ECLI:NL:RBROT:2016:7981

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2016
Publicatiedatum
19 oktober 2016
Zaaknummer
10/691017-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor moord en (gekwalificeerde) doodslag, veroordeling voor cocaïne en vuurwapenbezit

Op 19 oktober 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van moord en (gekwalificeerde) doodslag op twee Albanezen in de drugsscene. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de moord en doodslag, omdat het bewijs voor medeplegen niet overtuigend was. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader, en dat de rol van de verdachte in de schietpartij onduidelijk bleef. De verdachte was wel schuldig aan het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en het voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte had samen met een ander twee semi-automatische vuurwapens en een grote som geld meegenomen naar Rotterdam om een drugsdeal te sluiten. De rechtbank benadrukte de gevaren van het voorhanden hebben van vuurwapens in de context van drugshandel, wat de straf verhogend beïnvloedde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691017-15
Datum uitspraak: 19 oktober 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder bekende vast woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie.
Raadsman mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 oktober 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie (hierna: officier van justitie) mr. M. Luijpen en mr. L.C. Visser hebben gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair impliciet primair (moord) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair impliciet subsidiair (doodslag), 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair impliciet primair ten laste gelegde (moord) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Naar de mening van de officier van justitie is de enige conclusie die getrokken kan worden op basis van het sporenbeeld in de woning aan de [adres] dat de verdachte het in de woning aangetroffen FEG 7.65 vuurwapen heeft gebruikt en het slachtoffer [slachtoffer 2] het vuurwapen Glock .40. Gelet op het aangetroffen DNA van de verdachte op de FEG 7.65 en de verklaring van de getuige [getuige] staat voor de officier van justitie tevens vast dat (ook) de verdachte heeft geschoten.
De verdachte is samen met in ieder geval [betrokkene 1] (ook wel [betrokkene 1] genoemd) naar Rotterdam gekomen om verdovende middelen te kopen. Voor deze koop hadden zij wapens meegenomen, welke wapens door de verdachte na aankomst in Rotterdam uit de auto zijn gepakt. De verdachte wist dat de verkopers bewapend waren. Er is op een gegeven moment door beide partijen over en weer geschoten in een zeer kleine ruimte.
Volgens de officier van justitie is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [betrokkene 1]. De verdachte heeft immers zowel in de voorbereiding een rol gespeeld door vuurwapens mee te nemen als ook ter plaatse een significante en wezenlijke bijdrage geleverd door te worstelen met [slachtoffer 2] en te schieten met een vuurwapen. De verdachte wist wat er ging gebeuren - de koop van een grote hoeveelheid verdovende middelen -, hij wist dat de slachtoffers bewapend zouden zijn en hij heeft zichzelf in een gevaarlijke situatie gebracht waarin het gebruik van een vuurwapen zou kunnen plaatsvinden. Toen dit eenmaal gebeurde heeft de verdachte het door hem meegenomen vuurwapen ook gebruikt.
Er is niet vast te stellen wie waar heeft gestaan in de woning tijdens het schieten en in welke richting er is geschoten. Deze omstandigheid mag wat de officier van justitie betreft niet in het voordeel van de verdachte wegen. De verdachte heeft immers zelf een vuurwapen gehanteerd en door te schieten de aanmerkelijke kans voor lief genomen dat er dodelijke slachtoffers zouden vallen.
