ECLI:NL:RBROT:2016:7478

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
10/691064-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met steekincident en vernieling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 september 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en vernieling. De verdachte heeft op 28 mei 2016 in Ridderkerk geprobeerd het leven van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], te beroven door met een mes stekende bewegingen in de richting van haar hals, nek en borst te maken. Het slachtoffer heeft hierbij verschillende steekwonden opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet handelde, aangezien hij had geroepen dat hij het slachtoffer dood zou maken en daadwerkelijk met een mes in zijn handen stekende bewegingen maakte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder poging tot moord en bedreiging, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft ook geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd, omdat het slachtoffer geen contact meer met de verdachte wenst.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691064-16
Datum uitspraak: 20 september 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. R.W. Koevoets, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 september 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 impliciet primair (poging moord) en 4 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair (poging doodslag), 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer] , voor een bedrag ter hoogte van € 3.500,00.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 4 zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 3
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, gelet op de verklaring van de aangeefster en het letsel dat bij haar is geconstateerd. Dat zij bang was voor de verdachte en dacht dat het bij die ene keer zou blijven, is een plausibele verklaring voor het feit dat zij in het ziekenhuis en in eerste instantie bij de politie niet heeft verteld dat de verdachte haar in de hand heeft gestoken.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen kan worden. De verdachte heeft verklaard dat niet hij, maar de aangeefster het aardappelschilmesje uit de keuken heeft gepakt. Er ontstond vervolgens een worsteling, waarbij de verdachte het mesje uit de hand van de aangeefster heeft getrokken. Daarbij heeft de aangeefster een snee opgelopen.
Bij verwurging zijn al snel behoorlijke vlekken in de hals te zien. Dergelijke vlekken zijn bij de aangeefster niet aangetroffen.
4.2.3.
Beoordeling
De aangeefster heeft het volgende bij de politie verklaard. In de nacht van 24 op 25 mei 2016 waren de aangeefster en de verdachte in de woning van de aangeefster. De aangeefster is op een gegeven moment naar het toilet gegaan. De verdachte kwam het toilet binnen, pakte haar bij haar keel vast en drukte deze dicht. Met een aardappelschilmesje maakte hij stekende bewegingen richting de aangeefster. Zij heeft dit afgeweerd en voelde dat zij in haar hand gestoken werd.
De verdachte heeft ter zitting het volgende verklaard. Op de avond van 24 mei 2016 waren de aangeefster en de verdachte in de woning van de aangeefster. Op een gegeven moment liep de aangeefster naar de keuken en kwam terug met een aardappelschilmesje. De verdachte heeft haar met één hand bij haar pols vastgepakt. Met zijn andere hand heeft hij het mesje uit haar hand getrokken. Toen heeft zij een snee opgelopen.
De rechtbank overweegt het volgende. De aangeefster is op 25 mei 2016 door een forensisch arts onderzocht. Daarbij is een snijwond tussen haar duim en wijsvinger geconstateerd. De verdachte en de aangeefster geven beiden een andere verklaring voor het ontstaan van de snijwond. De rechtbank is van oordeel dat beide verklaringen plausibel zijn en kunnen passen bij het bij de aangeefster geconstateerde letsel. Derhalve valt niet vast te stellen op welke wijze de snijwond is ontstaan.
De verklaring van de aangeefster dat zij door de verdachte bij haar keel is gepakt, vindt geen steun in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft, gelet op het voorgaande, niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3 primair of subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
4.3.
Bewijswaardering feiten 1 en 2
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd de aangeefster van het leven te beroven en dat hij bij het binnendringen van de woning de ruit van de balkondeur heeft vernield.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte niet heeft gehandeld met voorbedachte raad en ook geen opzet had om de aangeefster te doden. Hij heeft gezwaaid met het mes en de situatie is geëscaleerd. Het letsel dat bij de aangeefster is geconstateerd, wijst ook niet op opzet op de dood van de aangeefster. Het letsel was oppervlakkig. Er zijn geen inwendige organen geraakt.
Ten aanzien van de vernieling van de ruit van de balkondeur heeft de verdachte een andere lezing dan de aangeefster.
4.3.3.
