ECLI:NL:RBROT:2016:6089

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
5 augustus 2016
Zaaknummer
4737100 CV EXPL 16-1478
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van bemiddelingskosten bij huur woonruimte

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 24 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. F. N. van der Weijden, en de gedaagde, Wonen MVM B.V., vertegenwoordigd door de heer S. De eiser vorderde terugbetaling van bemiddelingskosten die hij had betaald aan MVM voor de huur van een woning. De eiser stelde dat de bemiddelingskosten onverschuldigd waren, omdat MVM als bemiddelaar voor zowel de huurder als de verhuurder had opgetreden, wat in strijd is met de wetgeving die het in rekening brengen van dergelijke kosten aan de huurder verbiedt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat MVM inderdaad zowel met de verhuurder als met de eiser een bemiddelingsovereenkomst had gesloten. Op basis van de relevante wetgeving, met name de artikelen 7:427 en 7:417 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, oordeelde de kantonrechter dat MVM geen kosten in rekening mocht brengen aan de huurder. De eiser had de bemiddelingskosten onverschuldigd betaald, en de vordering tot terugbetaling werd toegewezen. De kantonrechter wees echter de gevorderde buitengerechtelijke kosten af, omdat de eiser procedeerde op toevoeging.

De kantonrechter veroordeelde MVM om aan de eiser een bedrag van € 840,95 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 december 2015. Daarnaast werd MVM belast met de kosten van het geding, die aan de zijde van de eiser werden vastgesteld op een totaalbedrag van € 70,64 aan dagvaardingskosten, € 200,-- aan salaris voor de gemachtigde, € 23,55 aan resterende dagvaardingskosten en € 79,-- voor het griffierecht. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4737100 CV EXPL 16-1478
uitspraak: 24 juni 2016
vonnis van de kantonrechter zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser]wonende te Rotterdam,
eiser,
gemachtigde: mr. F. N. van der Weijden, advocaat te Oud Beijerland,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
Wonen MVM B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: de heer [S.], directeur en eigenaar.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” en “MVM”.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het inleidend exploot van dagvaarding van 30 december 2015 met 3 producties;
  • het schriftelijk antwoord;
  • het tussenvonnis van 25 januari 2016 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de op 9 juni 2016 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat heden vonnis wordt gewezen.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd weersproken alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties staat tussen partijen – voor zover thans van belang – het volgende vast:
2.1.
MVM is een makelaarskantoor en bemiddelt bij handel, en de huur of verhuur van onroerend goed. Bij haar werkzaamheden maakt zij, onder meer, gebruik van een website. Op deze website worden woningen aangeboden voor de verhuur.
2.2.
[eiser], op zoek naar woonruimte in Rotterdam, heeft op enig moment op de website van MVM een woning aan de [adres en plaatsnaam] gevonden. Om de woning te kunnen huren diende hij contact op te nemen met MVM. Dit heeft hij gedaan en vervolgens heeft hij de woonruimte gehuurd van Pitlo Huur Beheer B.V.
2.3.
Door MVM is aan [eiser] een bedrag van € 2.230,95 gefactureerd voor de eerste huurmaand, borg en bemiddelingskosten. De bemiddelingskosten belopen € 695,-- te verhogen met 21% BTW.
2.3.
Op 24 november heeft de gemachtigde van [eiser] MVM gesommeerd tot het terugbetalen van de bemiddelingsvergoeding van € 840,95 inclusief BTW.
MVM heeft niet gereageerd.

