ECLI:NL:RBROT:2016:9197
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete opgelegd aan horeca-exploitant wegens overtreding van de Tabakswet
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een horeca-exploitant en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De eiser, handelend onder de naam [Naam], had een boete van € 4.500,- opgelegd gekregen wegens herhaalde overtredingen van artikel 10, eerste lid, van de Tabakswet. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 16 oktober 2014 in de horeca-inrichting van eiser een waterpijp werd gerookt in een voor het publiek toegankelijke ruimte, terwijl daar ook gewerkt werd. Eiser stelde dat er een rookruimte was waar de waterpijp werd gerookt, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet was aangetoond en dat de overtreding vaststond.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat de overtreding was vastgesteld op basis van een proces-verbaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Eiser had in bezwaar geen argumenten aangedragen over de rookruimte, en de rechtbank oordeelde dat de besluiten van verweerder niet onterecht waren, ondanks dat de wetgeving ten tijde van de overtreding anders was dan de wetgeving waarop de besluiten waren gebaseerd. De rechtbank concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was voor matiging van de boete, gezien de financiële situatie van eiser.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers onder de Tabakswet en de noodzaak om een rookverbod in te stellen in ruimtes waar werknemers werkzaam zijn. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de financiële omstandigheden van eiser geen bijzondere redenen vormden voor het verlagen van de boete, aangezien hij in loondienst was en zijn inkomen boven de bijstandsnorm lag. De rechtbank heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken en het beroep ongegrond verklaard.