ECLI:NL:RBROT:2016:6096

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2016
Publicatiedatum
5 augustus 2016
Zaaknummer
4894880 CV EXPL 16-11339
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van bemiddelingskosten in huurzaak

In deze zaak vorderen de huurders, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, terugbetaling van bemiddelingskosten die zij aan MVM hebben betaald. De huurders hebben een huurovereenkomst gesloten met Van Amstel Nederveen B.V. en hebben MVM ingeschakeld voor bemiddeling. MVM heeft hen een bedrag van € 4.513,95 gefactureerd, waarvan € 1.324,95 als vergoeding voor bemiddelingswerkzaamheden. De huurders stellen dat deze vergoeding onterecht is, omdat MVM als bemiddelaar voor de verhuurder optrad en zij geen recht hadden op een vergoeding van de huurders. De kantonrechter heeft vastgesteld dat MVM inderdaad als bemiddelaar voor de verhuurder heeft opgetreden en dat op grond van artikel 7:417 lid 4 BW de bemiddelaar geen recht heeft op loon van de huurder. De huurders hebben de vergoeding onverschuldigd betaald en de kantonrechter heeft hun vordering toegewezen. Daarnaast hebben de huurders aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, die ook zijn toegewezen. MVM is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4894880 CV EXPL 16-11339
uitspraak: 13 mei 2016
vonnis van de kantonrechter zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van

1.[eiser 1] en

2.
[eiser 2]
beiden wonende te [plaatsnaam],
eisers,
gemachtigde: Active Collecting Control & Services te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
Wonen MVM B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: de heer [S.], directeur en eigenaar.
Partijen worden hierna aangeduid als “de huurders” en “MVM”.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het inleidend exploot van dagvaarding van 3 maart 2016 met 4 producties;
  • het schriftelijk antwoord;
  • het tussenvonnis van 4 april 2016 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de op 15 april 2016 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat heden vonnis wordt gewezen.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd weersproken alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties staat tussen partijen – voor zover thans van belang – het volgende vast:
2.1.
MVM is een makelaarskantoor en bemiddelt bij handel en de huur of verhuur van onroerend goed. Bij haar werkzaamheden maakt zij, onder meer, gebruik van haar website met een woningaanbod.
2.2.
De huurders waren op zoek naar een zelfstandige huurwoning in Rotterdam. Op de website van MVM vonden zij een woning. Zij hebben contact gezocht met MVM en dat heeft geleid tot een bezichtiging van deze woning. Vervolgens is met ingang van
1 november 2014 een huurovereenkomst tot stand gekomen met Van Amstel Nederveen B.V.
2.3.
Op 5 november 2014 heeft MVM een bedrag van € 4.513,95 aan de huurders gefactureerd voor de eerste maand huur, borg, contractskosten en € 1.324,95 voor vergoeding. Dit bedrag is door de huurders betaald.
2.4.
Op 30 december 2015 heeft de gemachtigde van de huurders MVM gesommeerd tot terugbetaling van de betaalde vergoeding.

