ECLI:NL:RBROT:2016:6093

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2016
Publicatiedatum
5 augustus 2016
Zaaknummer
4678557 CV EXPL 15-54572
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van bemiddelingskosten in huurzaak

In deze zaak vorderen de huurders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M.C. de Jong, een terugbetaling van bemiddelingskosten van de besloten vennootschap Wonen MVM B.V. De huurders hebben op 7 februari 2014 een bedrag van € 3.445,10 betaald aan MVM, waarvan € 1.391,50 bestemd was voor bemiddelingskosten. De huurders stellen dat MVM in strijd heeft gehandeld met de artikelen 7:427 en 7:417 BW door zowel voor de verhuurder als voor de huurders te bemiddelen. MVM betwist dat de betaling onverschuldigd is gedaan en stelt dat de huurders ervoor gekozen hebben om MVM te laten bemiddelen, wat rechtvaardigt dat zij hiervoor een vergoeding vraagt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat MVM inderdaad als bemiddelaar heeft opgetreden voor zowel de verhuurder als de huurders. Gezien de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de overeenkomst tussen de verhuurder en MVM als een bemiddelingsovereenkomst worden beschouwd. Aangezien de huurders gewone woningzoekenden zijn, hebben zij op grond van artikel 7:417 lid 4 BW geen verplichting tot betaling van bemiddelingskosten aan MVM. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurders de vergoeding voor bemiddeling onverschuldigd aan MVM hebben betaald en heeft de vordering tot terugbetaling toegewezen.

Daarnaast hebben de huurders aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, maar deze vordering is afgewezen omdat deze kosten geacht worden in de toevoegvergoeding te zijn begrepen. De kantonrechter heeft MVM veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft MVM belast met de kosten van het geding. Het vonnis is uitgesproken door de kantonrechter L.J. van Die op 10 juni 2016.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4678557 CV EXPL 15-54572
uitspraak: 10 juni 2016
vonnis van de kantonrechter zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaatsnaam],
eisers,
gemachtigde: mr. M. C. de Jong, advocaat te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
Wonen MVM B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: de heer [S.], directeur en eigenaar.
Partijen worden hierna aangeduid als “de huurders” en “MVM”.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het inleidend exploot van dagvaarding van 9 december 2015 met 6 producties;
  • het schriftelijk antwoord van 11 december 2015;
  • de conclusie van repliek;
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat heden vonnis wordt gewezen.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd weersproken alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties staat tussen partijen – voor zover thans van belang – het volgende vast:
2.1.
MVM is een makelaarskantoor en bemiddelt bij handel en de huur of verhuur van onroerend goed. Bij haar werkzaamheden maakt zij, onder meer, gebruik van haar website met een woningaanbod.
2.2.
De huurders waren op zoek naar een zelfstandige huurwoning in Rotterdam. Op de website van MVM vonden zij een woning. Zij hebben contact gezocht met MVM en dat heeft geleid tot een bezichtiging van deze woning. Vervolgens is met ingang van
1 november 2014 een huurovereenkomst tot stand gekomen met Kolpa VVS Beheer als verhuurder.
2.3.
Op 7 februari 2014 hebben de huurders aan MVM een bedrag van € 3.445,10 betaald voor de eerste maand huur, borg en bemiddelingskosten. De bemiddelingskosten belopen een bedrag van € 1.391,50 inclusief BTW.
2.4.
Op 23 april 2015 heeft de gemachtigde van de huurders MVM gesommeerd tot terugbetaling van de betaalde bemiddelingsvergoeding.