Nu bij medeplegen niet is vereist dat de rollen van beide daders volstrekt inwisselbaar zijn geweest, maakt het ook in dat opzicht niet uit dat niet exact is vast te stellen wie welke handeling heeft gepleegd. De bijdrage van de verdachte aan de dodelijke schietpartij is volgens de officier van justitie voldoende significant en wezenlijk geweest om de verdachte mede aansprakelijk te houden voor de dood van de twee slachtoffers.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien vast is komen te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat de verdachte op 15 januari 2015 samen met een persoon, die door hem [betrokkene 1] wordt genoemd, in een woning aan de [adres]
te Rotterdam is geweest. De verdachte was met [betrokkene 1] in deze woning om tenminste vijf kilo cocaïne te kopen. Zij hadden daarvoor een contant geldbedrag tussen de € 150.000,-en € 160.000,- bij zich. Op enig moment is er in de woning geschoten. Aan de hand van forensisch onderzoek kan worden vastgesteld dat er in de woning tenminste 22 keer over en weer geschoten is met drie verschillende wapens. In de woning zijn twee wapens aangetroffen, te weten een FEG 7.65 en een Glock.40. Gelet op het forensisch onderzoek, de aangetroffen patroonhouder, de aangetroffen 9 mm hulzen en de verklaring van de verdachte, kan worden gesteld dat het derde wapen een 9mm Parabellum wapen is geweest en zeer waarschijnlijk (ook) een semi-automatisch werkend pistool.
De verdachte is tenminste twee keer geraakt met een kogel uit de Glock.40.
In de woning zijn daarnaast de stoffelijke overschotten van twee slachtoffers aangetroffen, te weten de broers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Beide slachtoffers zijn aan bij leven opgelopen doorschotverwondingen overleden, maar niet is gebleken uit welk(e) van de drie betrokken wapens de dodelijke schoten zijn gelost. Voorts is niet op basis van forensisch onderzoek komen vast te staan dat de verdachte zelf heeft geschoten. Het DNA van de verdachte dat op het wapen FEG 7.65 is aangetroffen, rechtvaardigt niet de conclusie dat de verdachte daarmee schoten heeft gelost aangezien de verdachte stelt het wapen in handen te hebben gehad om het aan [betrokkene 1] te geven. Het forensisch onderzoek heeft niet kunnen uitwijzen wie waar heeft gestaan toen er werd geschoten en in welke richting er is geschoten. Dit maakt dat zowel de verklaringen van de verdachte als de verklaringen van de getuige en tevens medeverdachte [getuige] niet of nauwelijks aan de hand van objectieve gegevens op basis van forensisch onderzoek op consistentie en betrouwbaarheid kunnen worden beoordeeld.
De rol van verdachte in de uitvoering van de schietpartij, zoals die op grond van het dossier kan worden vastgesteld, is gelet op het voorgaande naar oordeel van de rechtbank dermate onduidelijk dat aan de hand hiervan niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat de verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de schietpartij. Derhalve is ook de rol van de verdachte in de voorfase en/of achteraf van belang.
In verband daarmee stelt de rechtbank vast dat de verdachte samen met [betrokkene 1] in een Mercedes bus vanuit Amsterdam naar Rotterdam is gereden teneinde bij “de Albanezen in Rotterdam”, zijnde de broers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], tenminste vijf kilo onversneden cocaïne te kopen. De verdachte was al eerder bij een van deze broers, te weten [slachtoffer 1], geweest om voor [betrokkene 1] drugs te kopen. [betrokkene 1] zou hierbij niet aanwezig zijn geweest. De verdachte had bij deze gelegenheden gezien dat [slachtoffer 1] een wapen bij zich droeg.
Voorafgaand aan deze reis naar Rotterdam is de verdachte gebeld door [betrokkene 1] dat hij geld en wapens mee moest nemen. De verdachte heeft het geld en twee wapens - waarvan een volgens de verdachte van een Tsjechisch merk is en het andere wapen een Walther-pistool - meegenomen vanuit een flat in Amsterdam, waar de verdachte verbleef. De verdachte is met [betrokkene 1] naar Rotterdam gereden, waar ze de woning aan de [adres] binnen zijn gegaan. In de woning waren op dat moment de beide broers - de latere slachtoffers - aanwezig. Op een gegeven moment werd de drugs getest in de keuken door in ieder geval [betrokkene 1] en het slachtoffer [slachtoffer 1]. De verdachte was tot die tijd, volgens zijn verklaring, aanwezig in de woonkamer waar het geld werd geteld.