3.De stellingen van partijen

3.1.
De huurders vorderen betaling van een bedrag van € 1.601,81 te verhogen met rente, zijnde de betaalde vergoeding, buitengerechtelijke kosten en rente.
Zij baseren de vordering primair op het verbod om een vergoeding in rekening te brengen, wanneer de bemiddelaar voor twee partijen optreedt. Met een beroep op HR 16 oktober 2015 stellen zij dat sprake is van bemiddeling ten behoeve van de verhuurder, zodat aan hen ten onrechte een bedrag in rekening is gebracht. Subsidiair stellen zij dat geen bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen, dan wel dat deze overeenkomst niet naar vrije wil is aangegaan. Meer subsidiair stellen zij dat sprake is van een onredelijk voordeel als bedoeld in artikel 7:264 BW.
3.2.
MVM voert een kort inhoudelijk verweer. Zij betwist dat de betaling onverschuldigd is gedaan. De huurders hebben ervoor gekozen MVM te laten bemiddelen en daar hoort een beloning bij. MVM trad niet op voor de eigenaar.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De huurders stellen dat zij geen loon verschuldigd zijn omdat sprake is van het dienen van twee heren. Bij de beoordeling van deze stelling is het arrest dat de Hoge Raad dat op 16 oktober 2015 heeft gewezen van belang (ECLI:NL:HR:2015:3099).
De Hoge Raad heeft, in antwoord op pre-judiciële vragen, geoordeeld:
in beginsel heeft een overeenkomst tussen de verhuurder en de bemiddelaar waarbij de verhuurder het recht verkrijgt om niet woonruimte te huur aan te bieden op een website van de bemiddelaar te gelden als een bemiddelingsovereenkomst, waarop via artikel 7:427 BW artikel 7:417 lid 4 BW van toepassing is;
het maakt geen verschil of de verhuurder de bemiddelaar benadert of omgekeerd;
het voorgaande is alleen anders wanneer de bemiddelaar stelt en zo nodig bewijst dat de website alleen als elektronisch prikbord fungeert, dat wil zeggen dat de beheerder daarvan niet de aspirant verhuurder en –huurder van elkaar afschermt en het hun dus niet onmogelijk maakt met elkaar in contact te treden om over de totstandkoming van de huurovereenkomst te onderhandelen;
voor beantwoording van vraag a maakt het dus verschil of de bemiddelaar in de advertentie van de woonruimte vermeldt dat de potentiële huurder contact dient op te nemen met de verhuurder, mits diens contactgegevens in de advertentie zijn vermeld.
4.2.
Gelet op deze beslissingen van de Hoge Raad moet de overeenkomst tussen de verhuurder en MVM, waarbij MVM het recht heeft verkregen om een woning van de verhuurder te huur aan te bieden op haar website als een bemiddelingsovereenkomst worden gezien, ook als dat om niet is gebeurd. MVM heeft immers het recht verkregen om de woning van deze verhuurder op haar website te huur aan te bieden. Daarmee heeft MVM bemiddeld in opdracht van de verhuurder.
4.3.
MVM heeft ook van de huurders een vergoeding voor bemiddelingswerkzaamheden gevraagd. Daarmee staat al vast dat MVM zowel met de verhuurder als met de huurders een bemiddelingsovereenkomst is aangegaan. Niet is betwist dat de huurders gewone woningzoekenden waren en dat zij niet hun beroep maakten van het huren van woonruimte. Op grond van artikel 7:417 lid 4 BW heeft de bemiddelaar in dat geval geen recht op loon jegens de huurder, een bepaling die van dwingend recht is. Dit betekent dat de huurders de vergoeding voor het bemiddelen onverschuldigd aan MVM hebben betaald. Het gevorderde wordt toegewezen. Aan de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen wordt niet toegekomen.
4.4.
De huurders maken aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Vaststaat dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten(hierna: het Besluit) van toepassing is, nu het verzuim na 30 juni 2012 is ingetreden. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten waarop ingevolge het Besluit aanspraak kan worden gemaakt zal worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen tot een bedrag van € 198,74.
4.5.
De wettelijke rente over het gevorderde bedrag wordt toegewezen vanaf de dag van dagvaarden.
4.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt MVM belast met de kosten van het geding.

5.De beslissing

De kantonrechter,
veroordeelt MVM om aan de huurders tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.523,69 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.324,95 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt MVM om aan de huurders te voldoen de kosten van het geding, welke tot op dit moment aan de zijde van de huurders worden vastgesteld op een bedrag van € 96,73 voor de dagvaarding, een bedrag van € 223,-- voor het griffierecht en op een bedrag van € 300,-- (2 punten) aan salaris voor de gemachtigde;
wijst af het meer of anders gevorderde en verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. L.J. van Die en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.
401