ECLI:NL:RBROT:2016:7980

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2016
Publicatiedatum
19 oktober 2016
Zaaknummer
10/750177-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel van Vietnamese personen onder levensgevaarlijke omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel. De verdachte, een vrachtwagenchauffeur, vervoerde zes Vietnamese personen in zijn gekoelde vrachtwagen door Nederland. De omstandigheden waaronder dit gebeurde waren levensgevaarlijk; de vrachtwagen was vrijwel luchtdicht afgesloten en de temperatuur binnen lag rond het vriespunt. De Vietnamese personen zaten ongeveer een uur in de vrachtwagen zonder voedsel of warme kleding. De rechtbank concludeert dat de verdachte op de hoogte moest zijn van de aanwezigheid van deze personen, gezien de omstandigheden en zijn gedrag tijdens de reis. De verdachte ontkende echter kennis te hebben van de gesmokkelden en stelde dat hij niets ongewoons had gezien tijdens zijn stops. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door de gesmokkelden te vervoeren, hen behulpzaam was bij hun wederrechtelijke doorreis door Nederland. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, wat de rechtbank ook oplegde. De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar, vooral gezien de levensgevaarlijke omstandigheden waarin de Vietnamese personen zich bevonden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750177-16
Datum uitspraak: 18 oktober 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. M.B. Chylinska, advocaat te Haarlem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is, omdat uit het dossier niet blijkt van een actieve rol van de verdachte, noch van samenwerking met de daadwerkelijke smokkelaars, wetenschap van hetgeen zich heeft voorgedaan of een intentie om daaraan bij te dragen.
4.1.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is. Zij heeft aangevoerd dat ook bewezen is dat de verdachte de Vietnamese personen behulpzaam is geweest bij het verblijf in Nederland, omdat het verblijf daarvoor niet duurzaam hoeft te zijn.
Hoewel de verdachte niets heeft verklaard over een financiële vergoeding en er ook geen geld bij hem is aangetroffen, is er wel sprake van winstbejag. Van winstbejag kan reeds sprake zijn als de handelingen gericht zijn op verrijking. Eén van de gesmokkelden heeft verklaard dat hij 20.000 Amerikaanse dollars heeft betaald voor zijn reis. Daarnaast liep de verdachte een zeker risico door zijn handelen. Gelet daarop kan het niet anders dan dat hij fors geld zou verdienen met de smokkel.
4.1.3.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag. Op 20 april 2016 zijn in Hoek van Holland zes Vietnamese personen aangetroffen in een gekoelde oplegger van een vrachtwagen. De verdachte was de chauffeur van de betreffende vrachtwagen.
De verdachte heeft steeds ontkend dat hij kennis had van de aanwezigheid van de zes Vietnamezen in zijn oplegger.
Uit de verklaringen van de gesmokkelden blijkt dat zij ongeveer een uur in de vrachtwagen hebben gezeten voordat zij werden ontdekt. Uit de tachograafdata van de vrachtwagen blijkt dat de verdachte twee keer, anders dan door een verkeersstop, heeft stilgestaan. De eerste keer betrof een stop op een parkeerplaats langs de A1, ter hoogte van Lochem. De tweede keer betrof een stop op een parkeerplaats langs de A12, ter hoogte van Bodegraven. De reistijd van Bodegraven naar Hoek van Holland bedraagt ongeveer een uur. Vanaf Lochem duurt de reis naar Hoek van Holland aanmerkelijk langer, namelijk ruim twee uur. Gelet daarop komt de rechtbank tot de conclusie dat de Vietnamezen op de parkeerplaats bij Bodegraven in de vrachtwagen moeten zijn geklommen.
Over de wijze waarop de Vietnamezen de vrachtwagen in zijn gegaan, blijkt uit het dossier het volgende. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat de vrachtwagen in Polen is verzegeld. Tijdens de controle in Hoek van Holland heeft hij het zegel verbroken. Bij het onderzoek aan het zegel is een verdikking in het plastic geconstateerd, die erop wijst dat het zegel eerder verbroken is geweest en weer is samengesmolten. Het plastic van het zegel loopt voor en na de verdikking namelijk niet loodrecht door.
Blijkens de tachograafdata heeft de verdachte ruim 11 minuten stilgestaan op de parkeerplaats bij Bodegraven. Naar eigen zeggen is de verdachte toen naar het toilet geweest en heeft hij niets vreemds gezien bij zijn vrachtwagen. De rechtbank acht het, ook in aanmerking nemende dat verdachte verklaard heeft dat hij de vrachtwagen niet op een afgelegen plek geparkeerd heeft en dat hij bij daglicht geparkeerd heeft, echter niet geloofwaardig dat in het korte tijdsbestek van 11 minuten het zegel is verbroken, er zes personen in de vrachtwagen zijn gestapt en het zegel weer is versmolten zonder dat de verdachte daarvan iets heeft gemerkt of gezien.
Daar komt bij dat de verdachte, vanaf het moment dat hij Nederland binnen reed, elf keer telefonisch contact heeft gehad met een telefoonnummer dat onder de naam ‘Anglia’ (Pools voor Engeland) in zijn telefoon stond. De verdachte heeft voor die telefoongesprekken geen verklaring gegeven. Het heeft er daarom de schijn van dat hij via de telefoon instructies kreeg van de achter deze ‘Anglia’ verborgen persoon of personen, althans dat hij telefonisch overleg voerde over de mensensmokkel.
