Uit de verklaringen van de gesmokkelden blijkt dat zij ongeveer een uur in de vrachtwagen hebben gezeten voordat zij werden ontdekt. Uit de tachograafdata van de vrachtwagen blijkt dat de verdachte twee keer, anders dan door een verkeersstop, heeft stilgestaan. De eerste keer betrof een stop op een parkeerplaats langs de A1, ter hoogte van Lochem. De tweede keer betrof een stop op een parkeerplaats langs de A12, ter hoogte van Bodegraven. De reistijd van Bodegraven naar Hoek van Holland bedraagt ongeveer een uur. Vanaf Lochem duurt de reis naar Hoek van Holland aanmerkelijk langer, namelijk ruim twee uur. Gelet daarop komt de rechtbank tot de conclusie dat de Vietnamezen op de parkeerplaats bij Bodegraven in de vrachtwagen moeten zijn geklommen.
Over de wijze waarop de Vietnamezen de vrachtwagen in zijn gegaan, blijkt uit het dossier het volgende. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat de vrachtwagen in Polen is verzegeld. Tijdens de controle in Hoek van Holland heeft hij het zegel verbroken. Bij het onderzoek aan het zegel is een verdikking in het plastic geconstateerd, die erop wijst dat het zegel eerder verbroken is geweest en weer is samengesmolten. Het plastic van het zegel loopt voor en na de verdikking namelijk niet loodrecht door.
Blijkens de tachograafdata heeft de verdachte ruim 11 minuten stilgestaan op de parkeerplaats bij Bodegraven. Naar eigen zeggen is de verdachte toen naar het toilet geweest en heeft hij niets vreemds gezien bij zijn vrachtwagen. De rechtbank acht het, ook in aanmerking nemende dat verdachte verklaard heeft dat hij de vrachtwagen niet op een afgelegen plek geparkeerd heeft en dat hij bij daglicht geparkeerd heeft, echter niet geloofwaardig dat in het korte tijdsbestek van 11 minuten het zegel is verbroken, er zes personen in de vrachtwagen zijn gestapt en het zegel weer is versmolten zonder dat de verdachte daarvan iets heeft gemerkt of gezien.
Daar komt bij dat de verdachte, vanaf het moment dat hij Nederland binnen reed, elf keer telefonisch contact heeft gehad met een telefoonnummer dat onder de naam ‘Anglia’ (Pools voor Engeland) in zijn telefoon stond. De verdachte heeft voor die telefoongesprekken geen verklaring gegeven. Het heeft er daarom de schijn van dat hij via de telefoon instructies kreeg van de achter deze ‘Anglia’ verborgen persoon of personen, althans dat hij telefonisch overleg voerde over de mensensmokkel.
Voorts zijn er in de geschiedenis van zijn navigatiesysteem twee Nederlandse bestemmingen aangetroffen, waarvoor de verdachte geen verklaring heeft gegeven: een straat in Hoek van Holland en een straat in Woerden. De laatste bestemming is nabij Bodegraven. Dat werpt de vraag op waarom de verdachte naar een plaats nabij Bodegraven reed, terwijl niet ver daarvandaan de gesmokkelden in zijn vrachtwagen zijn gestapt en zijn eigenlijke bestemming Hoek van Holland was.
Tot slot heeft de verdachte verklaard dat hij, toen hij in Hoek van Holland was aangekomen, een slot heeft geplaatst op de vrachtwagen. Op de vraag waarom hij het slot pas toen heeft geplaatst, terwijl hij er al een lange reis op had zitten, heeft hij geen antwoord kunnen geven anders dan dat hij dat niet kan uitleggen.
Op grond van deze omstandigheden, in samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat de verdachte moet hebben geweten dat hij het laatste uur van zijn reis naar Hoek van Holland de zes Vietnamese personen heeft vervoerd. In aanmerking genomen dat alle feitelijke handelingen zijn gericht op het vervoer van de even daarvoor in Nederland gearriveerde Vietnamezen naar Engeland is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van het behulpzaam zijn van de verdachte bij de doorreis door Nederland. De vraag of er sprake is van winstbejag is gelet hierop dan ook niet relevant en zal onbesproken blijven.