ECLI:NL:RBROT:2016:7718

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
10 oktober 2016
Zaaknummer
ROT 16/2039
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep bestuursrecht

In deze zaak heeft verzoeker eerder beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op zijn aanvraag om ontheffing van de arbeidsplicht. Dit beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat verzoeker het griffierecht niet had betaald. Vervolgens heeft verzoeker opnieuw beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op dezelfde aanvraag. De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat, indien het beroep niet was ingetrokken, het beroepschrift niet-ontvankelijk zou zijn verklaard omdat het onredelijk laat was ingediend. De rechtbank baseert zich hierbij op artikel 6:12 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en verwijst naar een eerdere uitspraak van 30 maart 2016 (ECLI:NL:RBROT:2016:2335).

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 16/2039
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2016 als bedoeld in artikel 8:75a in verbinding met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[Naam], te [Plaats], verzoeker,

gemachtigde: mr. S. Karkache,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 16 maart 2016 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op zijn aanvraag van 1 april 2015 om ontheffing van de arbeidsplicht.
Bij brief van 11 april 2016 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op verzoekers aanvraag.
Bij brief van 14 april 2016 heeft verzoeker het beroep ingetrokken en de rechtbank op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht verweerder bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder is door de rechtbank in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld.
2. De rechtbank stelt vast dat verzoeker reeds op 10 juli 2015 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op zijn aanvraag van 1 april 2015 om ontheffing van de arbeidsplicht. Dit beroep is op 9 oktober 2015 niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht. Vervolgens is door verzoeker nogmaals beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op dezelfde aanvraag. Gelet op het artikel 6:12, vierde lid, van de Awb is de rechtbank van oordeel dat – indien het beroep niet zou zijn ingetrokken – het beroepschrift door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard zou zijn omdat het onredelijk laat is ingediend (Rb. Rotterdam 30 maart 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:2335). Onder die omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om het verzoek tot om toepassing van artikel 8:75a van de Awb te honoreren. Het verzoek is dan ook kennelijk ongegrond, zodat verder onderzoek niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Gijzen, rechter, in aanwezigheid van
L.A. Geraedts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.