Beoordeling
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank overweegt het volgende.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde (moord) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
De verdachte heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat er in de gang een worsteling heeft plaatsgevonden tussen hem en de aangeefster, maar dat hij zich niets meer kan herinneren vanaf het moment dat hij geslagen werd door een buurman.
Nu de verdachte geen inzicht geeft dan wel kan geven over hetgeen in hem omging ten tijde van de gedragingen, dient de vraag of er sprake is van opzet te worden beantwoord aan de hand van de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht.
Uit het dossier blijkt daarover het volgende.
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte riep dat hij haar dood zou maken, een mes in zijn handen had en met dat mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van haar borst en nek. Verschillende getuigen verklaren dat zij gezien hebben dat de verdachte een mes in zijn handen had en stekende bewegingen maakte richting haar borst, nek en schouder. [getuige] heeft daarnaast verklaard dat hij hoorde dat de verdachte tegen de aangeefster riep: ‘Ik maak je af, ik steek je dood!’. De verdachte was er door omstanders niet toe te bewegen om op te houden met het maken van de stekende bewegingen naar aangeefster; hij moest daartoe kennelijk meermalen met een pijp worden geslagen.
De aangeefster heeft, nadat zij (na hulp van de buurman) los kon komen van de verdachte, gezien dat haar kleding onder het bloed zat. Uit het onderzoek van de forensisch arts blijkt dat de aangeefster twee steekwonden op de voorzijde van haar borstkas rechts, een steekwond op het achterhoofd en een steekwond net onder de haargrens heeft opgelopen.
Nu is gebleken dat de verdachte heeft gezegd dat hij de aangeefster dood wilde maken en hij vervolgens daadwerkelijk met een mes stekende bewegingen richting de borst en nek van de aangeefster heeft gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte willens en wetens en met opzet op de dood van de aangeefster heeft gehandeld. Dat het letsel van de aangeefster niet dodelijk is gebleken, doet aan de opzet daarop niet af.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank overweegt dat de aangeefster en de verdachte ten aanzien van feit 2 verschillend verklaren. De aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij glasgerinkel hoorde, zag dat de ruit van de balkondeur kapot was en dat de verdachte door het raam naar binnen kwam. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij via de achterdeur naar binnen wilde, dat hij zijn been al tussen de deur had, dat de aangeefster de deur terugduwde en dat de ruit daardoor uit de deur werd gedrukt.
Forensische opsporingsambtenaren hebben na onderzoek naar de glasscherven van de ruit geconcludeerd dat het zeer waarschijnlijk is dat de ruit van buiten naar binnen is verbroken. Uit foto 23 genomen tijdens het forensische onderzoek in de woning van de aangeefster blijkt dat de balkondeur van binnen naar buiten wordt geopend.
Deze bevindingen sluiten naar het oordeel van de rechtbank aan bij de verklaring van de aangeefster en niet bij de verklaring van de verdachte. De rechtbank gaat daarom uit van de lezing van de aangeefster.
4.3.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte willens en wetens geprobeerd heeft aangeefster [slachtoffer] van het leven te beroven door met een mes in de hals/nek, het hoofd en de borst van [slachtoffer] te steken en door stekende bewegingen te maken in de richting van de hals, de borst en het bovenlichaam van de aangeefster.
Tevens is bewezen dat de verdachte de ruit van de balkondeur van de aangeefster vernield heeft.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 28 mei 2016 te Ridderkerk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, die [slachtoffer] bij de haren heeft vastgepakt en achterover heeft getrokken en (vervolgens) (meermalen) met een mes, in de hals/nek en het hoofd en de borst en van die [slachtoffer] heeft gestoken en (meermalen) stekende bewegingen heeft gemaakt naar de hals en borst en het bovenlichaam van die [slachtoffer] , zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op 28 mei 2016 te Ridderkerk opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van een (balkon)deur van een woning gelegen aan de [adres 2] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Poging tot doodslag
en
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft getracht het slachtoffer van het leven te beroven door haar met een mes te steken in (de richting van) de hals/nek, het hoofd en de borst. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig misdrijf. Door zijn handelen heeft de verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Dat er geen vitale organen zijn geraakt en het slachtoffer slechts vleeswonden heeft opgelopen, is geenszins aan de verdachte te danken, maar aan het optreden van een buurman.