Vervolgens heeft er op enig moment een worsteling in de keuken plaatsgevonden waarna dan wel waarbij ook is geschoten. Blijkens de bevindingen van de forensische opsporing heeft er kennelijk ook in de woonkamer een worsteling plaatsgevonden en ook hier is geschoten.
De rechtbank is van oordeel dat er aanvankelijk sprake lijkt te zijn geweest van een reguliere transactie in de drugshandel, tot het moment van de worsteling en het schieten in de keuken. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling dat het de bedoeling was om de slachtoffers te rippen van de drugspartij, laat staan dat de verdachte van een dergelijke bedoeling op te hoogte was. Ook blijkt nergens uit dat er afspraken zijn gemaakt tussen de verdachte en [betrokkene 1] over het gebruik van vuurwapens. Als er al een motief gevonden kan worden in het feit dat de verdachte op 9 januari 2015 zelf is geript van een partij cocaïne, dan biedt het dossier geen steun voor de conclusie dat tussen de verdachte en [betrokkene 1] besproken is dat “de Albanezen uit Rotterdam” daarvoor verantwoordelijk waren en dat er tussen [betrokkene 1] en de verdachte daarna afspraken zijn gemaakt om wraak te nemen op de broers in Rotterdam. De rol van de verdachte, zoals die thans uit het dossier blijkt, komt neer op het meebrengen van een aanzienlijke hoeveelheid geld en twee wapens naar een woning waar cocaïne zal worden gekocht. Uit het dossier blijkt verder dat de verdachte in de woning aanwezig was toen het slachtoffer [slachtoffer 1] in de keuken op zijn hoofd is geslagen en er in de woning op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is geschoten. Hierbij heeft ook de verdachte meerdere schotwonden opgelopen.
Dat de drie eerder genoemde wapens (FEG, Glock en een 9mm-wapen) bij de schietpartij in de woning zijn gebruikt, is niet aan twijfel onderhevig, maar op welke wijze dat is geweest is onvoldoende duidelijk geworden. Nu de aanleiding van het schieten onduidelijk is gebleven, niet vastgesteld kan worden wie is begonnen, wanneer en in welke richting de diverse personen geschoten hebben en op welk moment de verdachte gewond is geraakt, is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [betrokkene 1] niet is komen vast te staan. Er is bovendien onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de vaststelling van een gezamenlijk plan en de uitvoering hiervan. De bijdrage van de verdachte aan de dood van de broers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zoals die op grond van het dossier kan worden vastgesteld, kan op basis van het dossier onvoldoende specifiek worden geduid en is daarom naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de onder 1 impliciet subsidiair en het subsidiair ten laste gelegde respectievelijk doodslag en gekwalificeerde doodslag.
Zoals de rechtbank reeds heeft overwogen, lijkt er op basis van het dossier tot aan de worsteling sprake geweest te zijn van een in de drugshandel reguliere transactie en biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten voor het aannemen van een ripdeal, oftewel een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de cocaïne of een groot geldbedrag.
De voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte is bovendien ook niet komen vast te staan ten aanzien van een diefstal en/of afpersing met geweld of een poging daartoe, zodat de verdachte ook voor het onder 1 meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde, komt zij niet toe aan het voorwaardelijke verzoek van de verdediging tot nader onderzoek.
4.3.
Nadere bewijs overweging
4.3.1.
Standpunt verdediging ten aanzien van feit 2
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 2 op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van bezit van de cocaïne bij de verdachte, nu de koop nog niet rond was. Ook is er naar de mening van de verdediging geen sprake van medeplegen.
4.3.2.
Beoordeling
Zoals de rechtbank hierboven onder 4.2.2. heeft overwogen is de verdachte naar Rotterdam gekomen om in de woning aan de [adres] tenminste vijf kilo cocaïne te kopen.