3.De stellingen van partijen

3.1.
[eiser] vordert betaling van een bedrag van € 840,95 te verhogen met rente, buitengerechtelijke- en proceskosten. Hij baseert zijn vordering op het verbod om bij de verhuur van woonruimte aan consumenten courtage in rekening te brengen bij zowel de verhuurder als de huurder. Op grond van de uitspraak van de Hoge Raad van 16 oktober 2015 wordt MVM geacht in elk geval ook als bemiddelaar voor de verhuurder te zijn opgetreden, zodat de bemiddelingskosten niet aan [eiser] in rekening gebracht hadden mogen worden.
Het beding om bemiddelingskosten te betalen is nietig.
3.2.
MVM voert een kort inhoudelijk verweer. Zij betwist dat de betaling onverschuldigd is gedaan. [eiser] heeft ervoor gekozen MVM te laten bemiddelen en daar hoort een beloning bij. MVM trad niet op voor de eigenaar.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
[eiser] stelt, kort samengevat, dat geen bemiddelingskosten verschuldigd zijn, omdat MVM heeft bemiddeld voor zowel de huurder als de verhuurder. Bij de beoordeling van deze stelling is het arrest dat de Hoge Raad op 16 oktober 2015 heeft gewezen van belang (ECLI:NL:HR:2015:3099).
De Hoge Raad heeft, in antwoord op pre-judiciële vragen, geoordeeld:
in beginsel heeft een overeenkomst tussen de verhuurder en de bemiddelaar waarbij de verhuurder het recht verkrijgt om om niet woonruimte te huur aan te bieden op een website van de bemiddelaar te gelden als een bemiddelingsovereenkomst, waarop via artikel 7:427 BW artikel 7:417 lid 4 BW van toepassing is;
het maakt geen verschil of de verhuurder de bemiddelaar benadert of omgekeerd;
het voorgaande is alleen anders wanneer de bemiddelaar stelt en zo nodig bewijst dat de website alleen als elektronisch prikbord fungeert, dat wil zeggen dat de beheerder daarvan niet de aspirant-verhuurder en –huurder van elkaar afschermt en het hun dus niet onmogelijk maakt met elkaar in contact te treden om over de totstandkoming van de huurovereenkomst te onderhandelen;
voor beantwoording van vraag a maakt het dus verschil of de bemiddelaar in de advertentie van de woonruimte vermeldt dat de potentiële huurder contact dient op te nemen met de verhuurder, mits diens contactgegevens in de advertentie zijn vermeld.
4.2.
Gelet op deze beslissingen van de Hoge Raad moet de overeenkomst tussen de verhuurder en MVM, waarbij MVM het recht heeft verkregen om een woning van de verhuurder te huur aan te bieden op haar website als een bemiddelingsovereenkomst worden gezien, ook als dat om niet is gebeurd. MVM heeft immers het recht verkregen om de woning van deze verhuurder op website te huur aan te bieden.
4.3.
MVM heeft ook met [eiser] een bemiddelingsovereenkomst gesloten voor dezelfde woonruimte. MVM heeft aldus zowel met de verhuurder als met [eiser] een bemiddelingsovereenkomst gesloten. Op zich is dat niet verboden, maar op grond van de artikelen 7:427 jo. 7:417 lid 4 mogen in dat geval geen kosten in rekening worden gebracht aan de potentiële huurder, in dit geval [eiser]. Door deze wetsbepaling heeft de wetgever tot uitdrukking gebracht dat een bemiddelaar slechts van een van de partijen een vergoeding mag bedingen en daarbij heeft de wetgever er voor gekozen de huurder in die zin te beschermen dat deze geen kosten verschuldigd is. De bepaling is van semi dwingend recht en bindt om die reden ook MVM.
Dit betekent dat [eiser] de vergoeding voor het bemiddelen onverschuldigd heeft betaald. Het gevorderde wordt toegewezen omdat het onverschuldigd werd betaald.
4.4.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden niet toegewezen. [eiser] procedeert op toevoeging en in dat geval mogen hem geen buitengerechtelijke kosten in rekening worden gebracht. Het gevolg is dat [eiser] deze kosten niet van MVM kan vorderen.
4.5.
De wettelijke rente over het gevorderde bedrag wordt toegewezen vanaf 3 december 2015 zoals gevorderd.
4.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt MVM belast met de kosten van het geding.

5.De beslissing

De kantonrechter,
veroordeelt MVM om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 840,95 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 december 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt MVM om aan [eiser] te voldoen de kosten van het geding, welke tot op dit moment aan de zijde van [eiser] worden vastgesteld op:
een bedrag van € 70,64 te weten 75% van de dagvaardingskosten, voor welk bedrag MVM van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een nota met betaalinstructies ontvangt, alsmede
€ 200,-- (2 punten) aan salaris voor de gemachtigde,
€ 23,55 aan resterende dagvaardingskosten en
€ 79,-- voor het door [eiser] verschuldigde en door de gemachtigde betaalde griffierecht, van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
wijst af het meer of anders gevorderde en verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. L.J. van Die en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.
401