Uit de slachtofferverklaring blijkt dat de gebeurtenissen grote impact hebben gehad op het slachtoffer. Zij dacht dat zij het niet zou overleven. In de weken na het incident heeft zij in grote angst geleefd.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zichzelf toegang tot de woning van het slachtoffer heeft verschaft door de ruit van de balkondeur te vernielen. Het slachtoffer durfde na het incident niet naar haar huis terug te keren, de plek waar zij zich bij uitstek veilig had moeten kunnen voelen. Daar komt nog bij dat het incident plaats heeft gevonden in de portiek bij de woning van het slachtoffer, waardoor verschillende buren en voorbijgangers het incident hebben gezien. Ook op hen moet dit impact hebben gehad.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 augustus 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Nu deze veroordeling van langere tijd geleden is, weegt de rechtbank dit niet mee bij het bepalen van de op te leggen straf.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater B.A. Blansjaar heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 juli 2016.
Psycholoog T. ‘t Hoen heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 augustus 2016.
Beide deskundigen hebben geen ziekelijke stoornis of gebrekkig ontwikkeling van de geestvermogens bij de verdachte geconstateerd en achten de verdachte volledig toerekeningsvatbaar. Misbruik van alcohol en/of drugs sluiten zij echter niet uit. De psychiater heeft opgemerkt dat bij een bewezenverklaring kan worden overwogen om de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen onder toezicht van de reclassering vanuit de verslavingszorg. De psycholoog heeft de rechtbank in overweging gegeven om verdachte in het kader van bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf een toezicht op te leggen bij een verslavingsreclassering. Van daaruit kan worden bezien of een verdere behandeling gericht op middelenmisbruik aangewezen is.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 augustus 2016. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Gelet op de rapporten van de psychiater en de psycholoog zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Schadevergoedingsmaatregel

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte zal worden opgelegd een schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van € 3.500,00.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen, omdat zulks strijdig zou zijn met de bedoeling van de regeling.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat het slachtoffer uitdrukkelijk heeft aangegeven dat zij niets meer met de verdachte te maken wil hebben. Zij heeft ervoor gekozen zich niet als benadeelde partij te voegen in het strafproces. Wanneer de verdachte, hetzij direct, hetzij via de Staat, een schadevergoeding moet betalen aan het slachtoffer, betekent dit dat het slachtoffer toch weer met de verdachte in aanraking komt. De rechtbank respecteert het standpunt dat het slachtoffer heeft ingenomen en acht het daarom niet opportuun om aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.4.
Conclusie
De rechtbank legt geen schadevergoedingsmaatregel op.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor onder 1 en 2 bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 1 jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaren, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan toezicht door een verslavingsreclassering. Indien de verslavingsreclassering een behandeling gericht op middelenmisbruik noodzakelijk acht, zal de veroordeelde hieraan meewerken.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K. Helmich, voorzitter,
en mrs. A.J.M. van Breevoort en D.L. Spierings, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 mei 2016 te Ridderkerk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
die [slachtoffer] bij de haren heeft vastgepakt en/of achterover heeft getrokken en/of (vervolgens)
(meermalen) met een mes, althans een scherp / puntig voorwerp in de hals/nek en/of het hoofd en/of de borst en/of het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of
(meermalen) (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt naar de hals en/of borst en/of het bovenlichaam van die [slachtoffer] ,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op of omstreeks 28 mei 2016 te Ridderkerk
opzettelijk en wederrechteljjk de ruit van een (balkon)deur van een woning gelegen aan de [adres 2] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 25 mei 2016 te Ridderkerk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] bij de keel heeft vastggepakt en/of de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en/of met een mes een stekende beweging heeft gemaakt naar of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] met dat mes in de (rechter)hand heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 mei 2016 te Ridderkerk
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] bij de keel vast te pakken en/of haar keel dicht te drukken en/of met een mes in de (rechter)hand van die [slachtoffer] te steken;
4.
hij op of omstreeks 25 mei 2016 te Ridderkerk
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd – zakelijk weergegeven – dat hij haar de volgende keer dood zou steken,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.