3.De stellingen van partijen

3.1.
De huurders vorderen betaling van een bedrag van € 1.391,50 te verhogen met rente, zijnde de betaalde vergoeding, buitengerechtelijke kosten en rente.
Zij stellen daartoe dat MVM heeft gehandeld in strijd met artikel 7:427 BW in combinatie met artikel 7:417 leden 1 en 4 BW door zowel voor de verhuurder als voor de huurders te bemiddelen. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 16 oktober 2015 staat buiten kijf dat MVM ook ten behoeve van de verhuurder heeft bemiddeld, nu het huurcontract op het briefpapier van MVM is geprint en nu MVM de waarborgsom en de eerste maand huur heeft geïncasseerd.
3.2.
MVM voert een kort inhoudelijk verweer. Zij betwist dat de betaling onverschuldigd is gedaan. De huurders hebben ervoor gekozen MVM te laten bemiddelen en daar hoort een beloning bij. MVM trad niet op voor de eigenaar. MVM heeft niet meer gereageerd op de repliek van de huurders.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De huurders stellen dat zij geen loon verschuldigd zijn omdat sprake is van het dienen van twee heren. Bij de beoordeling van deze stelling is het arrest dat de Hoge Raad dat
16 oktober 2015 heeft gewezen van belang (ECLI:NL:HR:2015:3099).
De Hoge Raad heeft, in antwoord op pre-judiciële vragen, geoordeeld:
in beginsel heeft een overeenkomst tussen de verhuurder en de bemiddelaar waarbij de verhuurder het recht verkrijgt om niet woonruimte te huur aan te bieden op een website van de bemiddelaar te gelden als een bemiddelingsovereenkomst, waarop via artikel 7:427 BW artikel 7:417 lid 4 BW van toepassing is;
het maakt geen verschil of de verhuurder de bemiddelaar benadert of omgekeerd;
het voorgaande is alleen anders wanneer de bemiddelaar stelt en zo nodig bewijst dat de website alleen als elektronisch prikbord fungeert, dat wil zeggen dat de beheerder daarvan niet de aspirant verhuurder en –huurder van elkaar afschermt en het hun dus niet onmogelijk maakt met elkaar in contact te treden om over de totstandkoming van de huurovereenkomst te onderhandelen;
voor beantwoording van vraag a maakt het dus verschil of de bemiddelaar in de advertentie van de woonruimte vermeldt dat de potentiële huurder contact dient op te nemen met de verhuurder, mits diens contactgegevens in de advertentie zijn vermeld.
4.2.
Gelet op deze beslissingen van de Hoge Raad moet de overeenkomst tussen de verhuurder en MVM, waarbij MVM het recht heeft verkregen om een woning van de verhuurder te huur aan te bieden op haar website als een bemiddelingsovereenkomst worden gezien, ook als dat om niet is gebeurd. MVM heeft immers het recht verkregen om de woning van deze verhuurder op haar website te huur aan te bieden. Daarmee heeft MVM bemiddeld in opdracht van de verhuurder.
4.3.
MVM heeft ook van de huurders een vergoeding voor bemiddelingswerkzaamheden gevraagd. Daarmee staat al vast dat MVM zowel met de verhuurder als met de huurders een bemiddelingsovereenkomst is aangegaan. Niet is betwist dat de huurders gewone woningzoekenden waren en dat zij niet hun beroep maakten van het huren van woonruimte. Op grond van artikel 7:417 lid 4 BW heeft de bemiddelaar in dat geval geen recht op loon jegens de huurder, een bepaling die van dwingend recht is. Dit betekent dat de huurders de vergoeding voor het bemiddelen onverschuldigd aan MVM hebben betaald. Het gevorderde wordt toegewezen.
4.4.
De huurders maken aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de huurders procederen op basis van een door de Raad voor Rechtsbijstand afgegeven toevoeging. De buitengerechtelijke kosten worden geacht in de toevoegvergoeding te zijn begrepen, zodat deze kosten niet voor afzonderlijke toewijzing in aanmerking komen. Dit deel van de vordering wordt afgewezen.
4.5.
De wettelijke rente over het gevorderde bedrag wordt toegewezen vanaf 7 mei 2015, na afloop van de termijn waarop MVM werd gesommeerd tot betalen.
4.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt MVM belast met de kosten van het geding.

5.De beslissing

De kantonrechter,
veroordeelt MVM om aan de huurders tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.391,50 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2015 tot en met de dag van algehele voldoening;
veroordeelt MVM om aan de huurders te voldoen de kosten van het geding, welke tot op dit moment aan de zijde van de huurders worden vastgesteld op:
een bedrag van € 70,64 te weten 75% van de dagvaardingskosten, voor welk bedrag MVM van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LCDR) een nota met betaalinstructies ontvangen, alsmede
€ 300,-- (2 punten) aan salaris voor de gemachtigde,
€ 23,55 aan resterende dagvaardingskosten en
€ 78,-- voor de door de huurders verschuldigde en door de gemachtigde betaalde griffierecht, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf drie dagen na betekening van het vonnis tot en met de dag van algehele voldoening, van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
wijst af het meer of anders gevorderde en verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. L.J. van Die en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.
401