zowel voor de verhuurder als voor de huurders te bemiddelen. MVM heeft de vordering betwist en stelt dat de huurders ervoor gekozen hebben om MVM in te schakelen, wat recht geeft op een beloning.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat MVM inderdaad als bemiddelaar heeft opgetreden voor zowel de verhuurder als de huurders. Dit is in lijn met een eerder arrest van de Hoge Raad van 16 oktober 2015, waarin werd geoordeeld dat een bemiddelingsovereenkomst van toepassing is, ongeacht wie de bemiddelaar benadert. De kantonrechter concludeert dat de huurders geen vergoeding verschuldigd zijn aan MVM, omdat de bemiddelaar in dit geval niet het recht heeft om loon te vorderen van de huurders, zoals bepaald in artikel 7:417 lid 4 BW.
De vordering van de huurders tot terugbetaling van de bemiddelingskosten wordt toegewezen. Daarnaast wordt de wettelijke rente over het gevorderde bedrag toegewezen vanaf 7 mei 2015. MVM wordt als in het ongelijk gestelde partij belast met de kosten van het geding. Het vonnis is uitgesproken door de kantonrechter mr. L.J. van Die op 10 juni 2016.