ECLI:NL:RBROT:2016:7312

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2016
Publicatiedatum
22 september 2016
Zaaknummer
10/680438-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een Evangelisch leider voor ontucht met patiënten in een therapeutisch zorgcentrum

Op 23 september 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 75-jarige verdachte, die als leider van een Evangelisch therapeutisch zorgcentrum is veroordeeld voor ontucht met meerdere patiënten. De verdachte, die preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van het plegen van seksuele handelingen met kwetsbare vrouwen die zich tot hem hadden gewend voor hulp en begeleiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een afhankelijkheidsrelatie tussen de verdachte en de slachtoffers, en dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als zorgverlener. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele ten laste gelegde feiten, waaronder verkrachting, maar achtte de ontuchtige handelingen wettig en overtuigend bewezen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan een deel voorwaardelijk, en kreeg een contactverbod opgelegd met de slachtoffers. Daarnaast werd hem het recht ontzegd om in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg te werken voor een periode van acht jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die vaak langdurig last ondervinden van het misbruik.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680438-15
Datum uitspraak: 23 september 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein, te Nieuwegein.
Raadslieden (hierna: raadsman) mr. E.N. Bouwman en mr. J. de Haan, advocaten te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 8 en 9 september 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.Y. Rose heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 (alternatief cumulatief) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van de verdachte namelijk dat de verdachte zich zal onthouden van contact met de aangeefsters [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] , alsmede de familie (broers) van [slachtoffer 3] voor een periode van vijf jaren waarvan overtreding per keer bestraft dient worden met een maand hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
De algehele vrijspraken
4.1.1.
Feit 1
Onder feit 1 is aan de verdachte ten laste gelegd verkrachting, meermalen gepleegd, van mevrouw [slachtoffer 1] in de periode van juli 1997 tot juli 2003. Aangeefster heeft een uitgebreide verklaring afgelegd over seksuele handelingen tussen haar en de verdachte. De rechtbank heeft weliswaar geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen. Echter, de verklaring van aangeefster ten aanzien van de seksuele handelingen in deze periode -indien deze handelingen al geduid zouden kunnen worden als verkrachting - vindt geen steun in enig ander bewijs. De rechtbank komt derhalve, gelet op het bewijsminimum zoals bedoeld in artikel 342, tweede lid Sv, reeds om die reden niet toe aan een bewezenverklaring van dit feit en zal de verdachte hiervan vrijspreken.
4.1.2.
Feit 6
Onder feit 6 is aan de verdachte ten laste gelegd feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of ontucht met misbruik van gezag/vertrouwen van mevrouw [slachtoffer 5] . De rechtbank heeft weliswaar geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring die mevrouw [slachtoffer 5] hieromtrent heeft afgelegd, maar constateert dat er geen steunbewijs is voor de aan de verdachte verweten gedragingen. Anders dan de officier van justitie beoordeelt de rechtbank de verklaringen en geschriften over de uitgevoerde ‘knuffeltherapie’ niet als bewijs voor strafbaar seksueel grensoverschrijdend gedrag door de verdachte. Derhalve spreekt de rechtbank de verdachte vrij van het onder 6 ten laste gelegde feit.
4.2.
De partiële vrijspraken
Aan de verdachte is onder 2, 4 en 5 alternatief cumulatief zowel verkrachting als ontucht met misbruik van gezag/vertrouwen ten laste gelegd. Onder feit 3 is zowel feitelijke aanranding van de eerbaarheid als ontucht met misbruik van gezag/vertrouwen ten laste gelegd. Verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan deze feiten.
Uit uitspraken van de Hoge Raad blijkt dat in gevallen waarin ontucht is gepleegd in een patiënt-hulpverlener relatie, ook sprake kan zijn van verkrachting. In dat geval dient ook aan de vereisten van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) te zijn voldaan. Dit wetsartikel houdt in dat een slachtoffer door geweld of een andere feitelijkheid, of door dreiging met geweld of dreiging met een andere feitelijkheid tot die ontuchtige handelingen is gedwongen, waarbij sprake was van seksueel binnendringen van het lichaam.
In de aan de verdachte ten laste gelegde feiten komt geweld (of dreiging daarmee) als zodanig niet voor. Centraal staan in dit geval de zogenaamde "andere feitelijkheden", kort gezegd handelingen, die niet onder de term "geweld" vallen. Het kan daarbij gaan om handelingen, maar ook om mededelingen en omstandigheden. Om tot bewezenverklaring van verkrachting te komen, moeten deze feitelijkheden zodanig van aard en omvang zijn dat zij samen een dermate grote psychische druk op de betreffende aangeefster leggen, dat zij op het moment van de seksuele handelingen redelijkerwijs niets anders kan doen dan de handelingen te dulden.
Voor een bewezenverklaring van verkrachting is niet voldoende dat er een afhankelijkheidsrelatie tussen de verdachte en een aangeefster heeft bestaan, die aan verdachte een overwicht op die aangeefster gaf. Er moet meer zijn. Deze relatie en het psychisch overwicht kunnen een aangeefster beïnvloeden maar maken niet per se haar handelen onvrijwillig. Andere factoren kunnen van belang zijn, zoals het leeftijdsverschil en de persoonlijke kenmerken van de aangeefster. Een kwetsbaar persoon zal eerder worden gedwongen dan een ander.
Volgens de Hoge Raad is vereist dat verdachte binnen de bestaande afhankelijkheidsrelatie handelingen heeft verricht, waardoor een dreigende sfeer is ontstaan. Aangeefsters moeten ten gevolge van die ontstane dreigende sfeer zijn gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan. Welke handelingen daarbij van belang zijn, is afhankelijk van het geval.
De onderstaande feiten 2, 3, 4 en 5 hebben alle gemeen dat er sprake is van kwetsbare vrouwen. Deze vrouwen kwamen bij de [naam Hoeve 1] en [naam Hoeve 2] voor hulp en begeleiding bij hun problemen. Ten aanzien van de bespreking van de verkrachting en de feitelijke aanranding van de eerbaarheid volstaat de rechtbank thans met de vaststelling dat er naar haar oordeel in alle gevallen sprake was van een afhankelijkheidsrelatie tussen de verdachte en de betreffende aangeefsters en dat er door de verdachte met de betreffende aangeefsters seksuele handelingen zijn verricht. De rechtbank zal dit oordeel hierna onder 4.3.1 en 4.3.3 nog uitvoerig motiveren.
Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte binnen deze afhankelijkheidsrelaties een dreigende sfeer heeft doen ontstaan. Dit verklaren aangeefsters niet en ook anderszins is dit niet gebleken.
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft tegenover de politie verklaard dat zij wel ‘nee’ tegen de verdachte had kunnen zeggen, maar dat zij dit vanwege de afhankelijkheid van hem niet heeft gedaan. Uit de verklaring van andere aangeefsters valt op te maken dat zij de aandacht die de verdachte gaf, gelet op hun verleden, zodanig prettig vonden en dat het vertrouwen in hem zodanig groot was dat zij geen weerstand aan hem konden bieden.
De verdachte schaarde de seksuele handelingen die aangeefsters moesten dulden onder de noemer van genezing, waarnaar zij nu juist zo op zoek waren. De verdachte heeft ingespeeld op en misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van aangeefsters en hen aangezet tot het ondergaan van de seksuele handelingen, maar van het doen ontstaan van een dreigende situatie is niet gebleken.
Nu er geen sprake is geweest van een dreigende sfeer leidend tot een onweerstaanbare dwang waaraan aangeefsters geen weerstand konden bieden, zal de verdachte worden vrijgesproken van de alternatief cumulatief ten laste gelegde verkrachting onder feit 2, 4 en 5.
Ten aanzien van de onder feit 3 alternatief cumulatief ten laste gelegde feitelijke aanranding van de eerbaarheid overweegt de rechtbank dat ook hier niet is gebleken van het doen ontstaan door verdachte van een zodanige dreigende situatie waaraan aangeefster [slachtoffer 2] geen weerstand kon bieden. De verdachte zal ook hiervan worden vrijgesproken.
4.3.
Nadere bewijsoverwegingen
4.3.1.
Alternatief ten laste gelegde ontucht met misbruik van gezag/vertrouwen
Vervolgens is de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de als alternatief ten laste gelegde ontucht met misbruik van gezag/vertrouwen (249 lid 2 sub 3 Sr). Naar het oordeel van de rechtbank luidt het antwoord op deze vraag bevestigend.
De rechtbank zal hieronder eerst het wettelijk kader schetsen en vervolgens - alvorens onder 4.3.3 de ten laste gelegde feiten één voor één te bespreken - de feiten en omstandigheden aangeven teneinde de context te schetsen waarbinnen de ten laste gelegde feiten zijn gepleegd.
4.3.1.1.
