Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de akte van Dexia, met producties.
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
HR 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2797) en voor de vergoeding van de kosten van artikel 6:96 lid 2 sub b BW is niet vereist dat uiteindelijk komt vast te staan dat schade is geleden (
HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:586). Uit de toelichting van [gedaagde] blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat er aan de zijde van [gedaagde] buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt, die op basis van het hiervoor geschetste toetsingskader geheel of ten dele op Dexia kunnen worden verhaald. Het enkele feit dat de correspondentie grotendeels op gestandaardiseerde wijze is gevoerd leidt niet tot een ander oordeel. De stelling van Dexia dat voor zover Leaseproces al enige inspanning heeft verricht, die slechts gericht is geweest op het verkrijgen van een hogere schadevergoeding dan die waar [gedaagde] ingevolge de hierboven in 4.5 omschreven maatstaven recht op had en die Dexia wilde betalen, leidt ook niet tot een ander oordeel. Zulks alleen al omdat uit de stellingen van [gedaagde] blijkt dat de werkzaamheden van Leaseproces veel eerder zijn begonnen, wat Dexia niet, althans niet voldoende gemotiveerd heeft betwist. De vraag tot welk bedrag die kosten verhaalbaar zijn, is echter niet voorgelegd zodat daarover nu geen oordeel wordt gegeven.