De verdachte had daartoe in opdracht van [betrokkene 1] zowel geld als twee wapens meegenomen vanuit Amsterdam. Vervolgens is de verdachte samen met [betrokkene 1] in een busje naar Rotterdam gereden. De verdachte heeft in Rotterdam de wapens en het geld uit het busje gepakt en hij heeft deze samen met [betrokkene 1] meegenomen naar de woning.
In de woning is drugs getest, waarna het schietincident heeft plaatsgevonden. Achteraf heeft onderzoek in de woning uitgewezen dat er in ieder geval zes kilo cocaïne in de woning aanwezig was.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte deze cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. De verdachte was immers op de hoogte van de aanwezigheid van de cocaïne en hij was in de woning met geen ander doel dan deze drugs mee terug te nemen. Daarom had hij ook een grote hoeveelheid contant geld meegenomen. Dat de deal nog niet rond was, doet hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet af.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank voorts dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [betrokkene 1] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Ook met de anderen in de woning is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking nu de verdachte en [betrokkene 1] daar op afspraak aanwezig waren en het voor alle betrokkenen duidelijk was dat er cocaïne verkocht/gekocht ging worden. Daarmee acht de rechtbank het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid cocaïne bewezen.
4.3.3.
Standpunt verdediging ten aanzien van feit 3
Door de verdediging is vrijspraak bepleit nu het overhandigen van de wapens aan [betrokkene 1] door verdachte onvoldoende is voor het medeplegen van het voorhanden hebben van deze wapens.
4.3.4.
Beoordeling
De verdachte heeft tegenover de politie en ter zitting verklaard dat hij op verzoek van [betrokkene 1] twee wapens, een Walther en een 9 mm Tsjechisch pistool, vanuit Amsterdam heeft mee genomen in een busje naar Rotterdam. Eenmaal in Rotterdam heeft de verdachte de wapens uit de verborgen ruimte in het busje gehaald. Naar eigen zeggen heeft de verdachte hierna beide wapens aan [betrokkene 1] gegeven, waarna zij de woning zijn binnen gegaan. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit dit handelen van de verdachte reeds van een nauwe en bewuste samenwerking met [betrokkene 1] ten aanzien van het voorhanden hebben van de wapens. Of de verdachte hierbij zelf een wapen heeft gedragen of dat hij beide wapens heeft afgegeven aan [betrokkene 1] acht de rechtbank niet doorslaggevend. Duidelijk is immers dat de verdachte en [betrokkene 1] de wapens bij zich hadden om mee te nemen naar de woning waar de koop zou worden gesloten. De rechtbank acht hiermee het medeplegen van het voorhanden hebben van twee vuurwapens en de zich op dat moment daarin bevindende munitie bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 15 januari 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5998,6 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 15 januari 2015 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, vuurwapens van Categorie II evan de Wet wapens en munitie, en voor deze vuurwapens geschikte
munitie van Categorie II van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2.
Medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
3.
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met een wapen van categorie II, meermalen gepleegd;
en
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is naar Rotterdam gekomen om een drugsdeal te sluiten. De verdachte heeft voor dit bezoek samen met een ander twee semi-automatische vuurwapens en een grote som geld meegenomen. De verdachte wilde samen met die ander vijf kilo onversneden cocaïne kopen. Hij heeft vervolgens, samen met anderen, in de woning daadwerkelijk een grote hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad.
Het aanwezig hebben van dergelijke grote hoeveelheid cocaïne en twee semi-automatische vuurwapens zijn ernstige feiten en rechtvaardigen de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 september 2016, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld.
De verdachte heeft bewust de twee vuurwapens meegenomen in een situatie waarin sprake is van illegale (drugs)handel, waarbij hij op de hoogte was van het feit dat de verkopende partij ook in het bezit was van (een) vuurwapen(s). Het is een bekend gegeven dat drugshandel regelmatig gepaard gaat met vuurwapengeweld. De verdachte kon zich in deze omstandigheden realiseren dat het meenemen van vuurwapens zou kunnen leiden tot het gebruik daarvan. In dit geval zijn er daadwerkelijk twee personen omgekomen door het vuurwapengeweld dat mede met de door verdachte meegebrachte wapens is gepleegd. Het gevaarzettende karakter van het voorhanden hebben van vuurwapens en de daarmee gepaard gaande risico’s voor personen zijn daarmee op een trieste wijze onderstreept. Deze omstandigheden werken straf verhogend.