Wettelijk kader
Artikel 249 lid 2 sub 3 Sr beschermt de patiënt of cliënt onder meer tegen misbruik van het psychisch overwicht dat de hulpverlener op hem heeft of van de afhankelijke positie van de patiënt of cliënt dan wel van het vertrouwen dat hij van hem of haar heeft gewonnen. De Hoge Raad geeft een ruime uitleg aan het begrip ‘werkzaam in de zorg of maatschappelijke zorg’ in het onderhavige wetsartikel, en stelt dat deze zinssnede ertoe strekt om in alle gevallen waarin sprake is van misbruik van psychisch overwicht door hulpverleners bescherming te bieden. Niet vereist is dat sprake is van een zakelijke overeenkomst of een handelsovereenkomst, noch dat sprake is van een erkende hulpverlener. Zo is in de rechtspraak onder meer geoordeeld dat bijvoorbeeld ook een mental coach of een dominee onder de werking van dit artikel kunnen vallen.
De strafbaarstelling van artikel 249 lid 2 sub 3 Sr geldt voor alle gevallen waarin tussen de betrokkenen de bedoelde relatie bestaat. In zodanig geval is slechts dan geen sprake van ontucht plegen wanneer die relatie bij de seksuele handelingen geen enkele rol heeft gespeeld, in die zin dat bij de patiënt of cliënt sprake is van vrijwilligheid en daarbij enige vorm van afhankelijkheid (zoals die in de regel bij een dergelijke functionele relatie bestaat) niet van invloed is geweest.
4.3.1.2.
Rol van de verdachte
Op grond van de wettige bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De verdachte gaf vanaf 1991 leiding aan het Christelijke Therapeutisch Centrum De [naam Hoeve 1] (te Ridderkerk ) en vervolgens, vanaf 2013, aan het Christelijk Centrum voor Vitalisering Stichting [naam Hoeve 2] (met vestigingen in Meerkerk en Hoogblokland ).
Zoals is te lezen in de - door de verdachte opgestelde - brochure over De [naam Hoeve 1] werd aldaar onder meer door de verdachte zelf hulp geboden in de vorm van klassikaal onderwijs, door groepsbesprekingen en door individuele gesprekken. De verdachte droeg tevens verantwoording voor de Bijbelse en psychologische begeleiding van de gasten op De [naam Hoeve 1] . Alle medewerkers werden opgeleid door de verdachte voor de specifieke begeleiding die De [naam Hoeve 1] gaf. De begeleiding bestond uit Bijbels onderwijs en diverse vormen van therapie (genoemd worden regressie therapie, transactionele analyse, rationele emotieve therapie, gestalt therapie en pesso therapie). In brieven die de verdachte namens De [naam Hoeve 1] schreef noemde hij zichzelf ook behandelend therapeut.
Ook in [naam Hoeve 2] gaf de verdachte therapie, voerde hij individuele gesprekken en voerde hij coachingsgesprekken met de bewoners. Dit heeft hij onder meer ter zitting verklaard en is ook terug te zien in het overgelegde weekrooster.
De verdachte leidde, zoals hij ter zitting heeft verklaard en onder meer wordt bevestigd door de getuigenverklaring van [getuige 1] , de Bijbelse bijeenkomsten in De [naam Hoeve 1] en [naam Hoeve 2] en vervulde in die zin de rol van voorganger. De verdachte werd hierdoor binnen De [naam Hoeve 1] en [naam Hoeve 2] als spiritueel leider beschouwd. Zo wordt hij onder meer omschreven als ‘sekteleider [1] ’ en ‘redder van hun leven’ en ‘adoptiefvader [2] ’.
De verdachte omschrijft zichzelf als een charismatische persoonlijkheid die door de bewoners op handen werd gedragen.
Tot slot had de verdachte een rol als verlener van maatschappelijke zorg. Zo gaf hij aan [slachtoffer 1] stottertherapie, liet hij de bewoners op arbeidstherapeutische basis vrijwilligerswerk verrichten en/of bood hen een functie als teamlid aan. In dat laatste geval ging de coaching en begeleiding van deze vrouwen gewoon door, zoals hieronder per zaak nader uiteengezet zal worden.
Naar het oordeel van de rechtbank bekleedde de verdachte aldus zowel binnen de [naam Hoeve 1] als later bij [naam Hoeve 2] de rol als zorgverlener en hulpverlener in de zin van artikel 249 lid 2 sub 3 Sr.
4.3.1.3.
Afhankelijkheid
Al deze verschillende rollen maken dat de bewoners van de [naam Hoeve 1] en later [naam Hoeve 2] op verschillende vlakken van de verdachte afhankelijk waren. Uit de verklaringen van onder meer aangeefsters blijkt bovendien dat de verdachte van zijn bijzondere positie als spiritueel leider gebruik maakte bij het plegen van de ontuchtige handelingen, in die zin dat hij voortdurend het helende karakter van de ontuchtige handelingen benadrukte, de Bijbel aanhaalde en zei dat het goed en genezend was.
Aangeefsters zijn alle - elk op hun eigen manier - kwetsbare vrouwen die naar de [naam Hoeve 1] of [naam Hoeve 2] waren gekomen voor hulp. Zij kenden een problematische voorgeschiedenis, zoals een jeugd met seksueel misbruik of mishandelingen of hadden psychiatrische problemen (zoals borderline stoornis en meervoudige persoonlijkheidsstoornis).
De afhankelijke positie van de betrokken vrouwen werd versterkt doordat zij van de verdachte afhankelijk waren voor hun woonruime; immers zij verbleven allen intern en vanaf het moment van de invoering van het PGB waren zij ook verplicht om zich aldaar in te schrijven. Het betrof een gesloten gemeenschap, waar de verdachte en zijn vrouw ook zelf inwoonden.
Tevens maakt de verdachte sommige bewoners tot teamlid, zodat zij in die gevallen ook financieel van de verdachte afhankelijk waren. Dat de accenten in de rollen van verdachte konden wisselen of dat de rol van therapeut geleidelijk op de achtergrond raakte betekent niet dat geen sprake (meer) was van afhankelijkheid in de zin van artikel 249 Sr. Immers de hulpverlening, althans de uit de functionele relatie voortvloeiende afhankelijkheid, liep in die gevallen door, zoals hierna per zaak (onder 4.3.3) nader zal worden uiteengezet.
De verdediging heeft stukken overgelegd, bestaande uit liefdesbetuigingen en uitingen van dankbaarheid door diverse aangeefsters en een lied geschreven door aangeefsters [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] voor het 50-jarige huwelijksfeest van de verdachte. De afhankelijke positie van de aangeefsters verklaart dat zij ook gevoelens van dankbaarheid en warmte voelden voor de verdachte vanwege de hulp die hen (ook) bood als voorganger en therapeut, ondanks het feit dat zij hem wel degelijk verwijten dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie door hen ook seksueel te benaderen. Anders dan de verdediging wil betogen kan aan de hand van deze stukken derhalve geenszins de conclusie worden getrokken dat er geen ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden.
4.3.2.
Erectiestoornissen
4.3.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende feitelijke verweer gevoerd. In 1992 had hij een ontsteking aan zijn geslachtsdelen. In het vertrouwen dat de Heer voor genezing zou zorgen heeft hij afgewacht. Uiteindelijk is de ontsteking overgegaan maar een erectiestoornis was wel het resultaat. Dit betekent dat hij slechts met moeite een erectie kan krijgen; dit gebeurt ongeveer één keer in de vijf weken. Alleen al om deze reden kan het niet waar zijn wat de aangeefsters beweren.
4.3.2.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt hierover als volgt. De gestelde erectiestoornissen van de verdachte zijn in het voorbereidend onderzoek aan de orde geweest. Bij brief van 18 januari 2016 aan de officier van justitie heeft de verdediging afgezien van medisch onderzoek hiernaar en het verzoek daartoe ingetrokken. In het dossier bevinden zich een aantal uitingen van de verdachte en van andere personen die van belang zijn voor de beoordeling van genoemd feitelijk verweer. De rechtbank noemt de volgende uitingen:
- In februari 2015 zoekt de verdachte per e-mail contact met de heer [betrokkene 1] die hij wil vragen om zijn coach te worden. Bij de omschrijving van zijn hulpvraag schrijft hij dat hij anders met seksualiteit omgaat dan de doorsnee mens. [3] Dit schrijft hij in het licht van berichten in de media over zijn ‘schandelijke seksbehoefte’.
- In een uitwisseling van sms-berichten in de periode van 6 tot en met 9 december 2014 schrijven de verdachte en mevrouw [getuige 2] elkaar seksueel expliciete berichten waarin zij aangeven zeer te verlangen naar het moment waarop zij met elkaar gemeenschap kunnen hebben. [4]
- In sms-berichten van 19 juli 2015 schrijft mevrouw [getuige 3] dat zij en de verdachte gemeenschap hebben gehad en dat zij vindt dat zij behandeld is als oud vuil. [5] Zij verklaart dat zij in het verleden zeer veel seks heeft gehad met de verdachte. [6]
  • Op de terechtzitting erkende de verdachte in de periode van 2009 tot en met 2011 een seksuele relatie te hebben gehad met mevrouw [slachtoffer 4] , waarbij hij onder meer regelmatig gemeenschap met haar had.
  • In oktober 2013 legt de verdachte aan onder meer zijn zoon en dochter voor de vraag of hij hulp nodig heeft. Daarbij denkt de verdachte aan begeleiding door een personal coach die met hem zowel een familie-onderzoek als een vriendinnen-onderzoek gaat doen. Zijn dochter reageert in een e-mail van 21 oktober 2013 op de procesbeschrijving die de verdachte in verband met zijn hulpvraag heeft opgesteld. Zij schrijft onder meer over onbetamelijk gedrag van de verdachte naar teveel vrouwen gedurende een zeer lange periode. Zij sluit het bericht af met haar advies dat de verdachte moet stoppen met de hulpverlening en zich niet moet begeven in de kring van hulpvragende vrouwen.