Voorts zijn er in de geschiedenis van zijn navigatiesysteem twee Nederlandse bestemmingen aangetroffen, waarvoor de verdachte geen verklaring heeft gegeven: een straat in Hoek van Holland en een straat in Woerden. De laatste bestemming is nabij Bodegraven. Dat werpt de vraag op waarom de verdachte naar een plaats nabij Bodegraven reed, terwijl niet ver daarvandaan de gesmokkelden in zijn vrachtwagen zijn gestapt en zijn eigenlijke bestemming Hoek van Holland was.
Tot slot heeft de verdachte verklaard dat hij, toen hij in Hoek van Holland was aangekomen, een slot heeft geplaatst op de vrachtwagen. Op de vraag waarom hij het slot pas toen heeft geplaatst, terwijl hij er al een lange reis op had zitten, heeft hij geen antwoord kunnen geven anders dan dat hij dat niet kan uitleggen.
Op grond van deze omstandigheden, in samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat de verdachte moet hebben geweten dat hij het laatste uur van zijn reis naar Hoek van Holland de zes Vietnamese personen heeft vervoerd. In aanmerking genomen dat alle feitelijke handelingen zijn gericht op het vervoer van de even daarvoor in Nederland gearriveerde Vietnamezen naar Engeland is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van het behulpzaam zijn van de verdachte bij de doorreis door Nederland. De vraag of er sprake is van winstbejag is gelet hierop dan ook niet relevant en zal onbesproken blijven.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte behulpzaam is geweest bij de doorreis van de zes Vietnamezen door Nederland, terwijl hij wist dat die doorreis wederrechtelijk was.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 19 april 2016 tot en met 20 april 2016 te
Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans in Nederland
in de uitoefening van enig ambt of beroep, te weten zijn beroep van vrachtwagenchauffeur,
6 ( zes), (meerderjarige en minderjarige) personen met de Vietnamese nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij
dedoorreis door Nederland terwijl hij, verdachte (telkens) wist dat die doorreis wederrechtelijk was,
immers heeft hij, verdachte,
- bovengenoemde personen in een koelwagen vervoerd door Nederland, en
- een ticket aangeschaft voor de ferry (Stena Line) naar Groot-Brittannië, en
aldus de doorreis door Nederland van die bovengenoemde personen gefaciliteerd, terwijl als gevolg hiervan levensgevaar voor een ander, te weten voornoemde 6 (zes personen met de Vietnamese nationaliteit, te duchten was.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Het een ander behulpzaam zijn bij doorreis door Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat die doorreis wederrechtelijk is,
terwijl van dit feit levensgevaar viel te duchten, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de uitoefening van zijn beroep als chauffeur zes personen, zowel meerderjarigen als minderjarigen, met de Vietnamese nationaliteit gesmokkeld door ze in zijn vrachtwagen te vervoeren van Bodegraven naar Hoek van Holland en met als bestemming Engeland. Door mensensmokkel wordt het overheidsbeleid inzake de bestrijding van illegaal verblijf en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist. Een en ander klemt temeer nu in Europa sprake is van een vluchtelingencrisis. Hoewel niet is gebleken dat de verdachte de initiator is van de mensensmokkel, heeft de verdachte met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit. Het vervoer van de Vietnamese personen vond bovendien plaats in een koeltrailer die vrijwel luchtdicht was afgesloten en die van binnenuit niet te openen was. De zes personen hebben gedurende ongeveer een uur in de vrachtwagen gezeten, terwijl de temperatuur rond het vriespunt lag en zij niet werden voorzien in voedsel en warme kleren. Dit waren levensgevaarlijke omstandigheden, waaruit zij bij geluk na een uur werden verlost. Gelet op hun lichamelijke gesteldheid op het moment van ontdekking moet betwijfeld worden of zij allen de periode dat zij nog in de vrachtwagen zouden hebben gezeten, welke periode op ten minste 9,5 uur moet worden geschat, ongeschonden zouden zijn doorgekomen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 september 2016, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V. Mul, voorzitter,
en mrs. P. de Bruin en S. Zuidwijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 19 april 2016 tot en met 20 april 2016 te
Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans in Nederland en/of Polen tezamen
en in vereniging met anderen, althans alleen,
in de uitoefening van enig ambt of beroep , te weten zijn beroep van
(vrachtwagen)chauffeur,
6 ( zes), althans één of meer (meerderjarige en/of minderjarige) perso(o)n(en)
met de Vietnamese nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door, en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of
die ander (telkens) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft/hebben
verschaft terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of
ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis en/of
dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer van zijn
mededaders, althans alleen,
- bovengenoemde personen in een door middel van een slot afgesloten koelwagen
vervoerd van Polen naar Nederland en/of door Nederland, en/of
- een ticket aangeschaft voor de ferry (Stena Line) naar Groot-Brittannië,
en/of
(aldus) het verblijf in Nederland en/of het transport en de doorreis door
Nederland van die bovengenoemde pers(o)n(en) georganiseerd en/of
gecoördineerd en/of gefaciliteerd,
terwijl als gevolg hiervan levensgevaar voor een ander, te weten voornoemde 6
(zes), althans één of meer perso(o)n(en) met de Vietnamese nationaliteit, te
duchten was;
Artikel 197a lid 1, 2, 3 en 5 Wetboek van Strafrecht