Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser1] ,
[eiser2],
1.[gedaagde1] ,
[gedaagde2],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de overgelegde producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eisers]
- de pleitnota van [gedaagden] .
2.De feiten
Van algemene bekendheid is dat de asbestvezels hiervan gemakkelijk kunnen loslaten, hetgeen (zeer) schadelijk kan zijn voor de gezondheid.” Bij eindvonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 april 2016 zijn [gedaagden] onder meer veroordeeld tot betaling aan [eisers] van een schadevergoeding van € 99.244,-, vermeerderd met rente en kosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.Het geschil
i.gevorderde gedetailleerde overzicht, gestaafd met
4.De beoordeling
.[gedaagden] voeren niet aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zich in de woning veel van deze soort asbest bevindt. Een feit van algemene bekendheid is uit de aard der zaak niet weerlegbaar, zodat het significante gezondheidsrisico een gegeven is, en niet slechts beweerd. Het eindvonnis in de bodemprocedure is al weer een aantal maanden geleden gewezen en de veiligheidsrisico’s zijn al in het tussenvonnis in de bodemprocedure aan de orde gekomen. Dit maakt dat voortdurend en sinds geruime tijd sprake is van een spoedeisend belang. Dit oordeel heeft te gelden ongeacht of thans een hoger beroepsprocedure aanhangig is in de bodemprocedure ( [gedaagden] hebben ter zitting aangevoerd dat zij hoger beroep hebben aangetekend, terwijl [eisers] in punt 1 van hun dagvaarding stellen dat het vonnis in de bodemprocedure kracht van gewijsde heeft). De voorzieningenrechter ziet voorts geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van [eisers] dat zij financieel niet in staat zijn om de schadepost van € 100.000,- zelf te dragen, althans niet in wezenlijke mate.
Een schuldenaar is wel in beginsel verplicht een schuldeiser die een veroordeling tot betaling van een geldsom jegens hem verkreeg, inlichtingen omtrent zijn inkomens- en vermogenspositie en omtrent voor verhaal vatbare goederen te verschaffen. Zulks is aanvaard bij de parlementaire behandeling van het eerste gedeelte van de Invoeringswet van de Boeken 3, 5 en 6 NBW (memorie van antwoord Bijl. Hand. II 1981–1982, 16 593, nr 5, p. 11–12). Het is thans ook tot uitdrukking gebracht in art. 475g Rv (ingevoegd bij de Wet van 13 dec. 1990, Stb. 605, in werking getreden op 1 april 1991).