Bovengenoemde uitingen kunnen redelijkerwijs niet anders worden uitgelegd dan dat de verdachte seksueel (zeer) actief was en dat er geen enkele aanwijzing is voor het bestaan van erectiestoornissen bij de verdachte. De verdediging heeft het verzoek om een medisch onderzoek naar de beweerdelijke erectiestoornissen ingetrokken. De verdachte zelf lijkt in genoemde uitingen zowel zijn (aanzienlijke) seksuele behoefte als zijn gedrag in dat verband in de periode 2013-2015 als een probleem te zijn gaan ervaren.
De rechtbank verwerpt dan ook de stelling van de verdachte dat de beweerdelijke erectiestoornissen reden zijn om de verklaringen van de aangeefsters als onbetrouwbaar en ongeloofwaardig te beoordelen.
4.3.3.
Ten aanzien van feit 2
4.3.3.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit en heeft daartoe onder meer aangevoerd dat er slechts in beperkte mate gesproken kan worden van handelingen van seksuele aard tussen de verdachte en [voornaam] [slachtoffer 1] , dat deze plaatsvonden toen er geen behandelrelatie meer was tussen de verdachte en [slachtoffer 1] en dat bovendien [slachtoffer 1] hier vrijwillig aan heeft meegedaan.
4.3.3.2.
Beoordeling
4.3.3.2.
Aard van seksuele handelingen
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft bij de politie en de rechter-commissaris verklaard dat zij kort nadat zij in 2008 terugkeerde in De [naam Hoeve 1] tot de eerste maanden van 2013 een seksuele relatie heeft gehad met [verdachte] . Vaak werden de seksuele handelingen tussen hen verricht in bijzijn van en met [getuige 4] . Deze handelingen bestonden dan ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 1] uit het elkaar oraal en met de hand bevredigen en het strelen van elkaars lichaam. Tevens, zo verklaart aangeefster [slachtoffer 1] , had zij zeer regelmatig één op één seksueel contact met de verdachte. Desgevraagd heeft zij bij de rechter-commissaris verklaard dat het hier alle seksuele handelingen betrof zoals deze zijn vermeld in de tenlastelegging.
De verdachte heeft ter zitting aanvankelijk ontkend dat hij handelingen van seksuele aard heeft verricht. Geconfronteerd met de zich in het dossier bevindende notitie van zijn hand (getiteld ‘Mijn seksuele ontwikkeling’) waarin ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 1] staat vermeld; ‘
we schuwden het strelen van de seksuele organen niet, omdat dit een sterke prikkeling gaf’, heeft de verdachte vervolgens ter zitting verklaard dat dit slechts eenmaal is gebeurd. Verder zou het gebleven zijn bij het elkaar strelen op bed of op de bank, soms naakt. Dit gebeurde altijd samen met [getuige 4] , aldus de verdachte. De verdachte ontkent seksueel binnendringen bij aangeefster [slachtoffer 1] en geeft stellig aan nimmer één op één met de aangeefster seksueel contact te hebben gehad. Ook heeft de verdachte ter zitting verklaard dat hij met aangeefster [slachtoffer 1] en [getuige 4] meerdere malen een parenclub heeft bezocht, maar dat dit geen seksuele lading had maar slechts bedoeld was om hun schaamte over hun naaktheid te overwinnen.
De rechtbank acht deze verklaringen van de verdachte minder geloofwaardig dan de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] . Dat de verdachte op dit punt geen openheid van zaken geeft wordt bevestigd door hetgeen hij zelf zegt in een getapt telefoongesprek van 24 juli 2015 met zijn echtgenote. De verdachte geeft daarin aan dat hij heeft verteld dat hij en [getuige 4] [voornaam] tussen zich in hebben genomen en dat zij over de bovenbenen en het kruis hebben gestreken. Maar dat hij alleen dat heeft verteld. ‘
Hoe het werkelijk is gegaan heb ik niet gezegd’, aldus de verdachte tegen zijn echtgenote.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft consistent verklaard over de handelingen van de verdachte en de rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] . De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar en geloofwaardig. De rechtbank gaat bij de beoordeling van de vragen welke seksuele handelingen hebben plaatsgevonden derhalve uit van de verklaring van aangeefster.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] vindt ook steun in de andere bewijsmiddelen. Zo heeft de getuige [getuige 4] , naar aanleiding van de vraag hoe het ging wat betreft de intimiteit tussen haar, de verdachte en aangeefster [slachtoffer 1] , verklaard dat er wel degelijk één op één contact heeft plaatsgevonden tussen aangeefster [slachtoffer 1] en de verdachte, waar zij zelf niet bij was. Aangeefster [slachtoffer 1] stond dan boven aan de trap op [verdachte] te wachten en vroeg of hij mee naar boven ging. ‘
Ik was daar dan niet bij omdat zij met hem alleen wilde zijn’, aldus [getuige 4] . De getuige [getuige 1] vertelt dat hij 1 à 2 keer heeft gezien dat de verdachte in de slaapkamer van aangeefster [slachtoffer 1] was, terwijl er bij De [naam Hoeve 1] een strikt beleid gold dat een man niet alleen met een vrouw samen was.
Getuige [getuige 5] , de schoonzoon van de verdachte die later met de dochter van de verdachte de leiding bij De [naam Hoeve 1] heeft overgenomen, heeft verklaard dat onder meer aangeefster [slachtoffer 1] aan hem had verteld dat zij een seksuele relatie had met de verdachte. [getuige 5] verklaart dat hij de verdachte daarmee in januari 2013 heeft geconfronteerd en dat de verdachte toen heeft toegegeven dat hij een seksuele relatie met aangeefster [slachtoffer 1] had.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank alle seksuele handelingen als opgesomd in de tenlastelegging onder feit 2 wettig en overtuigend bewezen acht.
4.3.3.2.2.
Misbruik van gezag/vertrouwen
Vervolgens is de vraag of er tussen de verdachte en aangeefster [slachtoffer 1] een verhouding was van zorgverlener tot patiënt/cliënt in de zin van artikel 249 lid 2 sub 3 Sr.
Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft uiteengezet, vervulde de verdachte verschillende rollen binnen De [naam Hoeve 1] . Hij was coach, therapeut, maatschappelijk begeleider en geestelijk leider en had als zodanig een grote invloed op de bewoners. Aangeefster [slachtoffer 1] was bovendien een kwetsbare vrouw. Zij was voor het eerst op De [naam Hoeve 1] gekomen in 1992. Zij had een traumatische jeugd gehad waarbij zij langdurig was mishandeld door haar vader, zij had ernstige stotterproblemen en kon een tijdlang alleen klanken uitstoten, zij was op haar 16e uit huis geplaatst en had sindsdien een lange reeks aan verschillende therapieën gevolgd. [slachtoffer 1] geeft in haar aangifte aan dat zij De [naam Hoeve 1] als haar laatste strohalm zag. Ook de verdachte heeft verklaard dat aangeefster [slachtoffer 1] in die eerste periode bij de [naam Hoeve 1] uiterst kwetsbaar was. Zij was angstig naar andere mensen toe, had ernstige spraakproblemen en duldde geen aanrakingen.
De verdachte heeft [slachtoffer 1] stottertherapie gegeven en haar geholpen om weer te gaan praten. Daarnaast is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat vastgesteld kan worden dat de verdachte, in die eerste fase tot aan haar tijdelijke vertrek in 2007, aangeefster [slachtoffer 1] heeft begeleid, ook vanaf het moment dat zij per 1 maart 1999 teamlid werd. Dit volgt niet alleen uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] zelf, maar onder meer ook uit de verklaringen van [getuige 6] (de ex-partner van aangeefster [slachtoffer 1] ) die aangeeft dat [slachtoffer 1] coaching en één op één gesprekken had met de verdachte en dat dit doorliep tot het moment dat zij gingen samenwonen in 2007 en van [getuige 3] , die verklaart dat [slachtoffer 1] jarenlang een cliënt is geweest in De [naam Hoeve 1] alsmede uit de gelijkluidende verklaring van [getuige 5] bij de rechter-commissaris.
Kortom, het betrof een kwetsbare vrouw en de verdachte kende die kwetsbaarheid.
Deze kwetsbaarheid van aangeefster [slachtoffer 1] versterkte haar afhankelijkheid. Als zij vervolgens in september 2008 terugkeert in De [naam Hoeve 1] gaat het niet goed met haar. Zij verklaart hier zelf over: “
ik was nog verder weg van mezelf dan de eerste keer toen ik op [naam Hoeve 1] was. De eerste weken was ik zover heen. Ik kon twee weken niet eten. Ik was labiel en kapot (…) [verdachte] maakte mij afhankelijk. Ik was afhankelijk voor woonruimte, hij maakte van mij van cliënt een teamlid, hij was zoveel jaar ouder en hij was voorganger.” Diverse getuigen bevestigen de kwetsbare toestand en afhankelijke positie waarin [slachtoffer 1] verkeerde in de tweede periode in De [naam Hoeve 1] (zie onder meer de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 3] en huisarts [getuige 7] , zoals hieronder opgenomen in het bewijsmiddelenoverzicht). Deze afhankelijkheid en kwetsbaarheid hield niet op toen zij in maart 2009 weer teamlid werd, zo verklaart aangeefster zelf. Dit beeld wordt bevestigd in diverse getuigenverklaringen ( [getuige 1] , [getuige 7] , [getuige 3] en [getuige 8] ).