Ook de omstandigheid dat de verdachte de bewezen verklaarde feiten tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gepleegd, werkt straf verhogend.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor het bezit van vijf kilo cocaïne en het bezit van vuurwapens van categorie II met bijbehorende munitie. Gelet hierop acht de rechtbank ten aanzien van de cocaïne vierentwintig maanden gevangenisstraf passend en geboden.
Ten aanzien van het bezit van twee wapens van categorie II en de bijbehorende munitie acht de rechtbank gezien de straf verhogende omstandigheden van het geval, zoals zij reeds heeft overwogen, eveneens een straf van vierentwintig maanden passend en geboden.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van in totaal vier jaren passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat zij met deze strafoplegging voldoende rekening heeft gehouden met het feit dat de verdachte zelf ook gewond is geraakt.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van 4 (vier) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. I.W.M. Laurijssens en K. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. Herlaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2016.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 15 januari 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade (een)
perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven heeft
beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer vuurwapens een of meer kogels in/door het/de licha(a)m(en) van
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde(n) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is/zijn overleden;
(Art. 289 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair
hij op of omstreeks 15 januari 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een) perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers
heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk
met een of meer vuurwapens een of meer kogels in/door het/de licha(a)m(en) van
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] is/zijn overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van
enig strafbaar feit, te weten - een diefstal met geweld (in vereniging), althans een poging daartoe (strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 312 (jo 45) van het Wetboek van Strafrecht) en/of - een afpersing (in vereniging), althans een poging daartoe (strafbaar gesteld in de artikelen 317 (jo 45) jo 47 van het Wetboek van Strafrecht) en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of
het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(Art. 288 jo 47 (jo 45) Wetboek van Strafrecht)
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 15 januari 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote)
hoeveelheid cocaine en/of een (groot) geldbedrag, in elk geval enig(e)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of Serxho [getuige], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [getuige], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, of met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
Serxho [getuige] heeft gedwongen tot de afgifte van een (grote) hoeveelheid cocaine
en/of een (groot) geldbedrag, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [getuige], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit het - aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [getuige] (dreigend) tonen/voorhouden van een of meer vuurwapens en/of - (met kracht) (met een vuurwapen) slaan op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of - met een of meer vuurwapens schieten van een of meer kogels in/door het/de licha(a)m(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of - met een vuurwapen schieten van een kogel in/door de arm van die [getuige], terwijl het feit voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de dood ten gevolge heeft gehad;
(art. 312/317 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Meest Subsidiair
hij op of omstreeks 15 januari 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of
zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen 5998,6 gram,
althans een (grote) hoeveelheid cocaine en/of een (groot) geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
Serxho [getuige], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of
te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [getuige], met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, of met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
Serxho [getuige] heeft gedwongen tot de afgifte van een (grote) hoeveelheid cocaine
en/of een (groot) geldbedrag, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [getuige], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit het - aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [getuige] (dreigend) tonen/voorhouden van een of meer vuurwapens en/of - (met kracht) (met een vuurwapen) slaan op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of - met een of meer vuurwapens schieten van een of meer kogels in/door het/de licha(a)m(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of - met een vuurwapen schieten van een kogel in/door de arm van die [getuige], terwijl het feit voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de dood ten gevolge heeft gehad
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5998,6 gram, in elk geval een
(grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art. 2 jo 10 Opiumwet)
3.
hij op of omstreeks 15 januari 2015 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met
(een) ander(en), althans alleen, een of meer vuurwapens van Categorie II en/of
III van de Wet wapens en munitie, en/of voor dit/deze vuurwapen(s) geschikte
munitie van Categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;