De verdachte ontkent dat er in de periode dat er sprake was van intimiteit tussen hem en [slachtoffer 1] tussen hen een zorgrelatie bestond. Echter, hij benoemt de seksuele handelingen wel als hulp die hij bood om aangeefster [slachtoffer 1] vrouw te laten zijn. Hij heeft het in dat kader over genezing en geeft aan dat hij haar schreeuwtherapie gaf. Hij benoemt de woede die bij aangeefster [slachtoffer 1] loskomt bij de aanrakingen. Woede als gevolg van haar verdrongen misbruik.
Naar het oordeel van de rechtbank bevestigt de verklaring van de verdachte dat de zorgrelatie tussen de verdachte als zorgverlener en aangeefster [slachtoffer 1] als patiënt/cliënt voortduurde toen zij in maart 2009 teamlid werd. Daarnaast vervulde de verdachte de rol van geestelijk leidsman binnen De [naam Hoeve 1] en was aangeefster [slachtoffer 1] van hem afhankelijk voor huisvesting en inkomsten. Weliswaar was er sprake van een vorm van vrijwilligheid bij aangeefster [slachtoffer 1] in de periode dat de seksuele handelingen plaatsvonden, maar in het licht van bovengenoemde feiten en omstandigheden kan niet gezegd worden dat de zorgrelatie bij de seksuele handelingen geen enkele rol heeft gespeeld, in die zin dat bij de aangeefster [slachtoffer 1] enige vorm van afhankelijkheid (zoals die in de regel bij een dergelijk functionele relatie min of meer bestaat) niet van invloed is geweest.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat het onder 2 ten last gelegde feit (ontucht) wettig en overtuigend is bewezen.
4.3.4.
Ten aanzien van feit 3
4.3.4.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betwist dat de verdachte aangeefster [slachtoffer 2] seksueel heeft aangeraakt. Wel is het voorgekomen dat hij de benen van aangeefster heeft vastgehouden wanneer zij zich in een crisis bevond. Daarbij zouden echter altijd anderen aanwezig zijn geweest. De verdachte ontkent dat hij alleen met aangeefster is geweest.
4.3.4.2.
Beoordeling
Ten aanzien van vraag of en zo ja, welke seksuele handelingen de verdachte bij aangeefster [slachtoffer 2] heeft verricht, overweegt de rechtbank het volgende.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de ontuchtige handelingen steeds plaatsvonden wanneer zij in een crisis verkeerde. In de aangifte en het verhoor bij de rechter-commissaris heeft aangeefster - kort weergegeven - verklaard dat zij tweemaal in juni en juli 2013 in Meerkerk door de verdachte is betast. De verdachte streelde haar toen over haar borsten en haar buik. In maart en april 2014 vonden er volgens aangeefster in Hoogblokland soortgelijke handelingen plaats, maar toen ging de verdachte verder door aangeefster ook over haar kont te aaien en via haar bovenbenen naar haar kruis toe. De verdachte zou intussen liefkozende woordjes hebben gezegd, dat zij een mooie vrouw was, en zou hebben gevraagd of zij het lekker vond.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] vindt steun in de verklaring van [getuige 4] , die bevestigt dat [slachtoffer 2] haar heeft verteld dat zij door de verdachte was betast [8] . De getuige [getuige 2] heeft bevestigd dat zij van [getuige 4] heeft gehoord dat aangeefster [slachtoffer 2] bij haar had geklaagd dat de verdachte over haar been had gewreven [9] . Voorts heeft [slachtoffer 1] in haar verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 2] haar tijdens een gesprek op 23 september 2014 heeft verteld dat [verdachte] haar betast had [10] .
De handelwijze van verdachte ten aanzien van de aangeefster [slachtoffer 2] vertoont bovendien specifieke overeenkomsten met de gedragingen van de verdachte ten aanzien van de aangeefsters inzake de feiten 2, 4 en 5. De verdachte benadrukt de genezende werking van aanrakingen, komt de slaapkamer binnen en vervolgens verandert het karakter van de aanrakingen geleidelijk van vrij onschuldig en troostend naar aanrakingen met een ontuchtig karakter. De verdachte is steeds volledig op de hoogte van de psychiatrische problematiek en daarmee de bijzondere kwetsbaarheid van de aangeefsters. De aangeefsters zijn ook voor onderdak van de verdachte afhankelijk. Ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 2] geldt dat de ontuchtige handelingen steeds plaatsvonden wanneer zij zich in een crisis bevond, waardoor zij nog kwetsbaarder was dan gewoonlijk.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de ontkennende verklaring van de verdachte ongeloofwaardig. De aangeefster heeft op essentiële punten consistent verklaard. De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring in de aangifte haaks staat op hetgeen aangeefster bij de intake heeft verklaard. Echter, tijdens de intake is niet doorgevraagd zoals dat bij het opnemen van de aangifte wel is gebeurd. Ook voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de aangeefster zoals afgelegd tijdens de aangifte en bij de rechter-commissaris, ook wanneer deze gelet op haar psychische slechte conditie met de nodige behoedzaamheid worden beoordeeld, voldoende betrouwbaar en geloofwaardig zijn. Gelet op het overwicht dat de verdachte had op de diverse aangeefsters in het dossier, is bovendien verklaarbaar dat de aangeefsters in sommige gevallen aanvankelijk tegen derden hebben ontkend dat er ongeoorloofde seksuele gedragingen hebben plaatsgevonden, zoals ook in het geval van aangeefster [slachtoffer 2] is gebeurd.
Door de verdediging is niet betwist dat ten tijde van de ten laste gelegde feiten tussen de verdachte en aangeefster [slachtoffer 2] een verhouding bestond van zorgverlener tot patiënt/cliënt in de zin van artikel 249 lid 2 sub 3 Sr.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat het onder 3 ten laste gelegde (ontucht) wettig en overtuigend is bewezen.
4.3.5.
Ten aanzien van feit 4
4.3.5.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de aangifte onder druk tot stand is gekomen. De verdediging heeft betwist dat sprake is geweest van seksuele handelingen zoals omschreven in de tenlastelegging. Volgens de verdachte heeft [slachtoffer 3] na maart 2014 een appartement gehuurd in Hoogblokland en is zij in die periode eenmaal zijn huis en zijn slaapkamer binnengedrongen, waarbij zij zonder bovenkleding op zijn bed is gaan zitten. De verdachte lag naakt onder de dekens en heeft op aandringen van [slachtoffer 3] wijn gehaald. Er hebben echter geen seksuele handelingen plaatsgevonden. Toen [slachtoffer 3] drie weken later nogmaals op zijn kamer kwam, heeft de verdachte haar naar buiten gewerkt.
4.3.5.2.
Beoordeling
De verklaringen van de aangeefster [slachtoffer 3] zijn naar oordeel van de rechtbank voldoende betrouwbaar, geloofwaardig en op de essentiële punten voldoende consistent. Daarbij wordt de kwetsbare psychische gesteldheid van aangeefster [slachtoffer 3] in aanmerking genomen. Voorts acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat de aangifte onder druk tot stand is gekomen. Het ter terechtzitting beluisterde fragment van het intake-gesprek biedt voor die stelling geen aanknopingspunten. De verklaringen van aangeefster [slachtoffer 3] worden bovendien ondersteund door de volgende bewijsmiddelen.
[slachtoffer 3] heeft aan [slachtoffer 2] en aan [slachtoffer 1] verteld dat zij seksueel contact had gehad met de verdachte [11] . [slachtoffer 2] heeft in haar aangifte [12] verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte tijdens een crisis van [slachtoffer 3] bij haar in bed ging liggen. Zowel [slachtoffer 2] als aangeefster [slachtoffer 3] verklaren dat er een gesprek heeft plaatsgevonden in de woning van [getuige 4] , waarin de verdachte heeft toegegeven dat hij seks had gehad met [slachtoffer 3] . De verdachte heeft zelf ook verklaard dat er een gesprek heeft plaatsgevonden bij [getuige 4] , maar heeft een andere lezing over de inhoud van dat gesprek. De rechtbank ziet echter geen reden om aan de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] te twijfelen. Verder heeft de broer van aangeefster, [getuige 9] , telefonisch contact opgenomen met de verdachte nadat hij had gehoord dat tussen de verdachte en aangeefster [slachtoffer 3] sprake was van een seksuele relatie. [getuige 9] verklaart tegen de verdachte te hebben gezegd dat hij met zijn gore rot poten van zijn zus af moest blijven, waarna de verdachte heeft geantwoord dat hij een punt had, maar dat er nu belangrijkere dingen stonden te gebeuren. Ook zei de verdachte dat het zijn zaak niet was, maar tussen hem en [slachtoffer 3] . De rechtbank acht de verklaring van [getuige 9] geloofwaardig en ziet in de mededelingen van de verdachte tijdens het telefoongesprek een bevestiging dat er daadwerkelijk seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en aangeefster [slachtoffer 3] .
De rechtbank is voorts van oordeel dat tussen de verdachte en [slachtoffer 3] een verhouding bestond van zorgverlener tot patiënt/cliënt in de zin van artikel 249 lid 2 sub 3 Sr. Naast hetgeen daarover hiervoor reeds is overwogen is in deze zaak daartoe het volgende van belang. De aangeefster heeft zelf verklaard dat zij door de verdachte is behandeld door middel van een bio-resonantie apparaat en dat zij gesprekken had met onder meer de verdachte. In het kader van deze gesprekken werd haar huwelijk besproken, waarbij ook het seksleven aan bod kwam. De getuige [voornaam] [getuige 3] heeft verklaard dat De [voornaam] onder begeleiding was gekomen van [getuige 4] en de verdachte. [getuige 4] heeft dit in haar verklaringen bevestigd [13] . [voornaam] [getuige 3] heeft bovendien verklaard dat de begeleiding van [slachtoffer 3] zeer intensief was en dat zij heel veel aandacht vroeg. [slachtoffer 3] had het heel erg moeilijk, aldus [voornaam] [getuige 3] . Dit laatste heeft ook de verdachte ter zitting verklaard. Voorts was [slachtoffer 3] voor haar onderdak afhankelijk van de verdachte.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat het onder 4 ten laste gelegde (ontucht) wettig en overtuigend is bewezen.
4.3.6.
Ten aanzien van feit 5
4.3.6.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft eerst ter zitting erkend dat hij een seksuele relatie heeft gehad met [slachtoffer 4] . Deze relatie ontstond in 2009, nadat [slachtoffer 4] in 2008 in loondienst was gekomen bij [naam Hoeve 1] , en duurde voort tot de herfst van 2012. Van enige zorgrelatie in de zin van artikel 249 Sr lid 2 sub 3 Sr was derhalve op dat moment geen sprake meer.
4.3.6.2.
De beoordeling
Het slachtoffer [slachtoffer 4] heeft in haar verklaringen bij de politie en de rechter-commissaris verklaard dat de seksuele relatie met de verdachte 12 jaar heeft geduurd en dat deze ontstond jaren voordat zij bij [naam Hoeve 1] in loondienst kwam.
De rechtbank gaat in de bewezenverklaring uit van de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 4] , zowel wat betreft de periode als de aard van de verweten seksuele handelingen (die de verdachte ter zitting deels heeft betwist). De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 4] consistent, geloofwaardig en betrouwbaar. De verdediging heeft ook geen omstandigheden naar voren gebracht die de rechtbank doen twijfelen aan de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de verklaring van de aangeefster. Dit geldt te meer nu [slachtoffer 4] geen aangifte heeft willen doen tegen de verdachte omdat zij zich mede schuldig acht aan hetgeen tussen hen is voorgevallen. Er is derhalve ook geen enkele aanwijzing dat zij in haar verklaring feiten heeft willen aandikken.
[slachtoffer 4] verklaart hoe zij bij [naam Hoeve 1] is terecht gekomen en hoe het contact tussen haar en de verdachte is ontstaan. Zij heeft verklaard dat [naam Hoeve 1] en de verdachte haar zorg en hulp verleenden: zorg in de vorm van therapeutische gesprekken en begeleiding, hulp in de vorm van bid stondes en groepsgesprekken waarbij de Bijbel centraal stond. De verdachte had in beide activiteiten een centrale rol als therapeut en voorganger. Verder was het de verdachte die het slachtoffer heeft bewogen om op [naam Hoeve 1] te gaan wonen in de woongemeenschap waarin de verdachte een centrale rol vervulde. Het slachtoffer heeft aangegeven dat zij geleidelijk werkzaamheden als vrijwilliger is gaan verrichten in [naam Hoeve 1] . In de periode van 2005 tot 2008 had zij een PGB dat aan [naam Hoeve 1] ten goede kwam. In 2008 is zij als medewerkster in dienst getreden bij [naam Hoeve 1] , maar ook vanaf dat moment tot en met het jaar 2012 is de afhankelijkheidsrelatie tussen haar en de verdachte blijven bestaan waarbij zijn rollen als therapeut en hulpverlener, zij het minder dominant, ook in de relatie tussen hem en het slachtoffer nog steeds aanwezig waren.
Weliswaar was er bij [slachtoffer 4] sprake van een vorm van vrijwilligheid ten aanzien van de seksuele handelingen. Echter, in het licht van bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de zorgrelatie die lange tijd tussen [slachtoffer 4] en de verdachte heeft bestaan - in de periode tijdens deze zorgrelatie maar ook in de periode daarna - bij de seksuele handelingen wel degelijk een rol heeft gespeeld en dat daarbij voor [slachtoffer 4] enige vorm van afhankelijkheid van de verdachte van invloed is geweest.
Conclusie
Dit leidt tot de slotsom dat het onder 5 ten laste gelegde (ontucht) wettig en overtuigend bewezen is.
4.4. Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in de periode van
01 december 2008 tot en met 30 september 2012 te Ridderkerk en/of Barendrecht en/of elders in Nederland,
meermalen,
terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en
demaatschappelijk zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , die zich als patiënt en
cliënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd, immers heeft hij als therapeut en/of hulpverlener in zijn relatie met haar
meermalen ontuchtig
-haar schaamstreek en/of borst(en) betast) en/of
- zijn penis door haar laten betasten en/of likken en/of zoenen en/of
- aan haar borst(en)/tepel(s) gezogen en/of gelikt en/of
- zijn vinger(s) in haar vagina gebracht en/of gehouden en/of
- in/aan haar vagina, althans tussen/aan haar schaamlippen, gelikt en/of
- zijn penis in haar mond gebracht en/of gehouden en/of
- zich door haar laten aftrekken en/of
- zijn penis in haar vagina en/of anus en/of tussen haar schaamlippen
gebracht en/of gehouden en/of
- haar ge(tong)zoend;
3.
hij in de periode van 01 juni 2013 tot en met 30 april 2014 te Meerkerk , gemeente Zederik, en
Hoogblokland , gemeente Giessenlanden,
terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of
demaatschappelijke
zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2] , die zich als
patiënt en cliënt aan verdachte's hulp en zorg had toevertrouwd,
immers heeft hij als therapeut en hulpverlener in zijn relatie met haar ontuchtig
haar borsten en/of buik en/of schaamstreek en/of billen betast
en/of gewreven;
4.
hij in de periode van 01 augustus
2013tot en met 15 september 2014 te Hoogblokland , gemeent Giessenlanden ,
meermalen, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en de maatschappelijke zorg,
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 3] ( [voornaam] ), die zich als
patiënt en cliënt aan verdachte's hulp en zorg had toevertrouwd,
immers heeft hij als therapeut en hulpverlener in zijn relatie met haar (meermalen) ontuchtig:
- haar borsten en/of vagina betast en/of aan/over de vagina gelikt en/of
- zijn penis in haar anus en/of mond gebracht en/of gehouden en/of
- zijn penis door haar laten betasten en/of zich door haar laten aftrekken;
5.
hij in de periode van 09 september 2004 tot en met 31 december 2012 te Ridderkerk en elders in
Nederland, meermalen
terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en de maatschappelijk zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 4] , die zich als patiënt en
cliënt aan verdachte's hulp en zorg had toevertrouwd,
immers heeft hij als therapeut en/of hulpverlener in zijn relatie met haar (meermalen) ontuchtig
- haar vagina en/of borsten betast en/of gelikt en/of
- zijn penis in haar vagina en/of mond en/of tussen haar billen gebracht en/of
;
- zijn vinger(s) in haar anus gebracht en/of
- zijn penis door haar laten betasten en/of aftrekken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2, 3, 4 en 5
telkens
werkzaam in de gezondheidszorg en de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt en cliënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft als leider van een evangelisch therapeutisch centrum met tenminste vier vrouwen seksuele handelingen verricht die indruisen tegen alle normen en waarden die een therapeut en hulpverlener in acht zou moeten nemen. Bij drie slachtoffers was er sprake van vergaande seksuele handelingen waaronder het binnendringen van het lichaam en bij het vierde slachtoffer is het bij strelen over de borsten, billen en schaamstreek gebleven.
Het misbruik beslaat steeds langdurige periodes, variërend van meerdere maanden tot 12 jaren.
De slachtoffers waren allen zeer kwetsbare vrouwen met ernstige persoonlijkheidsproblematiek. De verdachte noemde de mensen die op zijn therapeutisch centrum verbleven een zeer moeilijke groep. Zij waren te slecht om alleen te wonen maar te goed om opgenomen te worden. De verdachte wilde aan deze groep mensen warme persoonlijke zorg aanbieden op een christelijke basis. De verdachte is in dit doel ten aanzien van de slachtoffers ernstig tekort geschoten. Hij heeft niet alleen misbruik gemaakt van zijn rol als therapeut/begeleider maar ook van zijn rol als voorganger.
De verdachte werd naar eigen zeggen op handen gedragen en vanuit die positie heeft hij de slachtoffers doen geloven dat de seksuele handelingen die hij hen liet ondergaan een helende werking zouden hebben en zouden bijdragen aan hun genezing. Terwijl hij voorwendde dat hij het beste met hen voorhad, heeft hij de lichamelijke integriteit van de slachtoffers op grove wijze geschonden en zich overgegeven aan zijn eigen lustgevoelens en seksuele fantasieën. Dat de verdachte op een dergelijke ernstige en grootschalige wijze misbruik heeft gemaakt van de afhankelijkheidsrelatie die er bestond tussen hem en zijn slachtoffers, rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Temeer daar de verdachte op de hoogte was van de slechte geestelijke gesteldheid van de slachtoffers toen zij bij [naam Hoeve 1] en [naam Hoeve 2] binnen kwamen voor hulp en behandeling en er bij enkele van hen ook sprake was van eerder seksueel misbruik. De rechtbank rekent het de verdachte tevens zwaar aan dat hij sommige slachtoffers na een tijdje promoveerde tot teamlid, terwijl zij daar nog te kwetsbaar voor waren, en onder die noemer probeerde de strafwaardigheid van zijn handelen te verhullen.
Het is algemeen bekend dat dergelijke ernstige zedenfeiten, waarbij de lichamelijke integriteit keer op keer wordt geschonden, een grote impact hebben op de slachtoffers hiervan. Zij ondervinden vaak nog jaren last van het misbruik en de vraag is of zij ooit nog geheel zorgeloos kunnen genieten van hun eigen lichaam en seksualiteit.
Twee van de slachtoffers hebben door middel van een schriftelijke slachtofferverklaring verwoord welke impact het handelen van de verdachte voor hen heeft gehad.
Een slachtoffer schrijft dat toen zij als een dochter van verdachte ging houden, de therapie met seks werd vermengd. Zij draagt nu naar eigen zeggen een levenslange schaamte met zich mee. De verdachte heeft haar leven in alle facetten verwoest.
Uit de andere verklaring blijkt eveneens dat het slachtoffer nog dagelijks hinder ondervindt van het handelen van de verdachte en het verblijf op [naam Hoeve 2] .
De verdachte heeft gedurende het politieonderzoek en ook tijdens de behandeling ter terechtzitting geen blijk gegeven van enig inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen. Hoewel hij toegeeft dat er enkele seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, ontkent hij het gros van de beschuldigingen. De rechtbank acht het in dit verband ook zorgelijk dat de verdachte van mening was dat er met de vele slachtoffers geen sprake was van een maatschappelijk verzorger / cliënt relatie, maar van een relatie tussen werkgever en werknemer. Dat de ‘teamleden’ nog overduidelijk zorg nodig hadden, zoals genoegzaam uit het dossier blijkt, lijkt de verdachte niet te willen inzien.
De ernst van de feiten rechtvaardigt de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening met de hoge leeftijd van de verdachte. Gebleken is dat de detentie hem daardoor zwaarder valt dan voor de gemiddelde gedetineerde.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 augustus 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het rapport van L. Vermeulen, GZ-psycholoog en M.J. van Haren, psychiater beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum.
Omdat de verdachte heeft geweigerd om zijn medewerking te verlenen aan een persoonlijkheidsonderzoek door gedragsdeskundigen is hij klinisch geobserveerd in het Pieter Baan Centrum. De verdachte heeft de medewerking aan dit onderzoek ook grotendeels geweigerd. Op basis van de beperkt beschikbare informatie hebben de deskundigen geadviseerd om de verdachte geheel toerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank ziet geen aanleiding om hierover anders te beslissen en acht de verdachte volledig toerekeningsvatbaar voor de bewezen verklaarde feiten.
Door de deskundigen is gelet op de beperkingen van het onderzoek geen uitspraak gedaan over de kans op recidive.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier evenwel een gevaar voor herhaling. De rechtbank acht in dat verband van belang dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest. De verdachte is toen vrijgesproken maar kennelijk heeft deze strafzaak hem er niet van kunnen weerhouden om seksueel getinte behandelingen aan te bieden op zijn zorgcentrum. De rechtbank acht tevens van belang dat de verdachte na zijn vertrek op [naam Hoeve 1] niet gestopt is met de zorgverlening maar een nieuw zorgcentrum is begonnen. Ook nu de verdachte in detentie zit, is zijn vrouw met een oud-medewerker betrokken bij een nieuwe opvanggelegenheid.
Gelet op het gevaar voor herhaling acht de rechtbank een fors voorwaardelijk strafdeel passend en geboden. Gezien de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte zal de rechtbank hier een proeftijd van vijf jaren aan verbinden, alsmede de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en haar broer, de heer [getuige 9] . De rechtbank ziet hiertoe aanleiding nu er aanwijzingen zijn dat de verdachte vanuit het huis van bewaring aangaande deze zaak contact heeft geprobeerd op te (laten) nemen met aan de zaak gerelateerde personen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de op te leggen bijzondere voorwaarde, inhoudende een contactverbod, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Hoewel de verdachte heeft verklaard dat hij niets meer met de zorg van doen wil hebben, is de rechtbank hier gezien het voorgaande niet gerust op. De rechtbank wil zekerheid hebben dat de verdachte niet meer werkzaam zal zijn in de zorg en zij zal de verdachte als bijkomende straf voor de maximale duur, gezien artikel 31 Sr, het recht ontzeggen om als hulpverlener in de (maatschappelijke) zorg te werken.
De officier van justitie heeft haar (forse) eis gebaseerd op de bewezenverklaring van alle alternatief cumulatief ten laste gelegde feiten, inclusief de verkrachtingen gedurende langere periodes. Nu de rechtbank de verdachte van de verkrachtingen, de feitelijke aanranding van de eerbaarheid en voor de feiten 1 en 6 zal vrijspreken, zal de op te leggen straf reeds daarom aanzienlijk lager uitkomen dan de eis van de officier van justitie.
Alles afwegend en kijkend naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd acht de rechtbank na te melden straffen passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 50.000,--aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 2] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 15.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 5] ter zake van het onder 6 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 15.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.
8.1.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
8.1.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gezien de bepleite vrijspraak primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering.
De verdediging heeft subsidiair niet-ontvankelijkverklaring bepleit nu de behandeling van de vordering gezien haar complexiteit een onevenredige belasting van het strafgeding vormt.
8.1.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het (uitsluitend) onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,-- . De rechtbank heeft hierbij aansluiting gezocht bij bedragen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 augustus 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.2.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
8.2.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gezien de bepleite vrijspraak primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering.
De verdediging heeft subsidiair niet-ontvankelijkverklaring bepleit nu de behandeling van de vordering gezien haar complexiteit een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. Volgens de verdediging is op geen enkele wijze duidelijk geworden, hoe de uitgebreide problematiek van de benadeelde partij, die al bestond voordat zijn met de verdachte in aanraking kwam, van invloed is op de huidige psychische gesteldheid van de benadeelde.
8.2.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,-- . De rechtbank heeft hierbij aansluiting gezocht bij bedragen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente 25 augustus 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.3.
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
8.3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
8.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gezien de bepleite vrijspraak primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering.
De verdediging heeft subsidiair niet-ontvankelijkverklaring bepleit nu de behandeling van de vordering gezien haar complexiteit een onevenredige belasting van het strafgeding vormt.
8.3.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde ontucht, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) JAREN;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
1 (één) jaarniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 5 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal met ingang van heden gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [getuige 9] ;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de bijzondere voorwaarde(vul bedrag in) en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte daarnaast tot een bijkomende straf, te weten ontzetting uit het recht tot directe of indirecte uitoefening van een beroep in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg voor de duur van 8 (acht) jaren;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]te Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 5.000,--(
zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 5.000,--(
hoofdsom, zegge:vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 5.000,-- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]te Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 1.500,--(
zegge:vijftienhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.500,--(
hoofdsom, zegge:vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 1.500,-- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
25 (vijfentwintig) dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 5]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.I. Mentink, voorzitter,
en mrs. I.W.M. Laurijssens en R. Terpstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. Herlaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 september 2016.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 juli 1997 tot en met 1 juli 2003 te Ridderkerk en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] ,
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het (meermalen) (telkens)
- betasten van haar schaamstreek en/of borst(en) en/of
- door haar laten betasten en/of likken en/of zoenen van zijn penis en/of
- drukken/plaatsen van zijn lichaam en/of penis tegen/op haar lichaam/
schaamstreek en/of
- zuigen en/of likken aan haar borst(en)/tepel(s) en/of
- brengen en/of houden van zijn vinger(s) en/of (een) vibrator in haar vagina
en/of
- brengen en/of houden van zijn tong en/of penis in haar vagina, althans
tussen haar schaamlippen en/of
- brengen en/of houden van zijn penis in haar mond en/of
- zich door haar laten aftrekken,
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit het/de meermalen, althans eenmaal,
- ( stevig) vastpakken en/of vasthouden van haar en/of
- ( onverhoeds) de slaapkamer van die [slachtoffer 1] betreden en/of (vervolgens)
afsluiten van de kamerdeur en/of afdekken van het slot en/of drukken van
zijn lichaam en/of penis tegen/op haar lichaam en/of (vervolgens) betasten
van haar schaamstreek en/of
- misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht
bestaande dat uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht uit:
* het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 1] en/of
* het feit dat hij haar geestelijk leider en/of voorganger was en/of
* het feit dat hij haar vanaf 1996 therapie en/of dagelijkse bijbelstudies
en/of frustratie-neurose therapie heeft gegeven en/of
hulpverlening heeft geboden en/of
* het feit dat zij woonachtig was in een woning/kamer die toebehoorde aan
hem/de stichting waaraan hij (mede) leiding gaf en er (aldus) een
afhankelijkheidsrelatie tussen hem en haar was ontstaan en/of
* haar kwetsbaarheid en/of beinvloedbaarheid en/of psychische gesteldheid,
en bestaande dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht uit onder meer:
* het (vervolgens) (meermalen) mededelen/voorstellen (dat/om):
- fysiek contact een onderdeel van de therapie vormde en/of
- hij niet verder kwam met de therapie omdat zij te gesloten was en/of
- haar seksuele gevoelens op te wekken en/of van haar een vrouw te maken
en/of
- een vrouw pas een vrouw is als een man in haar kan en/of
- dat zij op en top vrouw zou zijn als zij gemeenschap met hem zou hebben
en/of
- " God kan jou niet helpen. Het zit zo diep. Alleen sekstherapie werkt
voor jou" en/of
- hij zichzelf opofferde om haar te genezen en/of dat het goed voor haar
was om met heel veel mannen seks te hebben om zich emotioneel te
ontwikkelen en/of
- seksuele handelingen verrichten met hem helend was voor haar en hem
althans woorden van gelijke aard/strekking en/of
* (vervolgens) betasten van haar borsten en/of (vervolgens/daarbij)
mededelen: "dit is goed, dit is een doorbraak" en/of
(vervolgens) mededelen dat de therapie goed werkte omdat haar gevoelens
loskwamen en/of dat zij niets mocht vertellen aan (een) ander(en),
althans woorden van gelijke aard/strekking en/of
- het feit dat zij (aldus) door hem in een situatie/toestand is gebracht
waarin/waardoor zij zich niet kon onttrekken;
art 242 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 december 2008 tot en met 30 december 2012 te Ridderkerk en/of Barendrecht
en/of Moordrecht en/of Maarssen en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] ,
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het (meermalen),
- betasten van de schaamstreek en/of haar borst(en)van die [slachtoffer 1] en/of
- door die [slachtoffer 1] laten betasten en/of likken en/of zoenen van zijn,
verdachtes, penis en/of
- zuigen en/of likken aan de borst(en)/tepel(s) van die [slachtoffer 1] en/of
- brengen en/of houden van een vinger in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- likken in/aan de vagina van die [slachtoffer 1] , althans tussen/aan de schaamlippen
van die [slachtoffer 1] en/of
- brengen en/of houden van een penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
- zich door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en/of
- brengen en/of houden van zijn penis in de vagina van en/of anus
en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of
- ( tong)zoenen van/met die [slachtoffer 1] ,
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit het/de meermalen, althans eenmaal,
- misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht
bestaande dat uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht uit:
* het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 1] en/of
* het feit dat hij haar geestelijk leider en/of voorganger was en/of
* hij haar vanaf 1996 tot en met 2006 therapie en/of (dagelijkse)
bijbelstudies en/of frustratie-neurose therapie heeft gegeven en/of
hulpverlening heeft geboden en/of seksueel heeft misbruikt en/of
* hij haar vanaf 2008 (wederom) therapie heeft gegeven en/of hulpverlening
heeft geboden en/of
* het feit dat zij woonachtig was in een woning/kamer die toebehoorde aan
hem/de stichting waaraan hij (mede) leiding gaf en er (aldus) een
afhankelijkheidsrelatie tussen hem en haar was ontstaan
* het feit dat hij/die stichting vanaf maart 2009 haar
werkgever/leidinggevende was en/of zij (aldus) financieel afhankelijk van
hem/die stichting was en/of
* haar kwetsbaarheid en/of beinvloedbaarheid en/of psychische gesteldheid
en bestaande dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht uit het:
- tijdens/na voornoemde seksuele handelingen mededelen dat hij het fijn
vond en nodig had en/of dat het genezend was en/of dat zij nu écht een
vrouw was, althans woorden van gelijke aard/strekking en/of
- aan haar mededelen dat (bezoeken aan) parenclubs genezend waren en/of
grenzeloosheid, vrijheid en God hun genezing waren, althans woorden van
gelijke aard/strekking en/of
(vervolgens/daarbij) verzoeken/voorstellen mee te gaan en/of haar mee te
nemen naar (een)parenclub(s) en/of
- in haar bijzijn verrichten van seksuele handelingen met M. [getuige 4] en/of
(daarbij) mededelen dat [slachtoffer 1] toe moest kijken en/of dat verdachte en/of
[getuige 4] het prettig zouden vinden als [slachtoffer 1] zou toekijken en/of
- haar mededelen dat zij geen moederliefde kende en seks met een vrouw haar
goed zou doen, althans woorden van gelijke aard/strekking en/of
- haar mededelen dat haar probleem zo groot was dat zelfs God er niet
bij kon en seks met zijn drieen en bevrijdend bidden de oplossing zouden
zijn, althans woorden van gelijke aard/strekking en/of
- feit dat zij (aldus) door hem en/of zijn mededader in een situatie/toestand
is gebracht waaraan/waardoor zij zich niet kon onttrekken;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 december 2008 tot en met 30 september 2012 te Ridderkerk en/of Barendrecht
en/of Moordrecht en/of Maarssen en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke
zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , die zich als patiënt en/of
cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd,
immers heeft hij als therapeut en/of hulpverlener in zijn relatie met haar
(meermalen) (telkens) ontuchtig
- haar schaamstreek en/of borst(en) betast) en/of
- zijn penis door haar laten betasten en/of likken en/of zoenen en/of
- aan haar borst(en)/tepel(s) gezogen en/of gelikt en/of
- zijn vinger(s) in haar vagina gebracht en/of gehouden en/of
- in/aan haar vagina, althans tussen/aan haar schaamlippen, gelikt en/of
- zijn penis in haar mond gebracht en/of gehouden en/of
- zich door haar laten aftrekken en/of
- zijn penis in haar vagina en/of anus en/of tussen haar schaamlippen
gebracht en/of gehouden en/of
- haar ge(tong)zoend;
art 249 Wetboek van Strafrecht
(ZAAK 2: [slachtoffer 2] )
3.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 juni 2013 tot en met 30 april 2014 te Meerkerk , gemeente Zederik, en/of
Hoogblokland , gemeente Giessenlanden en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld en/of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot
het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
namelijk het meermalen, althans eenmaal, betasten van en/of wrijven over de
borst(en) en/of de buik en/of de schaamstreek en/of de billen,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
het (meermalen),(telkens)
- onverhoeds benaderen van haar en/of
- het doorgaan met het verrichten van genoemde seksuele
handelingen, terwijl zij tegen hem had gezegd dat zij (het) niet wilde/dat
hij (haar) betastte/wreef en/of
- misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht
bestaande dat uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht uit het:
* feit dat zij zich aan zijn zorg/hulp had toevertrouwd en/of woonachtig was
in een woning/kamer die toebehoorde aan hem/de stichting waaraan hij
(mede) leiding gaf en er (aldus)een afhankelijkheidsrelatie tussen hem en
haar was ontstaan en/of
* feit dat zij in het verleden seksueel misbruikt was en hij haar bij/voor de
verwerking daarvan begeleidde/behandelde en/of
* haar kwetsbaarheid en/of beinvloedbaarheid en/of psychische gesteldheid
en bestaande dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht uit:
* haar mededelen dat:
- je seks moet hebben en/of je een partner moet hebben en/of
- seks goed is en/of dat aanrakingen goed zijn en/of
- hij had geslapen met [betrokkene 2] , althans een andere patient/client en/of
dat hij ook met [betrokkene 3] , althans een andere patient/client
in bed lag, althans woorden van gelijke aard/strekking
* (tijdens voornoemde seksuele handelingen) tegen haar zeggen dat het
betasten/seks goed/genezend voor haar was en/of
- het feit dat zij (aldus) door hem in een situatie/toestand is gebracht
waarin/waardoor zij zich niet kon onttrekken;
art 246 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 juni 2013 tot en met 30 april 2014 te Meerkerk , gemeente Zederik, en/of
Hoogblokland , gemeente Giessenlanden en/of elders in Nederland,
terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke
zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2] , die zich als
patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd,
immers heeft hij als therapeut en/of hulpverlener in zijn relatie met haar
(telkens) ontuchtig
(over) haar borst(en) en/of buik en/of schaamstreek en/of billen betast van
en/of gewreven;
art 249 van het Wetboek van Strafrecht
(ZAAK 3: [slachtoffer 3] )
4.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 augustus 2011 tot en met 15 september 2014 te Hoogblokland , gemeente
Giessenlanden en/of elders in Nederland,
(meermalen)(telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer 3] , heeft gedwongen tot het
ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam,
namelijk het (meermalen)
- betasten van haar schaamstreek en/of vagina en/of borst(en) en/of
- zijn penis door haar laten betasten en/of zich door haar laten aftrekken
en/of
- likken van/over haar vagina en/of
- brengen en/of houden van zijn penis in haar anus en/of mond,
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit het/de meermalen, althans eenmaal,
- betreden van haar slaapkamer en tegen haar zeggen: "jij bent zo'n mooie
vrouw,ik moet je neuken," althans woorden van gelijke aard/strekking en/of
en/of
- naakt voor haar gaan staan en/of (vervolgens/daarbij) tegen haar
zeggen: "Pijp mij, pijp mij", althans woorden van gelijke aard/strekking
en/of
- het voorover duwen/brengen van haar lichaam en/of vasthouden van
haar pols(en) en/of (vervolgens) zijn penis in haar anus brengen/houden en/of
- misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht,
bestaande dat uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht uit:
* het feit dat hij haar vanaf 2011 (bioresonantie)therapie en/of therapie
heeft gegeven en/of hulpverlening heeft geboden en/of
* het feit dat hij vanaf 2011 haar geestelijk leider was en/of
* het feit dat hij/de stichting waaraan hij (mede) leiding gaf haar vanaf
2011 onderdak heeft verschaft en/of zij geen alternatieve verblijfplaats
had en/of (aldus) voor een verblijfplaats van hem, verdachte, afhankelijk
was en/of
* haar kwetsbaarheid en/of beïnvloedbaarheid en/of psychische gesteldheid,
en bestaande dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voorvloeiend
overwicht uit het:
* bevragen (in het kader van de therapie) over haar huwelijk en/of seksuele
leven en/of met haar spreken over haar huwelijk en/of seksuele leven en/of
* het (vervolgens) (meermalen) mededelen dat:
- zij een mooie vrouw was en/of dat zij met meerdere mannen seks moest
hebben en/of
- hij zich eenzaam voelde in de relatie met zijn vrouw en/of
- hij zo geil als boter was en/of
- hij (de volgende avond/nacht) naar haar kamer zou komen voor seks,
althans woorden van gelijke aard/strekking en/of
- het feit dat zij (aldus) door hem in een situatie/toestand is gebracht
waarin/waardoor zij zich niet kon onttrekken;
art 242 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 augustus 2011 tot en met 15 september 2014 te Hoogblokland , gemeente
Giessenlanden en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke
zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 3] ( [voornaam] ), die zich als
patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd,
immers heeft hij als therapeut en/of hulpverlener in zijn relatie met haar
(meermalen) (telkens) ontuchtig:
- haar borsten en/of vagina betast en/of aan/over de vagina gelikt en/of
- zijn penis in haar anus en/of mond gebracht en/of gehouden en/of
- zijn penis door haar laten betasten en/of zich door haar laten aftrekken;
art 249 Wetboek van Strafrecht
(ZAAK 5: [slachtoffer 4] )
5.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 januari 2000 tot en met 31 december 2012 te Ridderkerk en/of elders in
Nederland
meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld en/of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer 4] , heeft
gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het meermalen, althans eenmaal,
- betasten en/of likken van de vagina en/of borsten
- het brengen en/of houden van zijn penis in haar vagina en/of mond en/of
- het brengen en/of houden van zijn vinger(s) in de anus en/of
- het brengen en/of houden van zijn penis tussen de billen en/of
- het laten betasten en/of aftrekken van zijn, verdachtes,penis
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit het/de meermalen, althans eenmaal
- misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht,
bestaande dat uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht uit:
* het feit dat hij haar vanaf 2000 therapie heeft gegeven en/of
hulpverlening heeft geboden en/of onderdak heeft gegeven en/of
* het feit dat zij woonachtig was in een woning/kamer die toebehoorde aan
hem/de stichting waaraan hij (mede) leiding gaf en/of
* het feit dat hij haar voorganger en/of geestelijk leider was en/of
* het feit dat zij inkomsten (te weten een vrijwilligersbijdrage)
van hem, althans die stichting, ontving en/of
(aldus) financieel van hem/die stichting afhankelijk was en/of
* het feit dat hij/die stichting vanaf 2008 haar werkgever/leidinggevende
was en/of zij (aldus) financieel afhankelijk van hem/die stichting was en/of
* er (aldus) een afhankelijkheidsrelatie tussen hem en haar was ontstaan
en/of
* haar kwetsbaarheid en/of beinvloedbaarheid en/of psychische gesteldheid,
en bestaande dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht uit het (meermalen):
* tijdens een therapiesessie tegen die [slachtoffer 4] zeggen: "Ga maar lekker
op de bank liggen", althans woorden van gelijke aard/strekking, en/of
(vervolgens) op die [slachtoffer 4] gaan liggen en/of (daarbij) zijn
onderlichaam te bewegen en/of
* tegen die [slachtoffer 4] zeggen dat het (seksuele handelingen) goed voor
haar was en/of dat het genezend was, althans woorden van gelijke
aard/strekking en/of
- zijn lichaam op handen en knieen boven haar lichaam plaatsen
(met zijn penis in de directe omgeving van haar hoofd) en/of
(vervolgens)zijn hand(en) tegen de achterzijde van haar hoofd plaatsen
en/of
- het feit dat zij (aldus) door hem in een situatie/toestand is gebracht
waardoor/waaraan zij zich niet kon onttrekken;
art 242 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
09 september 2004 tot en met 31 december 2012 te Ridderkerk en/of elders in
Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke
zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 4] , die zich als patiënt en/of
cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd,
immers heeft hij als therapeut en/of hulpverlener in zijn relatie met haar
(meermalen)(telkens) ontuchtig
- haar vagina en/of borsten betast en/of gelikt en/of
- zijn penis in haar vagina en/of mond en/of tussen haar billen gebracht en/of
gehouden;
- zijn vinger(s) in haar anus gebracht en/of gehouden
- zijn penis door haar laten betasten en/of aftrekken
art 249 Wetboek van Strafrecht
(ZAAK 6: [slachtoffer 5] )
6.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
10 december 2007 tot en met 30 november 2008 te Ridderkerk en/of elders in Nederland
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten
[slachtoffer 5] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen,
namelijk het (meermalen)
- plaatsen van zijn hand op en/of betasten van haar schaamstreek en/of billen
en/of borsten en/of
- likken aan en/of kussen van haar oor en/of
- plaatsen van zijn hand tussen haar broeksband en/of onderbroek en/of
(vervolgens) betasten van haar billen,
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit het meermalen, althans eenmaal,
- onverhoeds plaatsen van zijn hand op haar schaamstreek en/of
- betreden van haar kamer en/of op slot draaien van de kamerdeur,
en/of in haar afgesloten kamer
(vervolgens) haar (languit) op het bed duwen/plaatsen en/of achter haar
plaatsnemen/gaan liggen (terwijl [getuige 3] voor haar lag) en/of
(vervolgens) plaatsen van zijn handen op haar bil(len) en/of (daarbij)
tegen haar zeggen dat dit was wat zij nodig had om te genezen, althans
woorden van gelijke aard/strekking en/of
- misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht,
bestaande dat uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht uit:
* het feit dat hij haar vanaf 2007 therapie heeft gegeven en/of
hulpverlening heeft geboden en/of
* het feit dat zij woonachtig was in een woning/kamer die toebehoorde aan
hem/de stichting waaraan hij (mede) leiding gaf en er (aldus) een
afhankelijkheidsrelatie tussen hem en haar was ontstaan en/of
* haar kwetsbaarheid en/of beinvloedbaarheid en/of psychische gesteldheid
en bestaande dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht uit:
* het tijdens een therapiesessie tegen haar zeggen:
- dat hij/zij haar kon(den) genezen door liefde, aandacht en aanraking
en/of
- dat zij maar op een manier geheeld kon worden, namelijk door aanraking,
positieve aandacht en het woord van Christus,
althans woorden van gelijke aard/strekking en/of
- het feit dat zij (aldus) door hem in een situatie/toestand is gebracht
waarin/waardoor zij zich niet kon onttrekken;
art 246 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
10 december 2007 tot en met 30 november 2008 te Ridderkerk en/of elders in Nederland
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke
zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 5] , die zich als patiënt en/of
cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd,
immers heeft hij als therapeut en/of hulpverlener in zijn relatie met haar
(meermalen)(telkens) ontuchtig
- haar schaamstreek en/of billen en/of borsten betast en/of
- ( aan) haar oor gelikt en/of gekust en/of
- zijn hand tussen haar broeksband en/of onderbroek geplaatst en/of
(vervolgens) haar bil(len) betast;
art 249 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Zaaksdossier 1: proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 56
2.Zaakdossier 1: proces-verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 1] p. 33
3.Ambtshandelingen blz. 244
4.Ambtshandelingen blz. 223, 229-234
5.Ambtshandelingen blz. 33-35
6.Zaakdossier 4 blz. 74.
7.Zaaksdossier 3 blz. 98
8.Zaaksdossier 2: proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] p. 76
9.Proces-verbaal nr. PL1700-2014401693-76, gedelegeerd verhoor L. [getuige 3] , blad 7
10.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris, p. 13
11.Verhoor van de getuige [voorletters] [slachtoffer 1] door de rechter-commissaris, p. 13
12.Aangifte [slachtoffer 2] , p. 19
13.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 4] , p. 83